Roland Freisler: Nazi-rechter en Volksgerichtshof-leider

Roland Freisler was een nazi-jurist en rechter, berucht om zijn wrede showprocessen en duizenden doodvonnissen tijdens het Derde Rijk.
Roland Freisler was een nazi-jurist en rechter, berucht om zijn wrede showprocessen en duizenden doodvonnissen tijdens het Derde Rijk.

Karl Roland Freisler (30 oktober 1893 – 3 februari 1945) was een Duitse jurist, rechter en politicus die een belangrijke rol speelde in het nazi-regime. Hij was Staatssecretaris van het Reichsministerie van Justitie van 1934 tot 1942 en president van het Volksgerichtshof van 1942 tot zijn dood in 1945. Freisler was een prominente ideoloog van het nationaalsocialisme en had een aanzienlijke invloed op de nazificatie van het Duitse rechtssysteem. Zijn betrokkenheid bij de Wannsee-conferentie in 1942 en zijn agressieve manier van rechtspreken maakten hem berucht.

Vroege leven en opleiding

Roland Freisler werd op 30 oktober 1893 geboren in Celle, Nedersaksen, als zoon van Julius Freisler, een ingenieur en leraar, en Charlotte Auguste Florentine Schwerdtfeger. Hij werd op 13 december 1893 gedoopt als protestant. Freisler had twee broers: Oswald, die advocaat werd, en een andere broer die arts werd. Hij volgde zijn middelbare opleiding aan het Wilhelmsgymnasium in Kassel en behaalde zijn Abitur in 1912 als beste van zijn klas.

Militaire dienst en gevangenschap in de Eerste Wereldoorlog

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914, onderbrak Freisler zijn rechtenstudie aan de Universiteit van Kiel om zich aan te melden bij het Duitse Keizerlijke Leger. Hij diende als Fahnenjunker (officierskandidaat) bij het 167e Infanterieregiment in Kassel en werd in 1915 bevorderd tot Leutnant. Tijdens zijn dienst aan het front werd hij onderscheiden met het IJzeren Kruis 2e klasse voor heldhaftigheid. In oktober 1915 raakte hij gewond aan het oostfront en werd hij gevangengenomen door Russische troepen.

Terwijl hij gevangen zat, leerde Freisler Russisch spreken en raakte hij geïnteresseerd in het marxisme, vooral na de Russische Revolutie. Hij werd benoemd tot kampcommissaris door de Bolsjewistische autoriteiten en was verantwoordelijk voor de voedselvoorziening in het kamp van 1917 tot 1918. Na zijn repatriëring naar Duitsland in 1918, hervatte Freisler zijn studie en voltooide hij zijn rechtenstudie aan de Universiteit van Jena, waar hij in 1922 promoveerde tot doctor in de rechten.

Vroege politieke carrière en opkomst in de NSDAP

In de jaren na de Eerste Wereldoorlog begon Freisler zijn politieke carrière. Hij werkte als assessor in Kassel en werd verkozen tot gemeenteraadslid voor het Völkisch-Sozialer Blok, een ultranationalistische splinterpartij. In juli 1925 sloot hij zich aan bij de NSDAP (lidnummer 9.679) en werd al snel een invloedrijke figuur binnen de partij door zijn juridische kennis in te zetten ter verdediging van partijleden die werden vervolgd voor politieke gewelddaden. Zijn betrokkenheid bij de partij werd versterkt door zijn benoeming tot plaatsvervangend Gauleiter van Gau Hessen-Nassau Nord van 1925 tot 1927.

Freisler’s juridische carrière ontwikkelde zich verder binnen de nazi-partij. Hij werd gekozen in de Hessisch-Nassause provinciale Landdag, een positie die hij bekleedde van 1930 tot 1933. In 1931 trad hij toe tot de Bond van Nationaalsocialistische Duitse Juristen, opgericht door zijn collega-nazi-jurist Hans Frank. In de daaropvolgende jaren zou Freisler een steeds belangrijkere rol spelen in de juridisch-politieke structuren van nazi-Duitsland.

Freisler’s opkomst in het nazi-rechtssysteem

Na de machtsovername door de nazi’s in 1933 kreeg Freisler een sleutelpositie in het nieuwe regime. Hij werd benoemd tot Ministerieel Directeur in het Pruisische Ministerie van Justitie onder Hans Kerrl. In deze functie had hij de leiding over het personeelsbeleid en gebruikte hij zijn bevoegdheid om Joodse medewerkers uit het ministerie te verwijderen. In juni 1933 werd hij gepromoveerd tot Staatssecretaris en werkte hij nauw samen met hooggeplaatste nazi-functionarissen zoals Hermann Göring. Op 31 juli van dat jaar benoemde Göring hem tot lid van de recent hervormde Pruisische Staatsraad.

