
De Slag in de Filipijnenzee, gevoerd op 19 en 20 juni 1944, was een belangrijke marine confrontatie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het conflict markeerde een definitieve verzwakking van het Japanse Keizerlijke Marineluchtwapen en vond plaats tijdens de Amerikaanse amfibische herovering van de Marianen-eilanden in de Stille Oceaan. Deze veldslag, de laatste van vijf grote gevechten tussen vliegdekschepen, bracht een keerpunt in de oorlog.
Inhouds opgave
Historische Context
Het Strategische Belang van de Marianen
De Marianen-eilanden, waaronder Saipan en Guam, waren van groot strategisch belang. Controle over deze eilanden bracht Amerikaanse bommenwerpers binnen bereik van Japanse thuisbases. Dit zou uiteindelijk bijdragen aan de verwoestende bombardementen op Japanse steden in 1945.
Voor Japan symboliseerden de Marianen een essentiële verdedigingslinie. Het verlies van deze eilanden zou een directe bedreiging vormen voor hun heerschappij in de regio en de aanvoer van grondstoffen vanuit Zuidoost-Azië verder bemoeilijken.
Het Japanse A-Go Plan
De Japanse vloot was ernstig verzwakt door eerdere verliezen, zoals bij Midway en de Salomonseilanden. Admiraal Soemu Toyoda ontwierp in 1944 het A-Go Plan, een grootschalige strategie om de Amerikaanse vloot uit te schakelen in een beslissende slag. Hoewel ambitieus, werd dit plan gedwarsboomd door Amerikaanse inlichtingen, die belangrijke details ontdekten via buitgemaakte documenten en onderschepte communicatie.

Amerikaanse Strategie en Voorbereidingen
Het Amerikaanse Vijfde Vloot Offensief
De Amerikaanse Vijfde Vloot, onder leiding van admiraal Raymond Spruance, coördineerde een omvangrijk offensief in de Stille Oceaan. Hun primaire doel was om de Japanse vloot te neutraliseren en tegelijkertijd de invasie van Saipan te beschermen.
Dankzij hun industriële capaciteit beschikten de Verenigde Staten over een overvloed aan vliegdekschepen en getrainde piloten. De Amerikanen ontwikkelden bovendien een geavanceerd luchtafweersysteem met behulp van radargeleide onderscheppingen en de nieuwe VT-fuze-technologie, die effectiever was tegen luchtaanvallen.
Japanse Zwakheden
De Japanse marine leed aan een tekort aan ervaren piloten en brandstof. Na eerdere verliezen duurde het lang om piloten te trainen, en velen van hen gingen zonder voldoende voorbereiding de strijd in. Bovendien bemoeilijkte het tekort aan geraffineerde olie de operationele efficiëntie van hun schepen en vliegtuigen.
Achterstand in doctrines en technologie
In 1944 liepen de Japanners in de Tweede Wereldoorlog ver achter op het gebied van technologie en militaire doctrines. Terwijl de Verenigde Staten geavanceerde radar, luchtafweersystemen zoals de proximity-fuze en krachtige vliegtuigen zoals de F6F Hellcat gebruikten, bleef Japan afhankelijk van verouderde technologieën en tactieken. Hun doctrines waren minder flexibel en misten de gestandaardiseerde trainingsprogramma’s die de Amerikanen een voordeel gaven. Het Japanse piloottrainingsprogramma kon de verliezen aan ervaren bemanningen niet opvangen. Deze achterstand zorgde ervoor dat de Japanse luchtmacht en marine aanzienlijk in het nadeel waren, vooral tijdens de Slag in de Filipijnenzee.

De Rol van Combat Information Centers (CIC) in de Slag
Coördinatie en Overzicht vanaf de Vliegdekschepen
Een belangrijk aspect van de Amerikaanse tactische superioriteit tijdens de Slag in de Filipijnenzee was het gebruik van Combat Information Centers (CIC) aan boord van vliegdekschepen. Deze centra fungeerden als het zenuwcentrum van de vloot, waar inlichtingen werden verzameld, geanalyseerd en gebruikt om real-time beslissingen te nemen. Dankzij een combinatie van geavanceerde radar en effectieve radiocommunicatie konden de CIC’s een volledig overzicht van het slagveld creëren en gevechten sturen.
