De Slag in de Golf van Leyte, gevoerd van 23 tot 26 oktober 1944, wordt beschouwd als een van de grootste zeeslagen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Met meer dan 200.000 betrokken zeelieden en de inzet van een groot aantal oorlogsschepen en vliegtuigen, markeerde deze slag het begin van het einde voor de Japanse Keizerlijke Marine.
De slag was uniek vanwege de omvang en complexiteit, bestaande uit meerdere afzonderlijke gevechten, waaronder de Slag in de Sibuyan Zee, de Slag in de Straat van Surigao, de Slag bij Samar en de Slag bij Kaap Engaño.
Inhouds opgave
Historische Achtergrond
De Strategische Belang van de Filipijnen
De Filipijnen vormden een essentieel onderdeel van Japan’s verdedigingsring in Zuidoost-Azië. Ze waren noodzakelijk voor de aanvoer van grondstoffen zoals olie en rubber vanuit de bezette gebieden in Zuidoost-Azië naar het Japanse vasteland. Het verlies van de Filipijnen zou Japan’s bevoorradingslijnen doorsnijden en het land verder isoleren.
Voor de Geallieerden waren de Filipijnen een sleutel tot hun strategie in de Stille Oceaan. Het heroveren van de eilanden zou niet alleen strategische controle geven over belangrijke zeeroutes, maar ook een psychologische overwinning zijn. Generaal Douglas MacArthur, die in 1942 gedwongen was de Filipijnen te verlaten, maakte de herovering tot een persoonlijke missie, gesterkt door zijn beroemde belofte: “I shall return.”
Onderzeebootoorlog
De onderzeebootoorlog tegen Japan speelde een belangrijke rol in de geallieerde strategie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Amerikaanse onderzeeërs richtten aanzienlijke schade aan de Japanse koopvaardij- en oorlogsvloot, waardoor de aanvoer van brandstoffen en grondstoffen werd beperkt. Het bestrijden van deze onderzeeërs vereiste aanzienlijke inspanningen van Japan, ging gepaard met zware verliezen en leverde vaak onvoldoende resultaten op.
Zelfs zwaar bewaakte konvooien konden niet volledig worden beschermd. Deze aanhoudende aanvallen hadden een grote impact op de Japanse oorlogseconomie en beperkten de inzet van hun marine. De combinatie van economische verstoring en maritieme onveiligheid beïnvloedde de uitkomst van de oorlog in de Stille Oceaan.
Geallieerde Successen in de Stille Oceaan
In de aanloop naar de Slag in de Golf van Leyte hadden de Geallieerden aanzienlijke terreinwinst geboekt in de Stille Oceaan. Operaties zoals de Marianen-campagne (juni-juli 1944) en de Slag in de Filipijnenzee (juni 1944) hadden de Japanse luchtmacht en marine ernstig verzwakt. Bij de Slag in de Filipijnenzee verloren de Japanners drie vliegdekschepen en meer dan 600 vliegtuigen, samen met hun meest ervaren piloten. Dit verlies maakte de Japanse marine kwetsbaar voor toekomstige Geallieerde aanvallen.
Ondanks deze nederlagen bleef Japan vasthouden aan de strategie van een beslissende zeeslag. Admiraal Soemu Toyoda, commandant van de Japanse Gecombineerde Vloot, geloofde dat een goed gecoördineerde aanval in de Filipijnen de Geallieerde opmars kon stoppen.
Technologische en doctrine achterstand
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Japan een technologische en organisatorische achterstand op het gebied van radar, sonar, sensoren en inlichtingenverwerking. Hoewel Japan radar gebruikte, ontbrak een geïntegreerd gevechtsinformatiesysteem zoals het Amerikaanse Combat Information Center (CIC). De Amerikaanse doctrine combineerde technologische superioriteit met een focus op inlichtingenvergaring, waardoor gegevens van sensoren en onderschepte communicatie snel konden worden geanalyseerd en ingezet voor tactische besluitvorming.
Japanse schepen vertrouwden nog grotendeels op traditionele methoden en handmatige coördinatie, wat resulteerde in trage reacties en een beperkt overzicht van het slagveld. Deze achterstand in technologie, doctrine en inlichtingenverwerking verzwakte de effectiviteit van de Japanse marine aanzienlijk.