Als voorzitter van de Strafrechtcommissie van de Academie voor Duits Recht, opgericht door Hans Frank, had Freisler invloedrijke posities in verschillende juridische instellingen. Hij stond bekend om zijn diepgaande kennis van juridische teksten en zijn bekwaamheid in retoriek. Freisler’s expertise en toewijding aan de nazi-ideologie maakten hem tot een gevreesde figuur in nazi-Duitsland. Desondanks bereikte hij geen hogere posities binnen de Nazi-hiërarchie, vermoedelijk door zijn ‘politieke verleden’ en zijn gebrek aan steun onder de hogere kringen binnen de partij.

Nazificatie van het Duitse rechtssysteem

Freisler speelde een cruciale rol in de nazificatie van het Duitse rechtssysteem. Hij stond bekend om zijn extreme ideologische overtuigingen en gebruikte zijn juridische kennis om nazi-theorieën om te zetten in wetten en juridische praktijken. Een van zijn belangrijkste bijdragen was zijn paper “Die rassebiologische Aufgabe bei der Neugestaltung des Jugendstrafrechts” (De rassenbiologische taak bij de herziening van het jeugdrecht), waarin hij pleitte voor segregatie van ‘raciale vreemden, raciaal gedegenereerde en raciaal ongeneeslijke jongeren’ van diegenen die ‘Duits en raciaal waardevol’ waren.

Daarnaast was Freisler een voorstander van wetten tegen Rassenschande (rassenschennis), waarbij seksuele relaties tussen ‘Ariërs’ en ‘inferieure rassen’ als ‘rasverraad’ werden beschouwd. Hij putte inspiratie uit de racistische wetten van de Verenigde Staten, met name de Jim Crow-wetten, die hij als ‘primitief’ beschouwde vanwege het ontbreken van een duidelijke juridische definitie van wat een zwarte persoon is. Freisler stelde dat, net zoals Amerikaanse rechters in staat waren om zwarten te identificeren voor rassensegregatiewetten, Duitse wetten ook gericht konden zijn op Joden, zelfs zonder een nauwkeurige definitie van de term ‘Jood’.

Juridische hervormingen en euthanasieprogramma’s

In 1939 introduceerde Freisler het concept van de ‘vroegtijdige jeugddelinquent’ in het “Juvenile Felons Decree”. Dit decreet voorzag in de mogelijkheid om voor het eerst in de Duitse juridische geschiedenis de doodstraf en gevangenisstraffen op te leggen aan minderjarigen. Tussen 1933 en 1945 veroordeelden de rechtbanken van het Reich minstens 72 Duitse minderjarigen ter dood, waaronder de 17-jarige Helmuth Hübener, die in 1942 werd veroordeeld voor hoogverraad vanwege het verspreiden van anti-oorlogsfolders.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog voerde Freisler een juridisch decreet in tegen “nationale parasieten”, waarbij jeugdcriminaliteit werd beschreven als ‘parasitaire’ gedragingen die moesten worden aangepakt met strengere straffen. Hij rechtvaardigde dit nieuwe concept door te stellen dat “in oorlogstijd, schendingen van loyaliteit en laagheid geen clementie kunnen vinden en met de volle kracht van de wet moeten worden aangepakt”.

Freisler was ook betrokken bij de euthanasieprogramma’s van de nazi’s, waar hij zich verzette tegen juridische bezwaren tegen de moord op fysiek of mentaal gehandicapte personen. Hij rechtvaardigde de legaliteit van deze moorden door te beweren dat de nazi-staat een nieuw juridisch concept had geïntroduceerd dat de traditionele opvattingen over recht en gerechtigheid had vervangen.

Deelname aan de Wannsee-conferentie

Op 20 januari 1942 woonde Freisler, als vertegenwoordiger van de waarnemend Reichsminister van Justitie Franz Schlegelberger, de Wannsee-conferentie bij. Tijdens deze bijeenkomst van hoge regeringsfunctionarissen werden plannen gemaakt voor de systematische vernietiging van het Europese Jodendom. Hoewel de officiële notulen van de conferentie geen specifieke opmerkingen van Freisler vermelden, was hij bekend met de antisemitische agenda van het regime en speelde hij een rol in de juridische voorbereiding voor de Holocaust.

