De Abwehr: Duitse inlichtingendienst tijdens WOII verklaard

Soldaten van de OKW afdeling Ausland/Abwehr bij het coderen en decoderen van geheime berichten in de Duitse militaire inlichtingendienst.
Soldaten van de Duitse Abwehr bezig met het coderen en decoderen van berichten voor geheime militaire communicatie.

De Abwehr, Duits voor “verdediging”, was de militaire inlichtingendienst van Duitsland en functioneerde als het centrale orgaan voor contra-spionage en strategische inlichtingen voor de Reichswehr en later de Wehrmacht, vanaf 1920 tot aan de ontmanteling in 1944. De oprichting van de Abwehr vond plaats in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog, onder het Weimar-regime, hoewel het Verdrag van Versailles uit 1919 het Duitsland formeel verbood een militaire inlichtingendienst te onderhouden. Desondanks vormde de Duitse regering in 1920 een geheime inlichtingenorganisatie onder het Ministerie van Defensie, die de naam Abwehr kreeg.

De Abwehr was in eerste instantie verantwoordelijk voor defensieve inlichtingen, zoals het voorkomen van buitenlandse spionage binnen Duitsland. Dit primaire doel breidde echter snel uit naar offensieve inlichtingen, waaronder het verzamelen van strategische informatie over vijandelijke landen. De eerste leider van de Abwehr was majoor Friedrich Gempp, een voormalige assistent van kolonel Walter Nicolai, het hoofd van de Duitse inlichtingendienst tijdens de Eerste Wereldoorlog. Gempp bleek echter weinig effectief, en zijn opvolgers voerden grote veranderingen door in de organisatie.

De consolidatie van de Abwehr en haar structuur (1929–1938)

Onder generaal Kurt von Schleicher, een prominente figuur binnen de Reichswehr, werden in 1929 de inlichtingendiensten van de verschillende militaire afdelingen onder één organisatie gebracht en centraal geleid vanuit het Ministerie van Defensie. Hierdoor ontstond een uniformere en efficiëntere structuur. Elke militaire afdeling in Duitsland had nu zijn eigen Abwehr-kantoor, bekend als Abwehrstelle (Afgekort als “Ast”). Deze regionale kantoren waren georganiseerd per Wehrkreis (militaire districten) en hadden specifieke verantwoordelijkheden op het gebied van spionage, sabotage en contraspionage.

De benoeming van kapitein ter zee Conrad Patzig tot hoofd van de Abwehr in 1932 betekende een belangrijke stap in de professionalisering van de organisatie. Patzig, een marineofficier, introduceerde belangrijke verbeteringen in de communicatie en samenwerking met buitenlandse geheime diensten, met uitzondering van Italië. Onder zijn leiding werden Abwehr-operaties over de grens met Polen uitgevoerd, wat echter tot spanningen leidde met het SS-hoofd Heinrich Himmler en tot bezorgdheid over het risico van ontdekking door buitenlandse mogendheden. De gespannen relatie met de SS en de veiligheidsdienst (Sicherheitsdienst, SD) van de nazi-partij zou gedurende het bestaan van de Abwehr een blijvende bron van interne conflicten vormen.

De invloed van Wilhelm Canaris en de groei van de Abwehr (1935–1938)

In januari 1935 werd Wilhelm Canaris, een kapitein van de Reichsmarine, aangesteld als het hoofd van de Abwehr. Zijn aanstelling markeerde het begin van een periode van aanzienlijke groei en herstructurering van de Abwehr. Canaris, die zich bewust was van de toenemende invloed van Himmler en de SD, hield de concurrentie met de SS goed in de gaten. Hij reorganiseerde de Abwehr door de activiteiten in drie hoofdafdelingen onder te verdelen:

  1. De centrale divisie (ook wel Abteilung Z genoemd), verantwoordelijk voor personeel en financiën.
  2. De buitenlandse afdeling, die contacten onderhield met de OKW (Oberkommando der Wehrmacht) en buitenlandse ministeries, en evaluaties uitvoerde van buitenlandse documenten en inlichtingenbronnen.
  3. De contraspionagedienst, verantwoordelijk voor het verkrijgen van inlichtingen uit het buitenland en het tegengaan van buitenlandse spionageactiviteiten in Duitsland.

De Abwehr groeide snel onder Canaris, zowel in termen van personeel als reikwijdte van operaties. In deze periode werd de organisatie betrokken bij een groot aantal buitenlandse inlichtingenoperaties en legde zij contacten met buitenlandse nationalistische bewegingen en verzetsgroepen, met name in landen die vijandig stonden tegenover de Sovjet-Unie en het Britse Rijk.