De Amerikaanse aanpak tijdens de Tweede Wereldoorlog, gekenmerkt door de integratie van radar, sonar, sensoren en inlichtingen in het Combat Information Center (CIC), is vergelijkbaar met moderne Network-Centric Warfare (NCW)-doctrine. NCW benadrukt het gebruik van technologie en verbonden systemen om een gedeeld operationeel beeld te creëren en sneller en effectiever beslissingen te nemen.
De Amerikaanse doctrine in de Stille Oceaan gebruikte een vroege vorm van deze benadering door sensorgegevens centraal te verzamelen, te analyseren en te verspreiden. Dit bood de Geallieerden een tactisch voordeel, vergelijkbaar met hoe NCW vandaag de dag real-time informatie deelt tussen schepen, vliegtuigen en commandocentra.
De Japanse Strategie: Operatie Shō-Gō 1
Het Plan voor een Beslissende Slag
Om de Geallieerde invasie van de Filipijnen te stoppen, lanceerde de Japanse marine Operatie Shō-Gō 1 (Operatie Overwinning 1). Dit ambitieuze plan was gericht op het lokken van de Amerikaanse marineschepen in een val en het vernietigen van de invasievloot. Het plan was complex en verdeeld over drie afzonderlijke Japanse strijdgroepen:
- De Centrale Strijdmacht onder viceadmiraal Takeo Kurita: Dit was de belangrijkste eenheid, bestaande uit vijf slagschepen, waaronder de Yamato en Musashi, tien zware kruisers en een groot aantal torpedobootjagers. Deze strijdmacht zou via de Straat van San Bernardino Leyte bereiken en de Geallieerde landingsvloot aanvallen.
- De Zuidelijke Strijdmacht, geleid door viceadmiraal Shoji Nishimura en later versterkt door viceadmiraal Kiyohide Shima: Deze eenheid zou via de Straat van Surigao aanvallen.
- De Noordelijke Strijdmacht onder viceadmiraal Jisaburō Ozawa: Deze groep, bestaande uit vliegdekschepen, was bedoeld als afleidingsmanoeuvre om de Amerikaanse Derde Vloot naar het noorden te lokken.
De bedoeling was om de Geallieerde marine in verwarring te brengen en verschillende eenheden afzonderlijk te vernietigen.
Tekortkomingen van de Japanse Marine
Hoewel Operatie Shō-Gō 1 ambitieus was, kampte de Japanse marine met aanzienlijke tekortkomingen. Het verlies van vliegtuigen en ervaren piloten tijdens eerdere gevechten had de vliegdekschepen van Ozawa gereduceerd tot vrijwel nutteloze schepen zonder effectieve luchtsteun. Daarnaast leidden ernstige brandstoftekorten ertoe dat veel schepen slechts beperkt inzetbaar waren. Ondanks deze beperkingen bleef de Japanse marineleiding geloven dat een gedurfde actie het tij zou kunnen keren.
Een bijkomend probleem was de verouderde Japanse doctrine, die gebaseerd bleef op individuele scheepscommandanten en traditionele gevechtsmethoden. Hoewel de Japanse marine radar had geïntroduceerd, was deze niet geïntegreerd in een geavanceerd gevechtsleidingssysteem zoals het Geallieerde Command Information System (CIS). Informatie van sensoren zoals radar en sonar werd traag verwerkt, en tactische beslissingen werden nog grotendeels vanaf de brug genomen. Dit resulteerde in een gebrek aan overzicht en inefficiënte besluitvorming.
Daarentegen maakten de Geallieerden gebruik van een moderne doctrine, waarin technologie en gecentraliseerde commandostructuren een sleutelrol speelden. Geavanceerde sensoren en goed getrainde bemanningen stelden hen in staat snel en effectief te reageren. Japanse sensoren waren minder geavanceerd en bemanningen onvoldoende getraind in het gebruik ervan.
Deze combinatie van technologische en doctrinaire achterstanden verzwakte de Japanse operaties aanzienlijk en droeg bij aan hun uiteindelijke nederlaag.
De Eerste Gevechten: Het Begin van de Slag
De Aanval in de Palawan Passage (23 oktober 1944)
De Slag in de Golf van Leyte begon op 23 oktober 1944 toen de Japanse Centrale Strijdmacht, onder leiding van viceadmiraal Takeo Kurita, door de nauwe Palawan Passage voer. De Amerikaanse onderzeeërs USS Darter en USS Dace lagen op de loer en detecteerden de Japanse vloot. Deze strategische ligging bood een unieke kans om enkele van de grootste oorlogsschepen van Japan te beschadigen of tot zinken te brengen.