Presidentschap van het Volksgerichtshof

Op 20 augustus 1942 werd Roland Freisler benoemd tot president van het Volksgerichtshof, de hoogste rechtbank van nazi-Duitsland voor politieke misdrijven. Het Volksgerichtshof, opgericht in 1934 door de nazi’s, had als doel om politieke tegenstanders te vervolgen en fungeerde als een belangrijk instrument in het handhaven van het nazibewind. Onder leiding van Freisler kreeg de rechtbank een reputatie voor haar extreme straffen en de toepassing van het nazistische rechtssysteem.

Als president van het Volksgerichtshof leidde Freisler de Eerste Senaat, die bijna uitsluitend bestond uit politieke zaken. Hij introduceerde een nieuwe, meer militante benadering in de rechtszaal, gekenmerkt door schreeuwen, beledigingen en het psychologisch intimideren van de beklaagden. Freisler stond bekend om zijn dramatische optreden en gebruikte zijn positie om de wil van het regime te versterken, waarbij hij de rechtbank omvormde tot een instrument van terreur en propaganda.

Showprocessen en doodvonnissen

Freisler’s periode als president van het Volksgerichtshof werd gekenmerkt door een aanzienlijke toename van het aantal doodvonnissen. Tussen 1942 en 1945 leidde hij persoonlijk ongeveer 2.600 processen die resulteerden in doodvonnissen, een aantal dat vergelijkbaar is met alle andere vonnissen van de rechtbank samen sinds haar oprichting in 1934. De rechtbank onder zijn leiding functioneerde eerder als een verlengstuk van de nazi-uitvoerende macht dan als een onpartijdige gerechtelijke instelling. Freisler’s optreden was vergelijkbaar met dat van een revolutionair tribunaal, waarin de nadruk lag op het vernietigen van vermeende vijanden van de staat in plaats van het uitvoeren van een eerlijk proces.

Zijn methoden werden internationaal berucht, vooral na de processen tegen de leden van de verzetsgroep “Die Weisse Rose” in 1943. In deze showprocessen veroordeelde Freisler Sophie Scholl, Hans Scholl, en Christoph Probst tot de doodstraf, beschuldigd van hoogverraad voor het verspreiden van anti-nazi-pamfletten. De brutaliteit van de rechtszaken en de snelheid waarmee de vonnissen werden uitgevoerd toonden de nietsontziende aard van Freisler’s rechtspraak.

De processen na de mislukte bomaanslag van 20 juli 1944

Na de mislukte bomaanslag op Adolf Hitler op 20 juli 1944, voerde Freisler een reeks beruchte processen tegen de betrokken samenzweerders. Deze processen, gefilmd en in bioscopen vertoond als propaganda, toonden Freisler’s unieke stijl van rechtspreken. Hij combineerde analytische ondervragingen met plotselinge uitbarstingen van woede, vaak schreeuwend en beledigend tegen de beschuldigden. Dit was bedoeld om de verdachten psychologisch te breken en elke poging tot verdediging te ontmoedigen.

Een van de meest beruchte momenten was zijn behandeling van veldmaarschalk Erwin von Witzleben, die opzettelijk in te grote kleding zonder riem werd gebracht om hem te vernederen. Freisler schreeuwde tegen hem: “Vuile oude man, waarom friemel je steeds aan je broek?” Dergelijke voorvallen waren bedoeld om niet alleen de verdachten te kleineren, maar ook om een boodschap af te geven aan het publiek over de kracht en vastberadenheid van het nazi-regime.

Vrijwel alle verdachten in deze processen werden ter dood veroordeeld en velen van hen werden binnen enkele uren na het vonnis geëxecuteerd. Deze processen versterkten Freisler’s reputatie als de “bloedige rechter” van nazi-Duitsland en benadrukten zijn rol in het afdwingen van de nazi-ideologie door middel van gerechtelijke terreur.

Freisler’s einde en dood

Op 3 februari 1945, terwijl Freisler een zitting van het Volksgerichtshof leidde, werd Berlijn gebombardeerd door de Amerikaanse luchtmacht. Freisler, die de luchtalarm sirenes hoorde, beval de evacuatie van de gevangenen naar een schuilkelder, maar bleef zelf achter in de rechtbank om dossiers te verzamelen. Terwijl hij bezig was, sloeg een bom in het gerechtsgebouw in, waardoor een deel van het gebouw instortte. Een losgekomen zuil kwam op Freisler terecht, waarbij hij op slag werd gedood.

