Het complot van 20 juli: mislukte aanslag op Hitler 1944

Verwoeste binnenruimte van Hitlers hoofdkwartier, Wolfsschanze, na de bomaanslag op 20 juli 1944, met nazi-officieren in de briefingruimte.
De verwoeste briefingruimte in Hitlers Wolfsschanze, Oost-Pruisen, waar een mislukte bomaanslag op Hitler plaatsvond, gefotografeerd met nazi-topleden.

Op 20 juli 1944 vond een belangrijke, maar uiteindelijk mislukte poging plaats om Adolf Hitler, de Führer van Nazi-Duitsland, te doden en een einde te maken aan het nazi-regime. Dit complot, dat werd geleid door Claus von Stauffenberg, was een van de vele pogingen van het Duitse verzet om het tij van de oorlog te keren en een einde te maken aan het lijden van Europa onder Hitler. De mislukte aanslag leidde echter tot wijdverspreide arrestaties, martelingen en executies binnen het Duitse leger en de samenleving.

Achtergrond en ontstaan van het verzet

Begin van het verzet binnen het Duitse leger

Sinds 1938 waren er verschillende verzetsgroepen binnen het Duitse leger die plannen maakten om Hitler uit te schakelen. Deze vroege pogingen werden voornamelijk geleid door hoge militaire functionarissen, zoals generaal-majoor Hans Oster, kolonel-generaal Ludwig Beck en veldmaarschalk Erwin von Witzleben. Hun zorgen over Hitler groeiden naarmate hij meer agressieve territoriale stappen zette, zoals de annexatie van Oostenrijk en het Sudetenland. Veel van deze militaire leiders vreesden dat Hitlers ongebreidelde ambities Duitsland uiteindelijk naar de ondergang zouden leiden.

De contacten tussen deze militaire figuren en civiele verzetsgroepen, waaronder de intellectuele kring Kreisauer Kreis, leidde tot een breder netwerk van verzet. Deze kringen bestonden uit mensen die geloofden in een terugkeer naar een morele, eerlijke samenleving. Helmuth James von Moltke, een invloedrijke figuur binnen de Kreisauer Kreis, zag echter weinig in de gedachte van een moordaanslag. Hij vond dat Hitler berecht moest worden en vreesde dat een gewelddadige daad het morele doel van hun verzet zou ondermijnen.

Aanzet tot actie: Stalingrad en het keerpunt van de oorlog

Na de nederlaag bij de Slag om Stalingrad in februari 1943, nam de urgentie binnen het verzet toe. Het besef dat de Sovjet-Unie het Duitse leger terug zou dringen tot binnen de grenzen van Duitsland zelf, schokte de militaire elite. Kolonel Henning von Tresckow, een sleutelfiguur binnen het verzet, begon systematisch opposanten te rekruteren binnen de staf van Legergroep Centrum, waar hij diende. In 1943 en 1944 ondernamen Tresckow en zijn mede-samenzweerders meerdere moordaanslagen op Hitler, die stuk voor stuk mislukten. Door de toenemende dreiging van de Geheime Staatspolitie (Gestapo) werd het echter steeds moeilijker om deze plannen te blijven uitvoeren.

Tresckow en generaal Friedrich Olbricht, een andere invloedrijke verzetsleider, werkten een plan uit om het reserveleger, dat onder bevel stond van generaal Friedrich Fromm, in te zetten als middel om het regime omver te werpen. Deze operatie kreeg de naam Operatie Walküre. De bedoeling was om het reserveleger te mobiliseren om controle te krijgen over belangrijke regerings- en communicatiecentra en zodoende de macht van de Nazi-partij over te nemen. Dit plan zou uiteindelijk een cruciale rol spelen in de gebeurtenissen van 20 juli 1944.

Claus von Stauffenberg en de aanslag

De opkomst van Claus von Stauffenberg als verzetsleider

Claus von Stauffenberg, een aristocratische officier en nationalistische patriot, werd in 1943 lid van het Duitse verzet. Na zware verwondingen te hebben opgelopen in Noord-Afrika, waaronder het verlies van een oog en hand, raakte hij overtuigd dat Hitlers bewind Duitsland naar de vernietiging zou leiden. Stauffenberg, die zichzelf zag als een beschermer van de Duitse natie, zag het als zijn plicht om Hitler te elimineren, zelfs als dit zijn eigen leven zou kosten.

Stauffenberg bracht een nieuwe vastberadenheid in het verzet en nam de leiding over de planning en uitvoering van de moordaanslag. Samen met zijn mede-samenzweerders besloot hij dat Operatie Walküre de basis zou vormen voor hun plannen. In het kader van deze operatie werd een nieuwe strategie bedacht waarbij het reserveleger gemobiliseerd zou worden onder het voorwendsel van een dreigende staatsgreep binnen Duitsland. De moord op Hitler zou de katalysator vormen voor de uitvoering van deze coup.

