Meinoud Marinus Rost van Tonningen (Soerabaja, 19 februari 1894 – Scheveningen, 6 juni 1945) was een Nederlands politicus die als voorman van het Nederlandse nationaalsocialisme tijdens de Tweede Wereldoorlog vergaand collaboreerde met de Duitse bezetters. Zijn familie behoorde tot het Nederlandse patriciaat.
Van 1923 tot 1928 en van 1931 tot 1936 was hij vertegenwoordiger van de Volkenbond in Wenen, aanvankelijk in een ondergeschikte, later in een leidende functie, om toezicht te houden op het Oostenrijkse financiële beleid. In dit land ontwikkelde hij steeds sterkere antisemitische en anticommunistische denkbeelden. In Oostenrijk raakte hij ook goed bevriend met de in 1934 vermoorde kanselier Engelbert Dollfuss met wie hij echter van mening verschilde over of Oostenrijk zich wel of niet bij Duitsland moest aansluiten; Rost van Tonningen zag namelijk niets in een verbod op deze zogeheten Anschluss.
NSB-lid
Nadat Rost van Tonningen in 1936 was teruggekeerd uit Oostenrijk scheidde hij van zijn eerste echtgenote Mary Gordon Hasselbach, met wie hij in 1924 gehuwd was. Op dezelfde dag, 7 augustus 1936, werd hij lid van de NSB. Bij de verkiezingen won hij een zetel in het parlement.
Daarnaast was hij hoofdredacteur van Het Nationale Dagblad geworden, het partijorgaan van de NSB, dat hij (tot leedwezen van een deel van de NSB-leiding) tot een spreekbuis van zijn eigen ideeën maakte. Rost van Tonningen was een vooral op Duitsland en de ‘groot-Duitse gedachte’ georiënteerde nationaalsocialist terwijl Mussert meer affiniteit had met het fascisme van Mussolini.
Het was vooral door zijn groeiende invloed dat vanaf circa 1936 de NSB steeds openlijker antisemitisch werd. Op het gebied van het antisemitisme was hij namelijk ideologisch gemotiveerder dan NSB-leider Anton Mussert. Vanwege Rost van Tonningen liep de NSB hoe langer hoe meer in de pas met haar Duitse zusterpartij de NSDAP.
In 1939 richtte hij de Mussert-garde op, een paramilitaire organisatie die naast de Jeugdstorm bestond, maar die minder succesvol was dan deze. Veel leden werden later wel lid van de Nederlandsche SS. Rost van Tonningens eigen verzoek om lid van de Nederlandse SS-afdeling ‘Westland’ te mogen worden werd echter in eerste instantie afgewezen omdat hij door zijn geboorte in Indonesië geen goede stamboom kon overleggen waaruit bleek dat zijn familie de afgelopen 150 jaar van zuiver bloed was geweest (niet omdat hij Indonesisch bloed had maar omdat de burgerlijke stand door de oorlogsomstandigheden niet toegankelijk was). In 1944 meldde hij zich opnieuw aan en toen werd hij wel aangenomen.
Op 20 juli 1940, in de periode na de machtsovername door de Duitsers na de geslaagde Duitse aanval op Nederland, werd Rost van Tonningen door Seyss-Inquart? benoemd tot liquidatie-commissaris van alle socialistische en marxistische organisaties, waaronder met name de SDAP en de daarbij aangesloten vakbonden, de CPN en de RSAP. De CPN moest geliquideerd worden, terwijl de SDAP gelijkgeschakeld moest worden, d.w.z. ‘omgebouwd’ tot een op nationaalsocialistische leest geschoeide vakbeweging. Dit lukte niet, onder meer doordat SDAP zelf het grootste deel van de partijadministratie had vernietigd. Ook weigerde het partijbestuur zijn medewerking. Tijdens gewestelijke bijeenkomsten werd namens het bestuur van de SDAP meegedeeld dat niet met de Duitsers meegewerkt zou worden. Als reactie daarop probeerde Rost van Tonningen de gewestelijke besturen voor zich te winnen. Uiteindelijk lukte hem dit bij Tjerk van der Zee, die vooral bevreesd was voor zijn inkomen, zoals hij (in Rost van Tonningens aanwezigheid) tegen een gewestelijke SDAP-bestuurder fluisterde: ‘ik doe het waarachtig ook niet voor mijn plezier’. Bij verschillende andere verenigingen (Bond van Vrouwenclubs en de AJC) waren Rost van Tonningens pogingen tot nazificatie even weinig succesvol.
Tijdens een radiotoespraak van 22 september 1940 liet Rost weten dat er een nieuwe socialistische jeugdbeweging voort zou komen uit de Arbeiderssportbond. Eerder genoemde Tjerk van der Zee zat hier in het hoofdbestuur en de voorzitter was afkomstig uit Duitsland. De leden en afdelingen verdwenen echter, de voorzitter keerde zich, na aanvankelijk tegemoetkomend te zijn geweest, tegen Rost van Tonningen.