Het was ironisch dat Freisler stierf te midden van de rechtsdocumenten die hij gebruikte om duizenden doodvonnissen te rechtvaardigen. Onder de dossiers die hij probeerde te redden, bevond zich ook het dossier van Fabian von Schlabrendorff, een lid van de samenzwering van 20 juli, die daardoor aan de dood ontsnapte. Freisler’s dood werd door velen gezien als een soort ‘gerechtigheid’, waarbij een correspondent opmerkte: “Blijkbaar betreurde niemand zijn dood.”

Freisler’s invloed op het Duitse rechtssysteem na de Tweede Wereldoorlog

Hoewel Roland Freisler stierf in 1945, had zijn invloed op het Duitse rechtssysteem een langdurige impact, zelfs na de val van het Derde Rijk. Zijn juridische werk en de interpretatie van wetten tijdens het nazi-regime droegen bij aan een complexe nalatenschap die in de decennia na de oorlog werd onderzocht en bekritiseerd. In het bijzonder blijft zijn definitie van moord uit 1941, die in tegenstelling staat tot de minder ernstige misdaad van doodslag, voortbestaan in het Duitse Strafgesetzbuch (strafwetboek) § 211. Deze definitie heeft tot op de dag van vandaag gevolgen voor het Duitse recht, ondanks het feit dat de doodstraf werd afgeschaft met de oprichting van de Bondsrepubliek Duitsland in 1949.

De jurisprudentie van Freisler en zijn rechtsopvattingen werden na de oorlog grondig onderzocht door historici en juristen die probeerden te begrijpen hoe het Duitse rechtssysteem kon worden omgevormd tot een instrument van onderdrukking en vervolging. Zijn nalatenschap is daarom niet alleen een symbool van de misdaden van nazi-Duitsland, maar dient ook als een herinnering aan de gevaren van ideologisch extremisme binnen juridische en staatsstructuren.

Historische beoordeling en morele veroordeling

Freisler wordt door veel historici gezien als een van de meest fervente pleitbezorgers van de nazi-ideologie binnen het juridische apparaat. Zijn carrière illustreert hoe juridische expertise kan worden ingezet om een totalitair regime te ondersteunen en te versterken. Zijn processen, gekenmerkt door vooringenomenheid en brutaliteit, dienen als voorbeeld van hoe rechtspraak kan worden misbruikt voor politieke doeleinden.

Zijn betrokkenheid bij de nazi-partij vanaf de vroege jaren en zijn bereidheid om zijn juridische kennis aan te passen aan de vereisten van de nazi-ideologie tonen aan hoe individuen met juridische macht cruciale steunpilaren kunnen zijn in een regime dat gericht is op onderdrukking en uitsluiting. Freisler’s praktijk van het recht, die vaak omschreven werd als juridisch theater, ondermijnde fundamentele beginselen van rechtvaardigheid en rechtszekerheid en had tot doel de nazi-doelstellingen van onderdrukking en eliminatie van politieke tegenstanders te bevorderen.

Conclusie

Roland Freisler’s rol in de geschiedenis van nazi-Duitsland is die van een krachtige, maar sinistere figuur die het rechtssysteem van het Derde Rijk drastisch beïnvloedde. Door zijn fanatieke toewijding aan de nazi-ideologie en zijn bereidheid om de rechtspraktijk te vervormen tot een instrument van terreur, heeft hij een blijvend stempel gedrukt op de juridische geschiedenis. Zijn methoden en uitspraken hebben geleid tot de dood van duizenden en blijven een herinnering aan de gevaren van een gepolitiseerd rechtssysteem. Freisler’s nalatenschap dient als een waarschuwing voor de toekomst over hoe het recht kan worden gemanipuleerd door machtige individuen om een totalitaire agenda te ondersteunen.

Bronnen en meer informatie

  1. Schütz, Pr. Oldendorf, “Ursprung der Hitlerbewegung”, Georg Franz–Willig, 1974.
  2. Evans, Richard J., “The Third Reich in Power”, Penguin Books, 2006.
  3. Müller, Ingo, “Hitler’s Justice: The Courts of the Third Reich”, Harvard University Press, 1991.
  4. Stolleis, Michael, “A History of Public Law in Germany, 1914–1945”, Oxford University Press, 2004.
  5. Kershaw, Ian, “Hitler: A Biography”, W.W. Norton & Company, 2008.
  6. Longerich, Peter, “Heinrich Himmler: A Life”, Oxford University Press, 2012.
  7. “Strafgesetzbuch (StGB) § 211 Mord”, Bundesministerium der Justiz, 1941.
  8. Bronnen Mei1940
  9. Afbeelding: Bundesarchiv, Bild 183-J03238 / CC-BY-SA 3.0CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons