Francisco Franco, regeerde Spanje 1939 tot 1975. Franco werd geboren op 4 december 1892 in El Ferrol, Spanje. Na zijn afstuderen aan de infanterieacademie in 1910, steeg hij snel in rang in het leger en verdiende een reputatie voor efficiëntie, eerlijkheid en volledige professionele toewijding.
In 1923 werd hij benoemd tot commandant van het Spaanse vreemdelingenlegioen. Franco werd een nationale held vanwege zijn rol in het onderdrukken van opstanden in Marokko en op 33-jarige leeftijd werd hij brigadegeneraal. Nadat hij in 1934 een mijnwerkersopstand in Asturië had neergeslagen, werd hij in 1935 stafchef van het leger.
Franco hield Spanje buiten de Tweede Wereldoorlog, maar na de nederlaag van de asmogendheden werd hij bestempeld als de “laatste van de fascistische dictators” en verbannen door de Verenigde Naties. Naarmate de koude oorlog echter aan intensiteit won, nam de buitenlandse oppositie tegen Franco af.
In 1953 markeerde de ondertekening van een militair bijstandspact met de Verenigde Staten de terugkeer van Spanje in de internationale samenleving. Franco’s regime werd in de jaren 1950 en ’60 wat liberaler.
Het hing voor steun niet af van de Falange, omgedoopt tot de Nationale Beweging, maar van een reeks ‘politieke families’, variërend van centrumrechts tot extreme reactionairen. Franco balanceerde deze groepen tegen elkaar en behield voor zichzelf een positie als scheidsrechter boven de zaken van de dagelijkse politiek. Geholpen door de algemene welvaart van Europa, genoot Spanje van een snelle economische groei in de jaren 1960. Tegen het einde van het decennium was de voorheen agrarische economie geïndustrialiseerd.
In 1947 riep Franco Spanje uit tot een monarchie, met zichzelf als een soort regent voor het leven. In 1969 wees hij prins Juan Carlos, kleinzoon van de voormalige koning van Spanje, Alfonso XIII, aan als zijn officiële opvolger.
In 1973 deed Franco afstand van zijn positie als premier, maar bleef staatshoofd. Bij de dood van Franco in Madrid op 20 november 1975 werd Juan Carlos koning. Er is geen consensus bereikt over de rol van Franco in de Spaanse geschiedenis. Zijn aanhangers wijzen op de langdurige vrede na de burgeroorlog en op de economische bloei van de jaren 1960. Zijn tegenstanders benadrukken de repressieve politiek van het regime en suggereren dat economische groei ook zonder Franco zou hebben plaatsgevonden.