De HMS Encounter was een torpedobootjager van de E-klasse, gebouwd voor de Royal Navy in de vroege jaren 1930. Het schip speelde een belangrijke rol in diverse maritieme operaties tijdens de Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog.
Inhouds opgave
Ontwerp en technische specificaties
De E-klasse torpedobootjagers, waaronder de HMS Encounter, waren een lichte verbetering ten opzichte van de voorgaande D-klasse. Ze hadden een waterverplaatsing van 1.405 lange tonnen (1.428 ton) bij standaard belading en 1.940 lange tonnen (1.970 ton) bij diepe belading. Het schip had een totale lengte van 329 voet (100,3 meter), een breedte van 33 voet en 3 inch (10,1 meter) en een diepgang van 12 voet en 6 inch (3,8 meter). De aandrijving bestond uit twee Parsons getande stoomturbines, die elk een schroefas aandreven met stoom die werd geleverd door drie Admiralty-drielingketels. Deze turbines ontwikkelden een totaal vermogen van 36.000 pk (27.000 kW) en gaven een maximumsnelheid van 35,5 knopen (65,7 km/u; 40,9 mph).
Qua bewapening was de HMS Encounter uitgerust met vier 4,7-inch (120 mm) Mark IX kanonnen in enkele opstellingen. Voor luchtafweer had het schip twee viervoudige opstellingen van Vickers 0,5 inch (12,7 mm) luchtafweer machinegeweren. Daarnaast had de E-klasse twee bovenscheepse viervoudige torpedobuizen voor 21-inch (533 mm) torpedo’s. Oorspronkelijk werden twintig dieptebommen gedragen, maar dit aantal werd kort na het uitbreken van de oorlog verhoogd tot 35. Tegen april 1941 was de achterschip torpedobuizenbank vervangen door een QF 12-ponder 20-cwt luchtafweerkanon, waarbij de achtermast en schoorsteen werden ingekort om het schootsveld van het kanon te verbeteren.
Sensoren
De HMS Encounter was uitgerust met ASDIC, een vroege vorm van sonar die door de Royal Navy werd gebruikt om onderzeeboten op te sporen. ASDIC-technologie werkte door geluidsgolven uit te zenden en de echo’s te ontvangen die terugkaatsten van onderzeeboten of andere objecten onder water. Deze technologie was essentieel voor anti-onderzeebootoperaties en speelde een cruciale rol in de konvooi-escorte taken van de Encounter tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het is onduidelijk of de Encounter radar had geïnstalleerd voordat ze naar het Verre Oosten werd overgebracht, maar volgens Norman Friedman in zijn boek British Destroyers From Earliest Days to the Second World War (2009) was het meest waarschijnlijke type een Type 286 Radar dit is een early-warning radar.
Bewapening
De bewapening van de HMS Encounter was veelzijdig en ontworpen voor zowel oppervlakte- als luchtdoeloperaties, evenals voor anti-onderzeebootacties. Het schip was uitgerust met:
- 4 × enkele QF 4,7-inch (120 mm) Mk IX kanonnen: Deze snelvuurkanonnen waren het primaire wapen van de Encounter voor oppervlaktegevechten. Ze waren geïnstalleerd in enkele opstellingen en konden een groot bereik en effectieve vuurkracht leveren tegen vijandelijke schepen.
- 2 × viervoudige 0,5-inch (12,7 mm) machinegeweren: Voor luchtafweer had de Encounter twee viervoudige mounts van Vickers-machinegeweren. Deze wapens boden een hoge vuursnelheid om vijandelijke vliegtuigen af te weren die zich in de nabijheid van het schip waagden.
- 2 × viervoudige 21-inch (533 mm) torpedobuizen: De Encounter was uitgerust met twee viervoudige torpedobuizen voor het afvuren van 21-inch torpedo’s.
- 20 × dieptebommen, 1 rek en 2 werpers: Voor anti-onderzeebootoperaties droeg de Encounter twintig dieptebommen. De dieptebommen werden gedropt via een rek aan de achterzijde van het schip of gelanceerd met behulp van twee werpers. Deze bewapening was cruciaal voor het uitschakelen van vijandelijke onderzeeboten die een bedreiging vormden voor geallieerde konvooien.