In de vroege ochtend openden de onderzeeërs het vuur. USS Darter vuurde een salvo torpedo’s af en trof Kurita’s vlaggenschip, de zware kruiser Atago. Het schip zonk binnen enkele minuten, waardoor Kurita en honderden bemanningsleden in zee terechtkwamen. Kurita werd gered en overgeplaatst naar het slagschip Yamato. Ondertussen trof USS Dace de zware kruiser Maya, die eveneens snel zonk. De zware kruiser Takao raakte zwaar beschadigd en moest zich terugtrekken naar Brunei, geëscorteerd door twee torpedobootjagers.
Deze verrassingsaanval betekende een ernstige klap voor de Japanse Centrale Strijdmacht, maar het kernonderdeel van Kurita’s vloot bleef intact. De aanval had echter een belangrijke psychologische impact: Kurita’s eenheid begon de slag zonder haar vlaggenschip en verloor kostbare tijd door de noodzakelijke hergroepering.
De Slag in de Sibuyan Zee (24 oktober 1944)
De volgende dag probeerde Kurita zijn koers richting de Straat van San Bernardino te hervatten. Terwijl de Japanse vloot door de Sibuyan Zee voer, werd deze opgemerkt door Amerikaanse verkenningsvliegtuigen van de Derde Vloot, onder leiding van admiraal William F. Halsey Jr. Wat volgde was een reeks luchtbombardementen die enkele van de grootste schepen van de Japanse marine troffen.
De luchtaanvallen waren vooral gericht op het slagschip Musashi, een van de zwaarste slagschepen ooit gebouwd. Vliegtuigen van de Amerikaanse vliegdekschepen USS Intrepid, USS Essex en USS Lexington voerden in totaal drie golven van aanvallen uit. Musashi werd getroffen door minstens 17 bommen en 19 torpedo’s. Het slagschip, dat zwaar slagzij maakte, zonk in de late namiddag van 24 oktober.
Hoewel het verlies van Musashi een zware klap was, hield Kurita’s vloot vast aan de missie. Andere Japanse schepen, waaronder de zware kruiser Myōkō, raakten zwaar beschadigd, maar de kern van de vloot zette koers naar de Straat van San Bernardino. De Amerikaanse piloten rapporteerden het terugtrekken van Kurita’s schepen, wat bij admiraal Halsey de indruk wekte dat de Japanse dreiging was geneutraliseerd. Dit misverstand zou later fataal blijken.
De Eerste Kamikaze-aanvallen
Tijdens deze fase van de slag voerde Japan voor het eerst georganiseerde kamikaze-aanvallen uit. Deze nieuwe tactiek, waarbij piloten hun vliegtuigen op vijandelijke schepen stortten, werd op 25 oktober ingezet tegen Geallieerde schepen in Leyte. De escortecarrier USS Santee werd getroffen door een kamikaze, wat aanzienlijke schade veroorzaakte. Hoewel de schade beperkt bleef, markeerde deze aanval een nieuwe en angstaanjagende fase in de Japanse oorlogsvoering.
De Slag in de Straat van Surigao (25 oktober 1944)
In de nacht van 24 op 25 oktober naderde de Zuidelijke Strijdmacht van viceadmiraal Shoji Nishimura de Straat van Surigao. Deze eenheid bestond uit de oude slagschepen Yamashiro en Fusō, de zware kruiser Mogami en vier torpedobootjagers. Nishimura’s taak was het doorbreken van de Geallieerde linies om de landingsvloot bij Leyte aan te vallen.
De Amerikaanse Zevende Vloot, onder leiding van viceadmiraal Thomas C. Kinkaid, had echter een hinderlaag voorbereid. Amerikaanse torpedobootjagers en patrouilleboten voerden in de vroege ochtend verrassingsaanvallen uit, waarbij Fusō zwaar werd beschadigd en uiteindelijk zonk.
De belangrijkste aanval kwam van zes Amerikaanse slagschepen, waaronder de USS West Virginia en USS California, die gebruik maakten van radar om doelen te lokaliseren. Yamashiro werd zwaar beschadigd en zonk na meerdere treffers. Nishimura’s strijdmacht werd vrijwel volledig vernietigd, en alleen de torpedobootjager Shigure wist te ontsnappen.