Begeleiding van Luchtformaties
De CIC’s coördineerden grote luchtformaties, zoals de Combat Air Patrols (CAP), die werden ingezet om vijandelijke vliegtuigen te onderscheppen voordat ze de Amerikaanse vloot bereikten. Door gebruik te maken van radargegevens konden de Amerikaanse Hellcat-piloten nauwkeurig naar hun doelen worden geleid, vaak met succes lang voordat de Japanse vliegtuigen de schepen bereikten. Dit speelde een belangrijke rol in de bescherming van de vliegdekschepen en de invasievloot.
Het Air Operations Center (AirOps) op vliegdekschepen zoals de USS Lexington coördineerde nauwgezet luchtoperaties, inclusief het plannen, lanceren en begeleiden van vliegtuigen. Carrier Air Traffic Control Center (CATCC), beheerde luchtverkeersstromen, inclusief het lanceren en landen van vliegtuigen.
Het Air Operations Center (AirOps) was nauw verbonden met de Combat Information Center (CIC) en functioneerde vaak als een gespecialiseerd onderdeel ervan, vooral op vliegdekschepen. Terwijl de CIC als centraal zenuwcentrum diende voor het verzamelen en evalueren van alle gevechtsinformatie, richtte AirOps zich specifiek op de planning, coördinatie en uitvoering van luchtoperaties.
Samenwerking met Luchtafweer
Naast luchtoperaties speelden de CIC’s een sleutelrol in de coördinatie van luchtafweer. Door vijandelijke formaties in real-time te volgen, konden de schepen van de vloot zich voorbereiden op inkomende aanvallen. Deze combinatie van luchtafweer en CAP maakte de Amerikaanse vloot bijna ondoordringbaar voor Japanse aanvallen.
Begin van de Slag
De Eerste Bewegingen
Op 12 juni 1944 voerden Amerikaanse vliegdekschepen luchtaanvallen uit op Japanse posities in de Marianen. Deze aanvallen waren gericht op het neutraliseren van vijandelijke vliegvelden en het verzwakken van de Japanse luchtmacht in de regio. De omvang en intensiteit van deze aanvallen dwongen de Japanse vloot om te reageren. Het Japanse plan was om de Amerikaanse vliegdekschepen in een hinderlaag te lokken, gebruikmakend van zowel land gebaseerde als maritieme luchtstrijdkrachten. Dit plan, genaamd A-Go, was bedoeld om een beslissende slag te leveren die de Amerikaanse opmars in de Stille Oceaan zou stoppen.
De Japanse strategie was echter afhankelijk van een succesvolle coördinatie van schepen en vliegtuigen, en hun vermogen om een overweldigende aanval te lanceren. Dit bleek een uitdaging, aangezien de Amerikanen beschikten over superieure inlichtingen en technologie.
Amerikaanse Reactie
De Amerikaanse vloot, onder leiding van Admiraal Marc Mitscher van Task Force 58, was voorbereid op het Japanse offensief dankzij gedetailleerde inlichtingen en de onderschepping van Japanse plannen. Deze informatie werd verzameld en geanalyseerd in de Combat Information Centers (CIC) aan boord van de Amerikaanse vliegdekschepen. De CIC’s gebruikten geavanceerde radar om vijandelijke bewegingen vroegtijdig te detecteren en Combat Air Patrols (CAP) in te zetten.
Admiraal Mitscher reageerde op de Japanse bewegingen door zijn vliegdekschepen strategisch naar het westen te verplaatsen, weg van de Marianen, om de Japanse vloot op zee te onderscheppen. Tegelijkertijd coördineerden de CIC’s het luchtruim boven de vloot en begeleidden ze Amerikaanse vliegtuigen naar vijandelijke doelen met een ongekende precisie. De nauwkeurige afstemming tussen radar, luchtpatrouilles en scheepsbewegingen stelde de Amerikaanse vloot in staat om de Japanse aanvallen niet alleen af te slaan, maar ook effectief te counteren.
Na hun voorbereidende bewegingen en het effectief inzetten van gevechtspatrouilles bereidde de Amerikaanse vloot zich voor op de volgende fase van de strijd. De Japanse luchtmacht opende de aanval, wat zou leiden tot een van de meest eenzijdige luchtgevechten in de geschiedenis.