Constructie
De HMS Encounter was het zesde schip met deze naam dat in dienst trad bij de Royal Navy. Het schip werd op 1 november 1932 besteld bij Hawthorn Leslie & Company in Hebburn als onderdeel van het marineprogramma van 1931. De kiel werd gelegd op 15 maart 1932, en het schip werd te water gelaten op 29 maart 1934. De inbedrijfstelling vond plaats op 2 november 1934 tegen een totale kostprijs van £252.250, exclusief door de overheid geleverde uitrusting zoals de bewapening.
Bij de ingebruikname werd de Encounter samen met haar zusterschip toegewezen aan de 5e Destroyer Flotilla (DF) en vergezelde de Home Fleet tijdens een cruise door de West-Indies tussen januari en maart 1935. Het schip kwam echter in botsing met haar zusterschip Escapade voor de kust van Portland op 18 juni en moest worden gerepareerd in Devonport Dockyard. Tijdens de Abyssinia Crisis werd de Encounter, samen met de meeste andere schepen van haar flotilla, toegevoegd aan de Middellandse Zeevloot.
Acties tijdens de Spaanse Burgeroorlog en de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Spaanse Burgeroorlog van 1936-1939 was de HMS Encounter veelvuldig aanwezig in de Spaanse wateren om het wapenembargo af te dwingen dat door Groot-Brittannië en Frankrijk was opgelegd aan beide zijden van het conflict. In de periode januari-maart 1937 patrouilleerde de flotilla in de Spaanse wateren in de Golf van Biskaje om de decreten van het Comité voor Non-Interventie te handhaven. Tijdens een nachtoefening voor de kust van Alexandrië op 19 november 1935 botste de Encounter met een ander zusterschip, Echo. Hoewel de schade niet ernstig was, was reparatie in Malta noodzakelijk. Het schip keerde in februari 1936 terug naar de Middellandse Zee en bleef actief tot maart van dat jaar.
Met de opkomst van spanning voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog, begon de Encounter een grote revisie op 15 juli 1939, maar deze werd onderbroken vanwege de dreigende oorlog. Het schip werd toegewezen aan de 12e DF bij herindienststelling en bemand met een bemanning die grotendeels bestond uit reservisten.
HMS Encounter in de Tweede Wereldoorlog
Begin van de oorlog: konvooidiensten en Noorse campagne
Toen de Tweede Wereldoorlog in september 1939 begon, werd de HMS Encounter toegewezen aan konvooibescherming en anti-onderzeebootpatrouilles in het Western Approaches Command. In de eerste maanden van de oorlog was het schip voornamelijk actief in de Atlantische Oceaan om vitale geallieerde scheepvaart te beschermen tegen Duitse U-boten en oppervlakteaanvallen.
Bij het begin van de Noorse Campagne in april 1940, voerde de Encounter operaties uit in de Noordzee en begeleidde ze de olietanker SS British Lady naar Flakstadøya in de Lofoten-eilanden. Deze operatie was cruciaal voor de Britse marine omdat hier een bevoorradings- en reparatiebasis werd opgericht om de geallieerde operaties in Noord-Noorwegen te ondersteunen. Gedurende de rest van april en mei escorteerde de Encounter de vliegdekschepen Ark Royal en Glorious, en de slagschepen Warspite en Valiant in de Noorse wateren. Het schip redde op 1 mei 1940 de bemanning van een neergeschoten Duitse Junkers Ju 87 “Stuka”-duikbommenwerper en later een piloot die zonder brandstof was geraakt nabij Ankenesstranda op 14 mei.
Deelname aan Force H en operaties in de Middellandse Zee
Na de Noorse Campagne werd de Encounter in juni 1940 overgeplaatst naar Gibraltar om zich bij de 13e Destroyer Flotilla van Force H te voegen. Deze vloot was belast met het beschermen van de westelijke toegang tot de Middellandse Zee en het ondersteunen van diverse offensieve operaties tegen de asmogendheden. Onderweg escorteerde Encounter verschillende troepenschepen en het vliegdekschip Argus. Tijdens Operatie Hurry in augustus 1940 escorteerde de Encounter, samen met drie andere torpedobootjagers, het vliegdekschip Argus naar een positie ten zuidwesten van Sardinië, waar de carrier zijn Hawker Hurricane-jachtvliegtuigen naar Malta kon vliegen om de eilandverdediging te versterken.