De aanslag op 20 juli 1944 in de Wolfsschanze

Op 20 juli 1944, gewapend met een tas vol explosieven, vloog Stauffenberg naar Hitlers hoofdkwartier in Oost-Pruisen, bekend als de Wolfsschanze. In de conferentiezaal plaatste hij de bom naast Hitler en verliet kort daarna het gebouw. Om 12:42 ontplofte de bom, maar door een ongelukkige samenloop van omstandigheden werd de explosie gedeeltelijk tegengehouden door een zware tafel, waardoor Hitler slechts lichte verwondingen opliep. Stauffenberg, in de veronderstelling dat de aanslag was geslaagd, keerde terug naar Berlijn om de voorbereidingen voor de staatsgreep voort te zetten.

De mislukte staatsgreep en Operatie Walküre

Het begin van Operatie Walküre en verwarring in Berlijn

Terwijl Claus von Stauffenberg per vliegtuig terug naar Berlijn reisde, namen zijn medesamenzweerders in het Bendlerblock – het hoofdkwartier van het Duitse leger in Berlijn – de eerste stappen om Operatie Walküre in werking te stellen. De samenzweerders, waaronder generaal Friedrich Olbricht en generaal Ludwig Beck, ontvingen tegenstrijdige berichten over Hitlers overleving. Generaal Erich Fellgiebel, die op de hoogte was van de aanslag en zich op het Wolfsschanze-complex bevond, belde naar Berlijn en gaf een verwarrende boodschap door: de aanslag had plaatsgevonden, maar Hitler leek het te hebben overleefd.

Deze verwarring verlamde tijdelijk de samenzweerders. Na enige aarzeling gaven Olbricht en Beck echter alsnog het bevel om het reserveleger te mobiliseren, in de veronderstelling dat Hitler mogelijk overleden was. In de loop van de middag werd het bevel gegeven om strategische locaties in Berlijn en andere steden veilig te stellen, waaronder de ministeries, communicatiecentra en gebouwen van de Nazi-partij. Tegelijkertijd gaf men de betrokken Wehrmacht-eenheden de verkeerde informatie dat het nazi-regime omver was geworpen door een staatsgreep van binnenuit.

De terugslag van de Nazi-leiders

Toen Hitler zijn overleving bevestigde, rees bij loyalistische officieren de twijfel over het bevel van de verzetsleiders. Propagandaminister Joseph Goebbels, die zich in zijn kantoor in Berlijn bevond, nam het initiatief om de situatie in zijn voordeel te keren. Hij belde persoonlijk met Hitler en gaf de leiding over de beveiliging in Berlijn door aan majoor Otto Ernst Remer, commandant van het Wachbataillon Großdeutschland. Remer, die aanvankelijk op de hoogte was gebracht van het zogenaamde succes van de staatsgreep, was geschokt toen Hitler hem telefonisch verzekerde dat hij nog leefde.

Remer schakelde onmiddellijk zijn troepen in om de controle over Berlijn terug te winnen. Hij gaf bevel om het Bendlerblock te omsingelen, en tegen het einde van de avond was duidelijk dat de couppoging aan het mislukken was. De belangrijkste samenzweerders, waaronder Stauffenberg, Olbricht en Beck, raakten geïsoleerd en beseften dat de staatsgreep zou mislukken.

De arrestatie en executie van de samenzweerders

De arrestatie in het Bendlerblock

Laat op de avond van 20 juli werd het Bendlerblock belegerd door troepen van Remer, en de weerstand van de samenzweerders was gebroken. Generaal Friedrich Fromm, die eerder ambivalent had gereageerd op de coup maar zich uiteindelijk loyaal verklaarde aan Hitler, zag de kans om zichzelf in een goed daglicht te stellen. Hij beval een militaire krijgsraad die onmiddellijk de executie van Olbricht, Stauffenberg, Werner von Haeften en Albrecht Mertz von Quirnheim uitsprak.

De vier werden diezelfde nacht nog in de binnenplaats van het Bendlerblock geëxecuteerd. Beck, die eerder was gearresteerd, probeerde zelfmoord te plegen, maar raakte slechts gewond. Soldaten voerden hem uiteindelijk af en schoten hem dood.

De golf van arrestaties en de gevolgen voor het verzet

De mislukte aanslag had verstrekkende gevolgen voor het Duitse verzet. De Gestapo, onder leiding van Heinrich Himmler, startte een grootschalige opsporingsactie om iedereen die met het complot in verband stond te arresteren. De gevangenen werden onderworpen aan harde ondervragingen en martelingen, en Himmler voerde de zogenaamde “Sippenhaft” in, waarbij ook familieleden van verdachten verantwoordelijk werden gehouden voor het verraad.