De Abwehr als onderdeel van het OKW en de strategische rol van Canaris (1938)

Op 4 februari 1938 werd het Duitse Ministerie van Defensie hernoemd tot het Oberkommando der Wehrmacht (OKW), waarmee Adolf Hitler directe controle kreeg over de Duitse strijdkrachten. De Abwehr werd nu officieel de inlichtingendienst van het OKW, onder leiding van vice-admiraal Canaris. Met zijn hoofdkantoor in Berlijn naast dat van het OKW, fungeerde de Abwehr als een integraal onderdeel van Hitlers militaire strategieën, hoewel Canaris zelf sceptisch stond tegenover veel van de plannen en richtlijnen van het nazi-regime.

Als ervaren strateeg was Canaris een meester in diplomatieke onderhandelingen en het onderhouden van clandestiene contacten, en onderhield hij nauwe banden met buitenlandse diplomatieke kringen. Ondanks zijn officiële rol als hoofd van de Abwehr, gebruikte Canaris zijn positie om internationale contacten aan te moedigen die een mogelijke tegenkracht konden vormen tegen Hitlers agressieve beleid. De Abwehr bleef groeien en kreeg een steeds groter aantal agenten en middelen ter beschikking, waarmee ze een cruciale rol speelde in de Duitse oorlogsvoering, zowel in Europa als daarbuiten.

De Abwehr tijdens de Tweede Wereldoorlog: operaties en successen (1939–1941)

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 kreeg de Abwehr nieuwe strategische prioriteiten. Onder Canaris voerde de Abwehr diverse inlichtingen- en sabotageoperaties uit om de Duitse militaire operaties te ondersteunen. In de eerste jaren van de oorlog had de Abwehr enkele opmerkelijke successen, met name tijdens de invasies van Polen, Denemarken, Noorwegen, Nederland en Frankrijk. Deze successen werden voornamelijk behaald door infiltraties, sabotageacties en het verkrijgen van strategische informatie over de vijandelijke strijdkrachten.

Een van de meest bekende operaties van de Abwehr was Operatie Nordpol, gericht tegen het Nederlandse verzet dat op dat moment hulp ontving van de Britse Special Operations Executive (SOE). Tijdens deze operatie dwong de Abwehr een gevangen Nederlandse radio-operator om berichten door te geven aan de SOE, wat hen in staat stelde om de communicatie met het verzet te onderscheppen en te manipuleren. Deze operatie zorgde ervoor dat de Duitse inlichtingendiensten jarenlang controle hadden over het Nederlandse netwerk, waardoor zij cruciale informatie konden verzamelen en sabotagedaden konden voorkomen.

Economische inlichtingen en strategische misleiding

De Abwehr speelde ook een belangrijke rol bij het verwerven van economische en strategische inlichtingen. Zo onderhandelde de organisatie in 1940 mee in een wapen-voor-olie-deal met Roemenië, een actie die cruciaal was om de schaarse Duitse olievoorraad aan te vullen. De samenwerking met Roemenië kwam niet alleen tot stand door militaire druk, maar ook door de belofte van Duitse bescherming tegen de Sovjet-Unie. In andere delen van Europa, zoals de Balkan, werkte de Abwehr samen met Duitse diplomatieke kanalen om bondgenoten te werven en strategische middelen veilig te stellen, vooral in gebieden waar grondstoffen zoals olie en ertsen beschikbaar waren.

Ondanks deze successen stonden de operaties van de Abwehr niet zonder uitdagingen. Hitler en andere Duitse leiders hadden weinig vertrouwen in het vermogen van de Sovjet-Unie om zich effectief te verdedigen. Dit optimisme werd echter gedeeltelijk gevoed door de onderschatting van de Abwehr van het Sovjetleger, dat uiteindelijk veel sterker en beter georganiseerd bleek dan de Duitse inlichtingendiensten hadden ingeschat. Deze inschattingsfout bleek tijdens Operatie Barbarossa, de Duitse invasie van de Sovjet-Unie in 1941, waarbij het Rode Leger sterker was dan de Duitse bevelhebbers hadden verwacht.