In september 1940 nam de HMS Encounter deel aan de Slag bij Dakar, een poging om de strategische haven van Dakar te veroveren op de Vichy-Franse troepen. De aanval mislukte echter, en de Encounter keerde terug naar Gibraltar om deel te nemen aan de Slag bij Kaap Spartivento in november 1940. Deze slag was een tactisch onbesliste confrontatie tussen de Britse en Italiaanse marines.
Schade en reparaties in Malta
In 1941 werd de Encounter overgeplaatst naar de Middellandse Zeevloot, waar zij konvooien naar Malta escorteerde. Tijdens een refit in een droogdok in Malta, werd de Encounter zwaar beschadigd door explosies en splinters toen een bom op de vloer van het dok ontplofte tijdens een luchtaanval op 29 april 1941. Een andere bom raakte de voorsteven van het schip de volgende dag en sloeg een gat in de romp, terwijl nog een bom op 16 mei de romp doorboorde en de ketels en turbines uitschakelde door het water dat naar binnen stroomde. De reparaties namen verschillende maanden in beslag en waren pas in juli 1941 voltooid.
Overplaatsing naar het Verre Oosten
Na haar reparaties werd de Encounter kort heringedeeld bij Force H alvorens opnieuw deel uit te maken van de Middellandse Zeevloot. Later in 1941 werd het schip overgeplaatst naar de Oostelijke Vloot in Singapore, waar het diverse maanden in het begin van 1942 doorbracht met het escorteren van konvooien onder de controle van het Amerikaanse-Britse-Nederlands-Australische Commando (ABDACOM). De spanningen in de regio namen toe, en de Encounter werd een van de geallieerde schepen die de opdracht kregen om Japanse invasiekonvooien te onderscheppen tijdens de campagne in Nederlands-Indië in februari 1942.
De laatste missies en ondergang van HMS Encounter
De Eerste Slag in de Javazee
In februari 1942 bevond de HMS Encounter zich in de strategisch cruciale wateren rond Nederlands-Indië, een regio waar de Japanse invasiecampagnes in volle gang waren. Op 25 februari beval viceadmiraal Conrad Helfrich van de Koninklijke Marine alle beschikbare geallieerde oorlogsschepen om zich bij de Nederlandse schout-bij-nacht Karel Doorman’s Eastern Striking Force in Soerabaja aan te sluiten. Samen met de torpedobootjagers Jupiter en Electra escorteerde de Encounter de Britse zware kruiser Exeter en de Australische lichte kruiser Perth naar deze haven. De geallieerde vloot vertrok de volgende dag om 18:30 uur om voor de kust van Oost-Java te patrouilleren, in de hoop de opkomende Japanse invasievloot te onderscheppen.
De Japanse commandant, schout-bij-nacht Takeo Takagi, was op de hoogte van de bewegingen van Doorman en zijn schepen en zond, zijn escorterende schepen, om de geallieerde vloot te onderscheppen. Dit resulteerde op 27 februari 1942 in de eerste Slag in de Javazee, een chaotische en langdurige zeeslag. Gedurende de slag openden de zware kruisers van Takagi het vuur op lange afstand met weinig effect, terwijl de Japanse torpedobootjagers meerdere salvo’s van hun dodelijke Type 93 “Long Lance”-torpedo’s afvuurden.
Hoewel veel van deze torpedo’s hun doel misten, raakte een torpedo de Exeter zonder te ontploffen, en kort daarna werd de kruiser zwaar beschadigd door een treffer die ontplofte in haar voorste ketelruimte. De geallieerde schepen werden gedwongen zich te hergroeperen en te ontsnappen in verschillende richtingen. De Encounter bood dekking door een rookgordijn te leggen en voerde verschillende aanvallen uit op Japanse torpedobootjagers om de terugtrekking van de beschadigde Exeter te dekken.
De Tweede Slag in de Javazee en de ondergang van HMS Encounter
Na tijdelijke reparaties en het bijtanken in Soerabaja, werd de Encounter op 28 februari samen met de Exeter en de Amerikaanse torpedobootjager Pope bevolen om naar Colombo te varen via de Straat Sunda. Deze geallieerde schepen werden echter op de ochtend van 1 maart 1942 onderschept door een Japanse eskader bestaande uit vier zware kruisers en vier torpedobootjagers.