Het Luchtgevecht: “The Great Marianas Turkey Shoot”
De Japanse Aanvalsgolven
De slag begon in de vroege ochtend van 19 juni 1944, toen Japanse verkenningsvliegtuigen de Amerikaanse vloot detecteerden. Dit leidde tot de lancering van vier grote aanvalsgolven, bestaande uit honderden vliegtuigen, waaronder Mitsubishi A6M Zeros en D4Y “Judy” duikbommenwerpers. De Japanse strategie was gericht op het overweldigen van de Amerikaanse defensie met een combinatie van bommenwerpers en torpedovliegtuigen.
Hoewel de Japanse vliegtuigen talrijk waren, kampten ze met aanzienlijke nadelen. Veel piloten hadden onvoldoende training en weinig gevechtservaring, wat hun effectiviteit in de lucht ernstig beperkte. Bovendien waren hun vliegtuigen, hoewel in eerdere stadia van de oorlog formidabel, technologisch inferieur aan de Amerikaanse Grumman F6F Hellcats, die sneller, beter bepantserd en sterker bewapend waren.
Amerikaanse Verdediging
De Amerikaanse vloot was goed voorbereid op de Japanse aanval, grotendeels dankzij de coördinatie vanuit de Combat Information Centers (CIC) aan boord van de vliegdekschepen. Deze centra gebruikten geavanceerde radar om de inkomende vijandelijke formaties vroegtijdig te detecteren. Dit stelde de CIC’s in staat om Combat Air Patrols (CAP) van Hellcats nauwkeurig naar hun doelen te leiden, vaak nog voordat de Japanse vliegtuigen binnen bereik van de schepen kwamen.
Eenmaal in de lucht wisten de Hellcats de Japanse aanvalsgolven te verstoren en de meeste vliegtuigen neer te halen voordat ze schade konden aanrichten. Tegelijkertijd werkten de CIC’s nauw samen met de luchtafweer van de schepen, wat een tweede verdedigingslinie creëerde. Deze combinatie van radargeleide onderscheppingen en zwaar luchtafweervuur bleek verwoestend voor de Japanse luchtmacht.
Tijdens de gevechten verloren de Japanners meer dan 350 vliegtuigen, een verlies dat ze niet konden herstellen. De Amerikanen verloren daarentegen slechts 30 vliegtuigen, een verschil dat de cynische bijnaam “The Great Marianas Turkey Shoot” opleverde. De ongelijke strijd benadrukte niet alleen de technologische en tactische voorsprong van de Amerikanen, maar ook de onomkeerbare achteruitgang van de Japanse luchtmacht.
Terwijl de luchtstrijd in volle gang was, speelden Amerikaanse onderzeeërs een sleutelrol door operaties uit te voeren tegen Japanse vliegdekschepen, wat een grote impact had op het verloop van de slag. In de documentaire serie van Victory at Sea wordt deze slag The Turkey Shoot de vernietiging van de Japanse vloot belicht.
Het Japanse vliegdekschip Taihou, tot zinken gebracht door een Amerikaanse onderzeeër tijdens de Slag in de Filipijnenzee, juni 1944.
Onderzeebootaanvallen: Het Zinken van Taihō en Shōkaku
Amerikaanse onderzeeërs speelden een grote rol tijdens de slag. De USS Albacore en USS Cavalla slaagden erin om respectievelijk de vliegdekschepen Taihō en Shōkaku tot zinken te brengen.
- USS Albacore en Taihō: De Albacore lanceerde een torpedoaanval op Taihō, het nieuwste Japanse vliegdekschip. Hoewel de aanvankelijke schade beperkt leek, veroorzaakten lekkages van vliegtuigbrandstof een reeks explosies die het schip vernietigden.
- USS Cavalla en Shōkaku: De Cavalla torpedeerde Shōkaku, wat leidde tot enorme branden en een fatale explosie van vliegtuigbrandstof. Het schip zonk met het verlies van meer dan duizend bemanningsleden.
Deze verliezen waren een zware slag voor de Japanse vloot. Met de vernietiging van twee van hun grootste vliegdekschepen verloren ze een aanzienlijk deel van hun luchtcapaciteit.