De Slag in de Straat van Surigao was de laatste keer in de geschiedenis dat slagschepen direct tegen elkaar vochten. De Geallieerden behaalden een beslissende overwinning, en de Zuidelijke Strijdmacht werd geëlimineerd als een bedreiging voor de landingsvloot.
Het Keerpunt: De Slag bij Samar en Kaap Engaño
De Slag bij Samar (25 oktober 1944)
Na de vernietiging van de Zuidelijke Strijdmacht in de Straat van Surigao, leek de Geallieerde positie veilig. Ondertussen had de Japanse Centrale Strijdmacht onder viceadmiraal Takeo Kurita echter ongehinderd door de Straat van San Bernardino kunnen varen. Kurita’s vloot, bestaande uit vier slagschepen, zes zware kruisers, twee lichte kruisers en elf torpedobootjagers, zette koers naar de Amerikaanse landingsvloot bij Leyte.
In zijn pad bevond zich echter een kleine en kwetsbare Amerikaanse strijdmacht: Task Unit 77.4.3, beter bekend als Taffy 3. Deze eenheid, onder leiding van admiraal Clifton Sprague, bestond uit zes escortecarriers, drie torpedobootjagers en vier escortetorpedobootjagers. De schepen waren bedoeld voor luchtsteun aan grondtroepen en waren niet uitgerust om een directe confrontatie met een zware Japanse vloot aan te gaan.
Een Heroïsche Verdediging
Bij het ochtendgloren op 25 oktober werd Taffy 3 verrast door de opmars van Kurita’s vloot. Ondanks de overmacht zette Sprague alles in om de landingsvloot te beschermen. De escortecarriers lanceerden vliegtuigen met elke beschikbare bewapening, zelfs die niet bedoeld waren voor zeeslagen, zoals dieptebommen.
Tegelijkertijd voerden de torpedobootjagers en escortetorpedobootjagers aanvallen uit tegen de Japanse schepen. USS Johnston, onder bevel van luitenant-commandant Ernest E. Evans, viel de veel grotere Japanse schepen aan met torpedo’s en lichte bewapening. Dit moedige optreden, samen met aanvallen van de USS Hoel en USS Samuel B. Roberts, vertraagde de Japanse opmars aanzienlijk.
Kurita’s vloot leed aanzienlijke schade. De zware kruisers Chikuma en Suzuya werden uitgeschakeld door Amerikaanse luchtaanvallen, terwijl Kurita zelf verwarring ervoer door de vastberadenheid van Taffy 3. In de overtuiging dat hij tegen een hoofdvloot vocht, besloot hij zich terug te trekken. Hoewel Taffy 3 zware verliezen leed, met het verlies van de carriers USS Gambier Bay en meerdere torpedobootjagers, had hun actie de Japanse opmars gestopt.
De Slag bij Kaap Engaño (25-26 oktober 1944)
Terwijl de strijd bij Samar plaatsvond, richtte admiraal William F. Halsey Jr. zijn aandacht op de Noordelijke Strijdmacht van viceadmiraal Jisaburō Ozawa. Ozawa’s eenheid was een afleidingsmanoeuvre en bestond uit vier vliegdekschepen (waaronder Zuikaku, het laatste overgebleven schip van de Pearl Harbor-aanval), enkele lichte kruisers en torpedobootjagers. De vliegdekschepen waren grotendeels onbewapend, met slechts een handvol vliegtuigen aan boord.
Halsey geloofde dat Ozawa’s strijdmacht de belangrijkste Japanse dreiging vormde en stuurde zijn volledige Derde Vloot naar het noorden. Op 25 oktober voerden Amerikaanse vliegdekschepen massale luchtaanvallen uit. Zuikaku, samen met de lichte vliegdekschepen Chitose, Chiyoda en Zuihō, werd vernietigd. Verschillende escorteschepen, waaronder de torpedobootjager Akizuki, werden ook tot zinken gebracht.
Ozawa’s strategie was succesvol in het afleiden van Halsey, maar het betekende het einde van de Japanse vliegdekschepen als een effectieve strijdmacht. De Noordelijke Strijdmacht werd vernietigd, en Ozawa’s vlaggenschip Ōyodo moest vluchten.