Verzwakking en de conflicten met de SS (1941–1942)

Tijdens de eerste jaren van de oorlog groeide de rivaliteit tussen de Abwehr en de SS, in het bijzonder met de Sicherheitsdienst (SD) onder leiding van Reinhard Heydrich. Heydrich en zijn superieuren binnen de SS hadden het op de Abwehr gemunt en probeerden herhaaldelijk de controle over alle Duitse inlichtingendiensten te verkrijgen. Himmler en Heydrich geloofden dat de militaire inlichtingendienst door de Abwehr niet effectief werd geleid en beschuldigden Canaris ervan te veel politieke concessies te doen en niet strikt genoeg de nationaalsocialistische lijn te volgen.

Deze interne conflicten zorgden voor een gebrek aan samenwerking tussen de Duitse veiligheidsdiensten, wat de effectiviteit van de Abwehr aanzienlijk verzwakte. De SS nam geleidelijk de macht over verschillende takken van de Duitse inlichtingendiensten over, waardoor de Abwehr steeds meer beperkt werd in haar operaties. Het dieptepunt van deze conflicten kwam toen de SS speciale eenheden inzette om belangrijke informatie en documenten uit de archieven van de Abwehr te stelen, waaronder de gegevens over Duitse militaire samenwerking met de Sovjet-Unie vóór Operatie Barbarossa.

Operaties in Noord-Afrika en de Balkan

Een belangrijk operationeel gebied voor de Abwehr was Noord-Afrika, waar de organisatie samenwerkte met het Afrikakorps van veldmaarschalk Erwin Rommel. De Abwehr stuurde agenten naar Libië, Egypte en andere delen van Noord-Afrika om strategische informatie over de geallieerde strijdkrachten te verzamelen. In samenwerking met de Luftwaffe werden verkenningsvluchten boven vijandelijk gebied uitgevoerd om gegevens over de sterkte en positie van vijandelijke eenheden te verkrijgen.

Een bekende operatie in dit gebied was Operatie Salam, waarbij de Hongaarse ontdekkingsreiziger László Almásy in 1942 twee Duitse agenten door de Libische woestijn naar Egypte smokkelde. Het doel was om contact te leggen met Egyptische verzetsgroepen en strategische informatie te verkrijgen over de Britse troepen. Hoewel Operatie Salam in eerste instantie succesvol was, werden de agenten uiteindelijk gevangengenomen door Britse troepen, wat het einde betekende van deze missie.

In de Balkan richtte de Abwehr zich op het verzamelen van inlichtingen en het onderhouden van contacten met lokale verzetsgroepen die vijandig stonden tegenover de Sovjet-Unie en Groot-Brittannië. Deze regio bood unieke kansen vanwege de anti-communistische sentimenten onder de lokale bevolking, die bereid was samen te werken met de Duitse inlichtingendiensten om zich te verzetten tegen de invloed van de Sovjets. De samenwerking met de plaatselijke verzetsgroepen en nationalistische bewegingen gaf de Abwehr waardevolle inlichtingen over de geallieerde activiteiten in de regio.

Strategische misleiding en spionage in neutrale landen (1942–1944)

De Abwehr speelde een cruciale rol in strategische misleidingscampagnes tijdens de oorlog, met name in haar pogingen om de geallieerden te misleiden over Duitse oorlogsdoelen en plannen. Een belangrijk voorbeeld van strategische misleiding was de Britse operatie, bekend als Operatie Garbo, uitgevoerd door de Spaanse dubbelagent Juan Pujol García. Hoewel de Abwehr geloofde dat Pujol waardevolle informatie leverde, was hij in werkelijkheid een agent voor de Britse inlichtingendienst die valse informatie verstrekte aan de Duitse commandostructuren. Dankzij deze informatie werd het Duitse leger afgeleid van Normandië, de werkelijke landingsplaats van D-Day, en gefocust op het noordelijkere Pas de Calais, wat de geallieerde invasie van Europa aanzienlijk vergemakkelijkte.

In neutrale landen zoals Spanje, Portugal en Turkije voerde de Abwehr inlichtingenoperaties uit onder diplomatieke dekmantels. In deze landen opereerde de Abwehr vaak vanuit Duitse ambassades of handelsmissies en stonden zij bekend als “Kriegsorganisationen” (Kriegsorg). Deze Kriegsorganisationen vormden een belangrijk netwerk voor het verzamelen van informatie over de geallieerde operaties en voor het onderhouden van contacten met potentiële bondgenoten in deze neutrale staten. Vooral in Spanje en Portugal, waar Duitse invloed sterk aanwezig was, wist de Abwehr diverse spionagenetwerken op te zetten.