De nasleep van het complot van 20 juli leidde tot de arrestatie van meer dan 7.000 mensen, van wie ongeveer 4.980 werden geëxecuteerd. Veel prominente militairen, politici en intellectuelen uit verschillende verzetskringen kwamen terecht voor het Volksgerichtshof, een beruchte rechtbank onder leiding van de fanatieke nazi Roland Freisler. De processen waren pure propaganda: beklaagden werden vernederd, geschreeuwd en veroordeeld in openbare schijnprocessen. Degenen die schuldig bevonden werden, ondergingen vaak een gruwelijke dood door ophanging.

Motieven en doelstellingen van het Duitse verzet

De diverse motieven binnen het complot van 20 juli

Hoewel de samenzweerders van het complot van 20 juli een gemeenschappelijk doel hadden – het verwijderen van Hitler en het beëindigen van de oorlog – waren hun motivaties vaak verschillend. Een aanzienlijk deel van de groep bestond uit conservatieve nationalisten die bezorgd waren dat het militaire en politieke beleid van de nazi’s Duitsland naar de ondergang zou leiden. Deze aristocratische en militair-conservatieve kringen streefden vaak niet per se naar democratie, maar naar een herstel van een conservatief, autoritair bestuur.

Een van de voornaamste morele motivaties binnen de groep kwam van Claus von Stauffenberg. Hij was overtuigd dat de misdaden van het nazi-regime, waaronder de wreedheden tegen burgers en krijgsgevangenen, het morele aanzien van Duitsland en het leger zwaar hadden geschaad. Deze overtuiging was voor hem de belangrijkste reden om actie te ondernemen, zelfs als het zijn eigen leven zou kosten.

Politieke doelen en territoriale eisen van de samenzweerders

Naast het beëindigen van het naziregime streefden sommige samenzweerders naar behoud van de territoriale veroveringen van Duitsland. Er was binnen het verzet weinig eenstemmigheid over een democratisch naoorlogs Duitsland. Veel van de militairen en aristocraten wilden het Duitse Rijk in zijn oorspronkelijke grenzen van voor 1914 herstellen, inclusief gebieden in Frankrijk en Polen. Anderen hoopten echter op een politieke oplossing waarbij de westerse geallieerden akkoord zouden gaan met een vredesverdrag en een onafhankelijk Duitsland.

Voor een groot deel van het verzet was de soevereiniteit van een groot Duits Rijk belangrijker dan democratische hervormingen. De eis om Europese gebieden zoals de Sudetenland, Oostenrijk, en delen van Polen in Duitsland te behouden, weerspiegelde een ambitie om het Groot-Duitse Rijk te herstellen, wat leidde tot spanningen met onder meer de Poolse regering in ballingschap. Deze ambitie zorgde ervoor dat de geallieerden sceptisch stonden tegenover een vredesvoorstel van de samenzweerders.

Conclusie en nasleep van het complot van 20 juli

Het complot van 20 juli 1944 blijft een van de meest prominente pogingen tot verzet tegen Hitler en het naziregime, ondanks het tragische einde van de betrokkenen. Na de oorlog werd het verzet tegen de nazi’s in Duitsland lang niet altijd met begrip benaderd. Veel Duitsers zagen de verzetsleden eerder als verraders in plaats van als helden. Pas in de jaren 50 begon de publieke opinie langzaam te verschuiven, onder andere door toespraken van prominente politieke figuren, zoals de Duitse president Theodor Heuss.

In de naoorlogse Duitse herinneringscultuur werd het complot van 20 juli uiteindelijk erkend als een heroïsche, maar tragisch mislukte poging om een einde te maken aan het naziregime. Vandaag de dag wordt Claus von Stauffenberg samen met andere prominente samenzweerders herdacht in verschillende monumenten, zoals de Gedenkstätte Deutscher Widerstand in Berlijn.

Bronnen en meer informatie

  1. Hoffmann, P. (1996). Stauffenberg: A Family History, 1905–1944. Cambridge: Cambridge University Press.
  2. Afbeelding: :Bundesarchiv, Bild 146-1972-025-10 / CC-BY-SA 3.0CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons
  3. Fest, J. (1997). Plotting Hitler’s Death: The Story of the German Resistance. New York: Metropolitan Books.
  4. Orbach, D. (2011). The Plots Against Hitler. Hurst & Company.
  5. Gerlach, C. (2005). “The Role of the German Army in the Holocaust: A Reconsideration.” In: Journal of Contemporary History, 39(1), pp. 25-42.
  6. Bronnen Mei1940