Gevolgen, Analyse en Conclusies van de Slag in de Golf van Leyte
Strategische Impact van de Slag
De Slag in de Golf van Leyte had een verstrekkende impact op het verloop van de Tweede Wereldoorlog in de Stille Oceaan. De nederlaag van de Japanse Keizerlijke Marine betekende het einde van hun vermogen om grootschalige offensieve operaties uit te voeren. De Geallieerden wisten de Filipijnen te beveiligen, waardoor Japan werd afgesneden van de broodnodige grondstoffen uit Zuidoost-Azië, zoals olie en rubber.
Na de slag was de Japanse marine gereduceerd tot een defensieve strijdmacht. Het verlies van vier vliegdekschepen, drie slagschepen, zes zware kruisers en talloze escorteschepen zorgde ervoor dat Japan niet langer kon concurreren met de overweldigende zeemacht van de Geallieerden.
De herovering van de Filipijnen betekende dat de Geallieerden strategische controle kregen over de Stille Oceaan. Het stelde hen in staat om hun offensief voort te zetten richting Okinawa en uiteindelijk het Japanse vasteland.
De Opkomst van Kamikaze-aanvallen
Tijdens de Slag in de Golf van Leyte introduceerde Japan een nieuwe, wanhopige tactiek: kamikaze-aanvallen. Deze zelfmoordmissies, waarbij piloten hun vliegtuigen rechtstreeks op vijandelijke schepen stortten, werden uitgevoerd om Geallieerde schepen te beschadigen of tot zinken te brengen.
De kamikaze-aanvallen veroorzaakten aanzienlijke schade. Zo werd de escortecarrier USS St. Lo tot zinken gebracht door een kamikaze, en andere schepen zoals de USS Suwannee leden zware verliezen. Hoewel deze aanvallen tijdelijk succes boekten, konden ze het strategische verlies van Japan in Leyte niet omkeren.
Slachtoffers en Verliezen
De Slag in de Golf van Leyte was een van de meest kostbare maritieme veldslagen in de geschiedenis. Beide zijden leden zware verliezen, zowel in mensenlevens als in schepen.
- Geallieerde Verliezen:
- Schepen: 3 (lichte en/of escort) vliegdekschepen, 2 torpedobootjagers en 1 escortetorpedobootjager werden vernietigd.
- Mensenlevens: Meer dan 1.600 zeelieden en luchtmachtpersoneel kwamen om.
- Materiële schade: Meerdere schepen raakten beschadigd door kamikaze-aanvallen.
- Japanse Verliezen:
- Schepen: 26 schepen, waaronder 4 vliegdekschepen, 3 slagschepen en 6 zware kruisers, gingen verloren.
- Mensenlevens: Meer dan 10.000 Japanse zeelieden kwamen om.
Deze verliezen hadden een onomkeerbaar effect op de Japanse marine, die na Leyte niet meer in staat was om een serieuze dreiging te vormen voor de Geallieerden.
Strategische Analyse
De Slag in de Golf van Leyte wordt vaak aangehaald als een les in zowel succes als miscommunicatie. De Geallieerden behaalden een beslissende overwinning dankzij hun superieure luchtoverwicht, technologische voorsprong, coördinatie en de moed van kleinere eenheden zoals Taffy 3. Het gebruik van geavanceerde Command Information Systems (CIS) door de Geallieerden maakte een snelle integratie van sensorinformatie, zoals radar en sonar, mogelijk. Hierdoor konden zij een gedetailleerd overzicht van de slag behouden en effectief reageren op dreigingen. Deze technologische superioriteit speelde een belangrijke rol in hun overwinning.
Tegelijkertijd toonde de slag ook de zwakte van de Geallieerde commandostructuur. Het gebrek aan duidelijke communicatie tussen admiraal William F. Halsey Jr. en viceadmiraal Thomas C. Kinkaid leidde bijna tot een catastrofe bij Samar, waar de Japanse Centrale Strijdmacht onverwacht door de Straat van San Bernardino brak. Hoewel improvisatie en moed de Geallieerden redden, benadrukte dit incident de noodzaak van betere coördinatie tussen hun commandanten.
Aan Japanse zijde benadrukt de slag de gevaren van overmoed en slechte coördinatie. Hoewel het plan van Operatie Shō-Gō 1 ambitieus was, ontbraken de Japanse marine de middelen om het uit te voeren. Hoewel Japan radar en sonar in gebruik had genomen, waren deze sensoren van inferieure kwaliteit en slecht geïntegreerd in de gevechtsleiding. De verzamelde informatie werd traag verwerkt, en gevechten werden nog steeds grotendeels vanaf de brug geleid.