De bonden van arbeidersmuziek- en zangverenigingen besloten wel door te gaan. Toen zij later verplicht werden om zich bij de Kultuurkamer aan te sluiten, hebben de meeste zichzelf alsnog opgeheven.
Het Instituut voor Arbeidersontwikkeling hield ook de eer aan zichzelf: in november 1940 verscheen de laatste uitgave van verenigingsblad De Toorts met daarin een artikel ‘Ten Afscheid’. Wel kon de bezetter een deel van de bezittingen van het Instituut overnemen, de zgn. Natuurvriendenhuizen.
Met de VARA had Rost meer succes. Het Vara-bestuur voelde niet voor opheffing, ondanks druk van SDAP-notabelen zoals Koos Vorrink en Willem Drees. Hiermee kwam de zowel in ledenaantal, in vermogen, als in functie belangrijkste nevenorganisatie van de SDAP in handen van de bezetter. Omdat de medewerking aan de gelijkschakeling uiteindelijk toch minimaal was, was dit succes relatief. Overigens gebeurde dit buiten de Rundfunkbetreuungsstelle om (de organisatie verantwoordelijk voor de gelijkschakeling van de omroepen).
Op 5 juli 1941 werd de SDAP dan uiteindelijk ontbonden, samen met de meeste andere nog bestaande politieke partijen.
Verantwoordelijk voor de Nederlandse financiën
Op 26 maart 1941 werd Rost van Tonningen benoemd tot secretaris-generaal van het ministerie van Financiën en tot president van De Nederlandsche Bank. Gedurende de tijd dat hij deze beide functies uitoefende, sloegen de Duitsers Nederland aan voor de kosten van de bezetting. Het totale bedrag werd na de oorlog door de Nederlandse regering geraamd op 9.488.000.000 Reichsmark, hiernaast bestonden nog voor 5.750.000.000 RM vorderingen van Nederland op Duitsland die nooit terugbetaald zijn, zodat er in totaal 14.500.000.000 RM naar Duitsland is gevloeid. (Ter vergelijking: voor Frankrijk bedroeg dit 43.250.000.000 RM, en voor België 11.070.000.000 RM)
Op 1 april 1941 was de deviezenbarrière tussen Nederland en het Derde Rijk al uit de weg geruimd, op 1 september 1941 vervielen de laatste praktische belemmeringen. Dit betekende dat de Duitsers goud van de Nederlandse Bank konden omruilen tegen papieren Reichsmarken. Omdat de collega’s van Rost van Tonningen in de andere bezette gebieden niet zo enthousiast met de Duitsers meewerkten, bleven de deviezenbarrières daar wel bestaan, zodat Nederland de Reichsmarken niet kon gebruiken om het betalingsverkeer met die landen af te wikkelen. Daarnaast werden Reichsmarksaldo’s van andere landen eveneens in Nederland ingebracht. Duitsland, Denemarken, Hongarije en Frankrijk hebben zo hun vooroorlogse schulden aan Nederland in Reichsmarken afbetaald. Dit en de aankoop door de Duitsers van goederen in Nederland met Reichsmarken leidde ertoe dat het saldo van Reichsmarken bij de Nederlandse Bank steeg van 83.000.000 (eind maart 1941) tot 3.646.000.000 (eind september 1943).Rost bleef intussen maar Nederlands geld bijdrukken. Dit alles heeft tot een grote inflatie geleid.
Op Dolle Dinsdag (5 september 1944) was Rost van Tonningen gevlucht. Enkele dagen later dook hij weer op. Op 28 december 1944 ontsloeg Mussert Rost van Tonningen als plaatsvervangende leider van de NSB, nadat de laatste in De Waag een artikel had geschreven waarin hij de overgang van de Jeugdstorm naar de Germanische Jugend toejuichte, waarbij veel leden zich aanmeldden bij de Hitlerjugend-divisie.
Het einde
In de zomer van 1944 was Rost van Tonningen tot officier opgeleid bij het eerste bataljon van Landstorm Nederland. Halverwege maart 1945 vertrok hij naar het front, dat toen in de Betuwe lag. Op 8 mei 1945 werd Rost van Tonningen (inmiddels opgeklommen tot de rang van Obersturmführer), door de Canadezen gevangen genomen. Hij was eerst overgebracht naar een interneringskamp in Elst. Daarvandaan werd hij overgeplaatst naar Utrecht en op 24 mei 1945 werd hij naar de gevangenis in Scheveningen gebracht. Enkele dagen daarna, op 6 juni 1945, pleegde hij wellicht zelfmoord door over de balustrade van een trap naar beneden te springen. Tot een strafproces tegen Rost van Tonningen is het dus niet gekomen. Het is niet zeker of hij aan zijn einde is gekomen door zelfmoord of dat hij “tot zelfmoord is gedreven”, zoals Niod-medewerker Van der Leeuw het vertelde in het VARA-programma Het Zwarte Schaap.
Referenties, bronnen en voetnoten.
1.http://www.Wikipedia.nl