Fascisme in strikte zin is Italiaans, Portugees en Spaans en omvat niet het Duitse nationaalsocialisme, dat een andere maatschappijopvatting met minder corporatisme maar meer racisme? heeft. Toch duidt men beide stromingen – het nationaalsocialisme en het eigenlijke fascisme – vaak gemakshalve samen aan met “fascisme”.
In Italië was het fascisme aan de macht van 1922–1943, onder leiding van Benito Mussolini, die zich Duce (leider) liet noemen. Heden ten dage heeft het de betekenis gekregen van een regeringssysteem dat op dat van Mussolini lijkt, met andere woorden dat de natie boven het individu stelt, met als uitvloeisel een in zo’n systeem legitiem gebruik van geweld, moderne propagandatechnieken en censuur om politieke tegenstand de kop in te drukken en daarmee het bestaan van het systeem te waarborgen. Vaak worden in een dergelijk systeem de economie en de sociale maatschappij verregaand van bovenaf gecontroleerd en gereglementeerd, waarbij nationalisme (en in het bijzonder etnisch nationalisme), wordt omhelsd.
De term ‘fascisme’ is afkomstig van de eerste door Mussolini opgerichte groepering (1919), de Fasci italiani di combattimento. Het Italiaanse fascio, kan ‘bundel’ betekenen in de zin van een politieke groepering. Ook is er verwantschap met de Latijnse term fasces cum securibus, het Oud-Romeinse? symbool van autoriteit (een bundel roeden om een bijl heen, waarvan het blad uitsteekt) en het recht om straf uit te delen.