Omstreeks 08:00 uur zagen de Britse schepen de naderende Japanse kruisers, die hun verkenningsvliegtuigen lanceerden om de geallieerde schepen te volgen. De Encounter en haar bondgenoten probeerden rookgordijnen te leggen om hun ontsnapping naar het oosten te dekken, maar de Japanse overmacht was te groot. Rond 11:20 uur werd de Exeter opnieuw getroffen door een Japanse granaat die ontplofte in een ketelruimte, waardoor het schip volledig machteloos werd. Encounter keerde terug om een rookgordijn te leggen ter bescherming van de Exeter en om overlevenden te redden, maar werd zelf al snel zwaar beschadigd door meerdere treffers van Japanse granaten. Het schip raakte in brand en verloor alle voortstuwingsvermogen.
De kapitein van de Encounter, luitenant-commandant Eric Morgan, gaf opdracht om het schip te verlaten en het te laten zinken om te voorkomen dat het in handen van de Japanners zou vallen. De Encounter kapseisde en zonk rond 12:10 uur, en haar bemanning werd gedwongen om in het water te wachten op redding.
Gevangenschap en nasleep
Acht bemanningsleden van de HMS Encounter kwamen om tijdens de gevechten, terwijl de overige 149 bemanningsleden krijgsgevangenen werden toen ze de volgende dag werden gered door de Japanse torpedobootjager Ikazuchi. De overlevenden hadden ongeveer 20 uur rondgedreven op reddingsvlotten, in reddingsvesten of zich vastklampend aan drijvende wrakstukken. Veel van hen waren bedekt met olie en konden nauwelijks zien.
Deze daad van barmhartigheid door luitenant-commandant Shunsaku Kudō van de Ikazuchi, die zijn schip blootstelde aan een mogelijk gevaar van onderzeeërs om de geallieerde overlevenden te redden, werd later het onderwerp van een boek en een televisiespecial. Ondanks deze humanitaire actie stierven 38 van de bemanningsleden van de Encounter in Japanse krijgsgevangenschap door de slechte omstandigheden in de kampen en de zware dwangarbeid.
Ontdekking en plundering van het wrak
Het wrak van de HMS Encounter werd oorspronkelijk ontdekt op 21 februari 2007, liggend op een diepte van 60 tot 61 meter (197-200 voet) in de Javazee. Tijdens een expeditie om de site in 2016 te onderzoeken, werd ontdekt dat het wrak bijna volledig was vernietigd door illegale bergingsoperaties, waarbij metalen en andere waardevolle materialen werden geborgen.
Conclusie: de erfenis van de HMS Encounter
De HMS Encounter was een schip dat de vele uitdagingen van de Tweede Wereldoorlog trotseerde en haar rol vervulde met toewijding en moed. Van haar vroege dagen in de Middellandse Zee tijdens de Abyssinia Crisis, haar betrokkenheid bij de Noorse campagne, tot haar laatste stand in de slagvelden van de Javazee, belichaamde de Encounter de veerkracht en strijdlust van de Royal Navy. Ondanks haar uiteindelijke ondergang en het tragische lot van veel van haar bemanningsleden, blijft de herinnering aan de Encounter en haar bemanning voortleven als een getuigenis van moed en opoffering.
De ontdekking van haar wrak in 2007 en de daaropvolgende plundering herinneren ons niet alleen aan de geschiedenis van maritieme oorlogsvoering, maar ook aan de voortdurende behoefte aan bescherming en respect voor deze maritieme graven, die de laatste rustplaatsen zijn van zoveel dappere zeelieden.
Bronnen en meer informatie
- Friedman, Norman (2009). British Destroyers From Earliest Days to the Second World War. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press.
- Roskill, S. W. (1954). The War at Sea 1939–1945: Volume I The Defensive. London: Her Majesty’s Stationery Office.
- Hinsley, F. H. (1979). British Intelligence in the Second World War: Its Influence on Strategy and Operations. Cambridge: Cambridge University Press.
- Hague, Arnold (2000). The Allied Convoy System 1939–1945. London: Naval Institute Press.
- Shores, Christopher, et al. (1992). Bloody Shambles: The Defence of Sumatra to the Fall of Burma. London: Grub Street Publishing.
- O’Hara, Vincent P. (2013). The U.S. Navy Against the Axis: Surface Combat, 1941–1945. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press.
- Marder, Arthur J. (1981). Old Friends, New Enemies: The Royal Navy and the Imperial Japanese Navy. Oxford: Clarendon Press.
- Bronnen Mei1940
- Afbeelding: Royal Navy official photographer, Public domain, via Wikimedia Commons