In Noord-Afrika rekruteerde de Abwehr ook agenten onder Arabische krijgsgevangenen die werden overgebracht uit Franse kampen en hen teruggestuurd om inlichtingen te verzamelen en sabotageacties uit te voeren tegen Britse posities in Egypte en Palestina. Tegelijkertijd werkte de Abwehr samen met de Luftwaffe om vanuit Libië verkenningsvluchten boven vijandelijk gebied uit te voeren en informatie over de geallieerde troepenbewegingen te verzamelen. Deze samenwerking bleek effectief in het verstrekken van tactische inlichtingen aan Rommels Afrikakorps tijdens het Noord-Afrikaanse theater.

De commissarissen-order en spanningen binnen de Abwehr

Gedurende de oorlog botste Canaris regelmatig met het naziregime over de methoden en ethiek van de inlichtingendiensten. In 1941 vaardigde het OKW de zogenaamde Kommissarbefehl (commissarissen-order) uit, waarin werd bepaald dat Sovjet-commissarissen en andere politieke functionarissen zonder proces geëxecuteerd moesten worden. Deze richtlijn schokte de leiding van de Abwehr, en Canaris sprak zijn bezorgdheid uit over de morele en militaire consequenties van dit bevel, waarbij hij waarschuwde dat dergelijke wreedheden het Duitse leger internationaal in diskrediet konden brengen. Ondanks Canaris’ bezwaren werd het bevel gehandhaafd en uitgevoerd door de SS en andere eenheden.

Canaris zelf stond in toenemende mate sceptisch tegenover de ideologie van het naziregime en zocht stilzwijgend naar manieren om de extremen van het beleid te ondermijnen. Hij werkte samen met andere hoge militaire leiders, zoals generaal Hans Oster, die eveneens wantrouwig stonden tegenover Hitlers strategieën en beleid. Deze onderhuidse weerstand tegen het regime leidde ertoe dat Canaris en verschillende van zijn vertrouwelingen betrokken raakten bij verzetsactiviteiten binnen de Abwehr, en ze zochten heimelijk contact met buitenlandse diplomaten om mogelijkheden voor een wapenstilstand te verkennen.

Het einde van de Abwehr en de nasleep van de oorlog (1944–1945)

In 1944 kwam het voortbestaan van de Abwehr onder grote druk te staan. Onder het bewind van de SS-leiders Heinrich Himmler en Reinhard Heydrich werd de Abwehr nauwlettend in de gaten gehouden. Na de mislukte aanslag op Hitler op 20 juli 1944, een complot waar Canaris en zijn collega’s indirect bij betrokken waren, verdacht Hitler steeds meer leden van de Abwehr van verraad en anti-nazi-sentimenten. Veel leden van de Abwehr, waaronder Canaris en zijn naaste medewerker Hans Oster, werden gearresteerd en gevangengezet.

De Gestapo ontdekte in deze periode ook de Zossen-documenten: een geheime verzameling van bewijsstukken die de oorlogsmisdaden van het nazi-regime gedetailleerd beschreven en door de Abwehr was verzameld met het oog op latere juridische verantwoording. Onder supervisie van SD-leider Ernst Kaltenbrunner werden deze documenten vernietigd om de sporen van het regime uit te wissen.

Op 18 februari 1944 tekende Hitler het bevel tot de opheffing van de Abwehr, waarbij haar functies werden overgedragen aan het Reichssicherheitshauptamt (RSHA), de centrale inlichtingendienst van de SS. Walter Schellenberg, een hoge SS-functionaris, werd aangesteld om de taken van de Abwehr binnen het RSHA over te nemen. Wilhelm Canaris werd aanvankelijk gedwongen een marginale functie te vervullen als hoofd van het Bureau voor Economische Oorlogsvoering, maar werd later gevangengenomen en in de laatste weken van de oorlog geëxecuteerd vanwege zijn verzet tegen het regime.

Evaluatie en erfenis van de Abwehr

Historici zijn over het algemeen kritisch over de effectiviteit van de Abwehr als inlichtingendienst. De organisatie kende talrijke interne conflicten, vooral door de rivaliteit met de SS en het gebrek aan centralisatie binnen de eigen structuur. Veel van haar inlichtingenoperaties mislukten, en de geallieerde veiligheidsdiensten konden vaak anticiperen op Abwehr-acties door hun eigen dubbelagenten en misleidingscampagnes.

Desondanks zijn er enkele belangrijke prestaties aan de Abwehr toe te schrijven, vooral in de vroege jaren van de oorlog. Het organiseren van de Anschluss met Oostenrijk en de steun aan de Duitse invasie van Tsjecho-Slowakije waren vroege successen, net zoals enkele inlichtingenoperaties die bijdroegen aan de Duitse campagne in Polen. Ook de complexe dubbelrol die Canaris speelde in het internationale diplomatieke circuit, waarbij hij heimelijke contacten onderhield met de geallieerden, blijft een opmerkelijke voetnoot in de geschiedenis van de Abwehr.

Toch overschaduwen de mislukkingen en inefficiëntie van de Abwehr de successen. Historici zoals Hugh Trevor-Roper en Robin Winks hebben benadrukt dat de Abwehr “politiek onbetrouwbaar en organisatorisch ontoereikend” was. Britse en Amerikaanse inlichtingendiensten, zoals het Britse MI5 en de Amerikaanse OSS, wisten meerdere malen de Abwehr te misleiden en te ondermijnen, met name tijdens Operatie Bodyguard, waarin de geallieerden gebruik maakten van dubbelagenten om Duitse inlichtingennetwerken te manipuleren.

Conclusie

De Abwehr speelde een complexe en tegenstrijdige rol in de Tweede Wereldoorlog. Hoewel de organisatie enkele opmerkelijke strategische successen behaalde, werd zij uiteindelijk overschaduwd door interne conflicten, rivaliteit met de SS, en een gebrek aan effectief leiderschap. Wilhelm Canaris, die een persoonlijke afkeer van het naziregime ontwikkelde, gebruikte zijn positie om zowel de Duitse oorlogsinspanningen te ondersteunen als om de gruwelijkheden en extremen van het regime tegen te gaan waar mogelijk. Zijn nalatenschap binnen de Abwehr weerspiegelt de spanningen en onzekerheden van de inlichtingendiensten in nazi-Duitsland.

Uiteindelijk was het de rivaliteit met de SS en de interne tegenwerking door het naziregime zelf die de ondergang van de Abwehr bezegelden. Na de ontmanteling van de organisatie in 1944 nam de SS de resterende taken over, en veel Abwehr-agenten werden vervolgd of gezuiverd. De nasleep van de oorlog bracht veel Abwehr-agenten voor geallieerde tribunalen, waarbij hun rol in zowel verzet als medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden werd onderzocht. De complexiteit en tegenstrijdigheid binnen de Abwehr, haar successen, mislukkingen en ondermijning van het nazi-regime, maken de geschiedenis van de Abwehr tot een uniek maar problematisch hoofdstuk in de militaire geschiedenis.

Bronnen en meer informatie

  1. Kahn, David. Hitler’s Spies: German Military Intelligence in World War II. Da Capo Press, 2000. Dit boek biedt een gedetailleerd overzicht van de structuur, operaties en strategische fouten van de Abwehr gedurende de Tweede Wereldoorlog.
  2. Afbeelding: Bundesarchiv, Bild 146-2005-0152 / CC-BY-SA 3.0CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons
  3. Hastings, Max. The Secret War: Spies, Ciphers, and Guerrillas, 1939–1945. HarperCollins, 2016. Hastings bespreekt verschillende geheime operaties van de geallieerden en de rol van inlichtingendiensten, inclusief de interactie met de Abwehr.
  4. Trevor-Roper, Hugh. The Last Days of Hitler. Macmillan, 1947. Trevor-Roper beschrijft de laatste dagen van Hitler en bespreekt de verhoudingen tussen de Abwehr en de SS, inclusief de invloed van Canaris.
  5. Gibson, Walter B. The Abwehr: German Military Intelligence in World War II. William Morrow & Co, 1989. Dit werk biedt inzicht in de rol van de Abwehr en haar conflicten met de SS en andere Duitse inlichtingendiensten.
  6. Bronnen Mei1940
  7. Winks, Robin. Cloak & Gown: Scholars in the Secret War, 1939–1961. Yale University Press, 1987. Een diepgaand onderzoek naar de Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten, waaronder de rol van dubbelagenten en misleiding tegen de Abwehr.
  8. Goerlitz, Walter. History of the German General Staff, 1657–1945. Praeger Publishers, 1952.
    Een standaardwerk dat ook de rol van de Abwehr in de context van de Duitse militaire leiding bespreekt.
  9. Davies, Norman. Europe at War 1939–1945: No Simple Victory. Pan Macmillan, 2006.
    Davies’ analyse van de Tweede Wereldoorlog geeft aandacht aan de complexe rol van Duitse inlichtingendiensten, inclusief de Abwehr.