Dit stond in schril contrast met de Geallieerde aanpak, waar geavanceerde systemen zoals CIS zorgden voor een beter begrip van het slagveld. De lage geoefendheid van Japanse bemanningen in het gebruik van deze technologieën en de kritieke brandstoftekorten maakten een effectieve reactie op de complexe operaties van de Geallieerden vrijwel onmogelijk. Deze tekortkomingen, gecombineerd met een gebrek aan overzicht en strategische samenwerking, droegen bij aan de uiteindelijke nederlaag van Japan.”
Conclusie
De Slag in de Golf van Leyte was het begin van het einde voor de Japanse marine en een belangrijke stap in de Geallieerde overwinning in de Stille Oceaan. De vernietiging van de Japanse schepen en het verlies van de Filipijnen zorgden ervoor dat Japan volledig geïsoleerd raakte van essentiële grondstoffen.
De slag toonde niet alleen de technologische en strategische superioriteit van de Geallieerden, maar ook de moed van individuele bemanningsleden aan beide kanten. Hoewel Japan zich na Leyte bleef verzetten, was hun marine vanaf dat moment niet meer in staat om een invloed op de uitkomst van de oorlog uit te oefenen.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding 1: Kamikaze strike USS ST LO (CVE 63, Public domain, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 2: Japanese destroyer Yamakaze U.S. Navy. Post-work Cobatfor, Public domain, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 3: Map_of_Battle_of_Leyte_Gulf.jpg: United States Army derivative work: Gdr at en.wikipedia, Public domain, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 4: Naval History & Heritage Command , Public domain, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 5: United States Navy, Public domain, via Wikimedia Commons
- Afbeelding : USS Johnston U.S. Navy, Public domain, via Wikimedia Commons
- Brown, R. William (October 2001). “They Called Her ‘Carole Baby'”. Proceedings. U.S. Naval Institute. ISSN 0041-798X. Archived from the original on 14 September 2021. Retrieved 14 September 2021.
- Cassells, Vic (2000). The Capital Ships: Their Battles and their Badges. East Roseville, NSW: Simon & Schuster. ISBN 0-7318-0941-6.
- Coleman, Kent S., LCDR, USN (16 June 2006). Halsey at Leyte Gulf: Command Decision and Disunity of Effort. U.S. Army Command and General Staff College. ISBN 978-1-58487-172-5.
- Cutler, Thomas (1994). The Battle of Leyte Gulf: 23–26 October 1944. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 1-55750-243-9.
- Fuller, J. F. C. (1956a). The Decisive Battles of the Western World. Vol. III. London: Eyre & Spottiswoode. ISBN 1-135-31790-9.
- Hornfischer, James D. (2004). The Last Stand of the Tin Can Sailors: The Extraordinary World War II Story of the U.S. Navy’s Finest Hour. New York: Bantam. ISBN 0-553-80257-7.
- Lacroix, Eric; Linton Wells (1997). Japanese Cruisers of the Pacific War. Naval Institute Press. ISBN 0-87021-311-3.
- Morison, Samuel E. (1958). Leyte, June 1944 – January 1945. History of United States Naval Operations in World War II. Vol. XII. Boston: Little & Brown. ISBN 978-0-316-58356-3.
- Sauer, Howard (1999). The Last Big-Gun Naval Battle: The Battle of Surigao Strait. Glencannon Press. ISBN 1-889901-08-3.
- Thomas, Evan (2006). Sea of Thunder: Four Commanders and the Last Great Naval Campaign 1941–1945. Simon & Schuster. ISBN 978-0-7432-5221-8.
- Tully, Anthony P. (2009). Battle of Surigao Strait. Bloomington: Indiana University Press. ISBN 978-0-253-35242-2.
- Vego, Milan N. (2006). Battle for Leyte, 1944: Allied And Japanese Plans, Preparations, And Execution. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 1-55750-885-2.
- Willmott, H. P. (2005). The Battle of Leyte Gulf: The Last Fleet Action. Indiana University Press. ISBN 0-253-34528-6.
- Woodward, C. Vann (2007) [1947]. The Battle for Leyte Gulf: The Incredible Story of World War II’s Largest Naval Battle. Skyhorse Publishing. ISBN 978-1-60239-194-9.
- Bronnen Mei1940