Amerikaanse Tegenaanval: Het Laatste Licht
Een Risicovolle Beslissing
In de namiddag van 20 juni 1944 ontdekten Amerikaanse verkenningsvliegtuigen eindelijk de hoofdmacht van de Japanse vloot. De Japanse schepen bevonden zich echter op de uiterste rand van het bereik van de Amerikaanse vliegdekschepen. Admiraal Mitscher, commandant van Task Force 58, stond voor een moeilijke keuze: wachten op een betere gelegenheid of onmiddellijk een grootschalige aanval lanceren. Mitscher koos voor actie en gaf toestemming om meer dan 200 vliegtuigen in te zetten voor een aanval op de Japanse schepen, ondanks de risico’s die dit met zich meebracht.
Een belangrijke factor in dit besluit was het vermogen van de Combat Information Centers (CIC) om de operatie te coördineren. De CIC’s leverden real-time gegevens over de posities van zowel vijandelijke als eigen vliegtuigen. Hierdoor konden de piloten ondanks de grote afstand effectief naar hun doelen worden geleid. Dit technologische voordeel gaf Mitscher het vertrouwen om een aanval op lange afstand te riskeren.
Aanvallen op de Japanse Vloot
Meer dan 200 Amerikaanse vliegtuigen voerden aanvallen uit op de Japanse schepen. Hoewel zware luchtafweer de Amerikaanse vliegtuigen uitdaagde, slaagden ze erin om de lichte vliegdekschepen Hiyō te vernietigen en andere schepen, zoals Zuikaku en Junyō, te beschadigen.
De Japanse verliezen waren zwaar, maar veel schepen bleven operationeel. Amerikaanse piloten overschatten vaak de schade vanwege de zichtbare explosies en waterfonteinen veroorzaakt door dichtbije treffers.
Nachtelijke Terugkeer
Na de aanval op de Japanse vloot in de late namiddag van 20 juni moesten de Amerikaanse vliegtuigen in het donker terugkeren naar hun vliegdekschepen. Dit was een complexe en gevaarlijke operatie, omdat veel vliegtuigen laag in brandstof zaten en nachtelijke landingen uiterst riskant waren. Admiraal Mitscher nam een ongebruikelijke beslissing door alle schepen in de vloot te bevelen hun lichten te ontsteken om de piloten te helpen hun vliegdekschepen te lokaliseren. Hoewel dit de schepen blootstelde aan mogelijke vijandelijke aanvallen, gaf het de piloten een essentiële visuele gids in de duisternis.
De CIC speelden een centrale rol bij het leiden van de terugkerende vliegtuigen. Door gebruik te maken van radargegevens en radiocommunicatie konden de CIC’s de exacte posities van de vliegtuigen volgen en hen naar de vloot navigeren. Dit was van groot belang, vooral omdat sommige vliegtuigen ver uit koers waren geraakt tijdens de aanval.
Ondanks deze coördinatie gingen ongeveer 80 vliegtuigen verloren door brandstofgebrek of ongelukken. De meeste piloten konden echter worden gered, dankzij de snelle acties van reddingsschepen en de nauwgezette begeleiding door de CIC’s.

Gevolgen en Strategische Impact
Na de intensieve gevechten op 19 en 20 juni 1944 stond het strategische landschap in de Stille Oceaan voorgoed in het voordeel van de Geallieerden. De Slag in de Filipijnenzee betekende niet alleen een militaire nederlaag voor Japan, maar ook een symbolische bevestiging van de Amerikaanse dominantie op zee en in de lucht.
Strategische Gevolgen voor Japan
Verlies van Vliegdekschepen en Vliegtuigen
Tijdens de slag verloor Japan drie grote vliegdekschepen: Taihō, Shōkaku en Hiyō. Samen met honderden vliegtuigen en hun bemanningen betekende dit verlies dat de Japanse marine haar slagkracht niet meer kon herstellen. Het gebrek aan getrainde piloten was wellicht nog ernstiger, omdat de Japanse trainingsprogramma’s de snelheid van verliezen niet konden bijbenen.
De strategische implicatie was duidelijk: de Japanse vloot kon niet langer concurreren met de Amerikaanse marine. De Slag in de Filipijnenzee maakte een einde aan Japanse offensieve carrieroperaties en dwong hen om defensieve tactieken te hanteren, met een toenemende afhankelijkheid van land- en zelfmoordaanvallen (kamikaze).
Beperkingen in Brandstof en Logistiek
Japan kampte al met een ernstig tekort aan geraffineerde brandstof, een probleem dat de slag verder verergerde. Vliegdekschepen moesten gebruik maken van minderwaardige olie, wat leidde tot technische storingen en verhoogde risico’s. Deze logistieke beperkingen zorgden ervoor dat Japan geen effectieve tegenaanvallen meer kon plannen of uitvoeren.
Amerikaanse Overwinning en Dominantie
Controle over de Marianen
De Amerikaanse overwinning in de Filipijnenzee verzekerde de succesvolle herovering van de Marianen-eilanden. Saipan, Tinian en Guam vielen kort na de slag in Amerikaanse handen. Deze overwinningen stelden de Verenigde Staten in staat om strategische vliegvelden te bouwen, waar B-29 Superfortress-bommenwerpers Japanse steden konden bereiken.
De herovering van deze eilanden was een belangrijke stap in het bredere eiland-hoppenoffensief van de Amerikanen, dat hen dichter bij het Japanse vasteland bracht.
Psychologisch Effect
De eenzijdige verliezen van de Japanse vloot, inclusief het grote aantal vliegtuigen dat werd neergehaald, zorgden voor een psychologische klap bij de Japanse marine en luchtmacht. Aan de Amerikaanse kant versterkte de overwinning het vertrouwen in hun technologische superioriteit, tactieken en getrainde bemanningen.
Kritiek en Evaluatie van Amerikaanse Strategie
Besluitvorming van Admiraal Spruance
Admiraal Raymond Spruance, bevelhebber van de Vijfde Vloot, kreeg zowel lof als kritiek voor zijn conservatieve aanpak. Door prioriteit te geven aan de bescherming van de invasievloot bij Saipan, voorkwam hij aanzienlijke verliezen, maar critici beweren dat hij een kans miste om de Japanse vloot volledig te vernietigen.
Spruance’s voorzichtigheid kan worden vergeleken met de meer agressieve benadering van Admiraal William Halsey bij de Slag in de Golf van Leyte later dat jaar. Waar Halsey het risico nam om de Japanse vloot te achtervolgen, koos Spruance voor zekerheid, wat zorgde voor een minder riskante, maar ook minder beslissende overwinning.
Technologische Superioriteit
Een belangrijke factor in de Amerikaanse overwinning was de technologische voorsprong. De F6F Hellcat overtrof de Japanse A6M Zero in bijna alle opzichten, en nieuwe radar- en luchtafweertechnologie zorgden voor een effectieve verdediging tegen aanvallen.
Slag in de Filipijnenzee 1944: Impact en Lessen
De Slag in de Filipijnenzee had niet alleen directe militaire gevolgen, maar speelde ook een sleutelrol in de bredere context van de Tweede Wereldoorlog. Dit laatste deel bespreekt de impact op de Japanse en Amerikaanse oorlogsstrategieën, de lessen die werden geleerd, en de betekenis van deze slag in het bredere kader van de geschiedenis.
Japanse Achteruitgang
Na de Slag in de Filipijnenzee was de Japanse Keizerlijke Marine niet langer een offensieve macht. De verliezen aan vliegdekschepen en luchtcapaciteit maakten grootschalige operaties onmogelijk. Dit betekende dat Japan voor de rest van de oorlog in een steeds defensievere positie verkeerde, wat leidde tot een grotere afhankelijkheid van landgebaseerde vliegtuigen en zelfmoordmissies (kamikaze-aanvallen).
Tijdens de Slag in de Golf van Leyte vier maanden later stuurde Japan zijn vliegdekschepen als afleidingsmanoeuvre zonder een functionele luchtmacht aan boord. Dit onderstreepte hoe de Japanse carrierstrijdkrachten effectief waren uitgeschakeld als offensieve eenheid.
Amerikaanse Dominantie in de Stille Oceaan
Voor de Verenigde Staten betekende de slag het consolideren van hun dominantie in de Stille Oceaan. De herovering van de Marianen stelde hen in staat directe aanvallen op het Japanse vasteland voor te bereiden. De strategische luchtoffensieven van B-29-bommenwerpers, die later zouden bijdragen aan de uiteindelijke Japanse capitulatie, waren een direct gevolg van de controle over deze eilanden.
De Amerikaanse marine bevestigde ook haar superioriteit in lucht- en zeeslagen, ondersteund door betere training, superieure technologie en een industrieel vermogen dat Japan niet kon evenaren.
Lessen uit de Slag
Technologische Voorsprong
De rol van technologie was een doorslaggevende factor in de Amerikaanse overwinning. De combinatie van radargeleide onderscheppingen, verbeterde luchtafweertechnologie zoals de proximity-fuze, en robuuste vliegtuigen zoals de F6F Hellcat stelde de Amerikanen in staat om vijandelijke aanvallen effectief te neutraliseren. Even belangrijk was de rol van de Combat Information Centers (CIC), die een centrale functie vervulden in het coördineren van luchtoperaties en scheepsverdediging. Deze centra zorgden ervoor dat radargegevens in real-time werden omgezet in tactische acties, wat de efficiëntie en reactie van de Amerikaanse vloot aanzienlijk verhoogde.
Naast technologie speelden ook nieuwe Amerikaanse doctrines een sleutelrol. De Amerikaanse marine werkte met gestandaardiseerde procedures en trainingen die consistentie en effectiviteit garandeerden. Deze doctrines omvatten onder meer de integratie van radar met luchtpatrouilles, gecoördineerde luchtafweertechnieken en de flexibele inzet van lucht- en scheepsformaties. De doctrines stelden commandanten, ondersteund door de CIC’s, in staat om snel beslissingen te nemen en tactieken aan te passen aan veranderende omstandigheden.
Japan daarentegen bleef afhankelijk van verouderde technologie en had onvoldoende middelen om verliezen te vervangen. Hun doctrines waren minder flexibel en beperkter in reikwijdte, terwijl het gebrek aan infrastructuur voor piloottraining de effectiviteit van hun luchtmacht ondermijnde. Dit resulteerde in ongelijke gevechten tegen beter uitgeruste, beter getrainde en technologisch superieure Amerikaanse troepen.
Strategische Voorzichtigheid
Admiraal Raymond Spruance’s defensieve strategie was effectief in het beschermen van de Amerikaanse invasievloot, maar riep ook vragen op over gemiste kansen om de Japanse vloot volledig te vernietigen. Zijn aanpak benadrukt de afweging tussen agressieve en conservatieve strategieën in militaire operaties.
Hoewel critici Spruance’s besluitvorming bekritiseerden, zorgde zijn voorzichtigheid ervoor dat de Amerikaanse vloot grotendeels intact bleef, wat essentieel was voor toekomstige operaties.
Betrokken Eenheden en Slachtoffers
De Slag in de Filipijnenzee bracht een enorme machtsvertoning van beide kanten met zich mee, waarbij de Amerikaanse 5e Vloot tegenover de Japanse 1e Mobiele Vloot stond.
De Amerikaanse 5e Vloot, onder leiding van admiraal Raymond Spruance, bestond uit:
- 7 vlootvliegdekschepen (USS Enterprise, USS Essex, USS Yorktown, USS Hornet, USS Wasp, USS Bunker Hill, USS Lexington) en 8 lichte vliegdekschepen (USS Independence, USS Princeton, USS Belleau Wood, USS Cowpens, USS Langley, USS Cabot, USS Monterey, USS San Jacinto), samen goed voor ongeveer 900 vliegtuigen.
- Een ondersteuningsvloot van 7 slagschepen, 8 zware kruisers, 13 lichte kruisers, 68 torpedobootjagers, en 28 onderzeeërs.
De Japanse 1e Mobiele Vloot onder admiraal Jisaburō Ozawa beschikte over:
- 3 vlootvliegdekschepen (Taihō, Shōkaku, Zuikaku), 6 lichte vliegdekschepen (Hiyō, Junyō, Chiyoda, Chitose, Zuihō, Ryūhō), en ongeveer 450 carrier-gebaseerde vliegtuigen, aangevuld met 300 landgebaseerde vliegtuigen.
- Ondersteuning van 5 slagschepen, 7 zware kruisers, 2 lichte kruisers, 31 torpedobootjagers, 24 onderzeeërs, en 6 olietankers.
Verliezen
De Verenigde Staten verloren:
- 123 vliegtuigen, waarvan veel door brandstofgebrek of nachtelijke ongelukken.
- 109 doden en lichte schade aan een slagschip.
Japan leed zware verliezen:
- 2 vlootvliegdekschepen, 1 licht vliegdekschip, en 2 olietankers werden vernietigd.
- 550–645 vliegtuigen gingen verloren, samen met naar schatting 2.987 bemanningsleden.
- Meerdere schepen, waaronder 1 vlootvliegdekschip en 2 lichte vliegdekschepen, liepen zware schade op.
Deze ongelijke verliezen benadrukten de technologische en tactische superioriteit van de Amerikaanse vloot.
Conclusie
De Slag in de Filipijnenzee markeerde een belangrijk keerpunt in de Stille Oceaanoorlog. De vernietiging van de Japanse carrierluchtmacht en de verliezen aan vliegdekschepen maakten een einde aan Japanse offensieve capaciteiten. Deze nederlaag bracht niet alleen de Japanse marine in een permanente defensieve positie, maar ook de afhankelijkheid van land gebaseerde vliegtuigen en kamikaze-aanvallen in de latere fases van de oorlog.
Voor de Verenigde Staten was de slag een bevestiging van hun strategische en technologische superioriteit. Een belangrijk element hierin was het effectieve gebruik van Combat Information Centers (CIC). De CIC’s waren een symbool van de Amerikaanse vooruitgang op het gebied van inlichtingenverwerking en tactische coördinatie. Ze zorgden voor een optimale inzet van lucht- en scheepsoperaties, van het onderscheppen van Japanse aanvalsgolven tot het begeleiden van vliegtuigen tijdens riskante nachtelijke terugkeren.
De controle over de Marianen legde de basis voor het eindoffensief tegen Japan, inclusief de strategische bombardementen die uiteindelijk tot de Japanse overgave zouden leiden. Als een van de grootste lucht- en zeeslagen in de geschiedenis blijft de Slag in de Filipijnenzee een belangrijk onderwerp van studie voor militaire strategie, technologische innovaties en de impact van goed georganiseerde inlichtingen in oorlogsvoering.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding 1: US Navy, Public domain, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 2: historicair, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 3: U.S. Navy, Public domain, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 4: U.S. Navy, Public domain, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 5: Cliff, CC BY 2.0, via Wikimedia Commons
- Polmar, Norman (2008). Aircraft Carriers: A History of Carrier Aviation and Its Influence on World Events, 1946–2006, vol. II. Washington, D.C.: Potomac Books. ISBN 978-1-57488-665-8.
- Potter, E. B. (1990). Admiral Arleigh Burke. Naval Institute Press. ISBN 978-1-59114-692-6.
- Roscoe, T. (1949). Pig Boats. New York: Bantam Books. ISBN 0-553-13040-4.
- Shores, Christopher (1985). Duel for the Sky: Ten Crucial Battles of World War II. London: Grub Street. ISBN 978-0-7137-1601-6.
- Taylor, Theodore (1991) [1954]. The Magnificent Mitscher. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 1-55750-800-3.
- Tillman, Barrett (2006). Clash of the Carriers: The True Story of the Marianas Turkey Shoot of World War II. Penguin Group. ISBN 978-0-451-21956-5.
- Y’Blood, William T. (1981). Red Sun Setting: The Battle of the Philippine Sea. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 1-59114-994-0.
- Bleakley, Jack (1991). The Eavesdroppers. Canberra: Australian Government Publishing Service. ISBN 0-644-22303-0.
- Dull, Paul S. (1978). A Battle History of the Imperial Japanese Navy, 1941–1945. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 0-87021-097-1.
- Hornfischer, James D. (2016). The Fleet at Flood Tide: The U.S. at Total War in the Pacific, 1944–1945. Random House. ISBN 978-0-345-54872-6.
- Lacroix, Eric; Wells, Linton (1997). Japanese Cruisers of the Pacific War. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 0-87021-311-3.
- Smith, Douglas V. (2006). Carrier Battles: Command Decision in Harm’s Way. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 1-59114-794-8.
- Toll, Ian W. (2015). The Conquering Tide: War in the Pacific Islands, 1942–1944. New York: W. W. Norton. ISBN 978-0-393-08064-3.
- Bronnen Mei1940