Operation Kita: Japanse pyrrusoverwinning in WOII

Map of the route taken by Japanese forces during Operation Kita, showing their journey from Singapore to Kure, Japan.
Kaart met de route van de Completion Force tijdens Operatie Kita in februari 1945, van Singapore naar de Japanse havenstad Kure.

Operatie Kita (北号作戦, Hoku-gō sakusen, “Noord”) was een militaire operatie uitgevoerd door de Japanse Keizerlijke Marine (IJN) in februari 1945, tijdens de Stille Oceaanoorlog. Deze missie was bedoeld om twee Ise-klasse hybride slagschip-vliegdekschepen en vier begeleidende schepen veilig terug te brengen naar Japan vanuit Singapore. Ondanks dat de geallieerden op de hoogte waren van de missie, slaagden pogingen om de vloot met onderzeeërs en luchtmacht te onderscheppen niet. De schepen vervoerden essentiële voorraden, zoals olie, rubber en metalen, die door de geallieerde blokkade nauwelijks Japan konden bereiken.

Achtergrond

Geallieerde Blokkade en Brandstoftekorten

In 1944 hadden de geallieerden door intensieve onderzeebootcampagnes de Japanse toevoer van olie en andere grondstoffen vanuit Zuidoost-Azië grotendeels afgesneden. Amerikaanse onderzeeërs vernietigden een aanzienlijk deel van de Japanse handelsvloot, inclusief tankers die olie vervoerden. De situatie werd kritiek toen olievoorraden in Japan bijna volledig uitgeput raakten, waardoor militaire en civiele operaties ernstig werden belemmerd.

Als reactie probeerde de Japanse regering olie en andere grondstoffen in olievaten te vervoeren met vrachtschepen en, in uitzonderlijke gevallen, met oorlogsschepen. Een voorbeeld hiervan waren de Ise-klasse hybride slagschip-vliegdekschepen, die speciaal werden ingezet om brandstof en andere goederen te transporteren vanuit Singapore.

De Ise-Klasse Schepen

De Ise-klasse schepen, bestaande uit de Ise en Hyūga, waren oorspronkelijk gebouwd als slagschepen maar werden tijdens de oorlog omgebouwd tot hybride vliegdekschepen. Deze aanpassing was een noodmaatregel omdat Japan na de Slag om Midway aanzienlijke verliezen had geleden in vliegdekschepen. De hybride schepen waren echter minder effectief in deze rol vanwege een tekort aan vliegtuigen en getrainde piloten.

In november 1944 werden de schepen toegewezen aan de IJN’s Carrier Division 4, onder bevel van schout-bij-nacht Matsuda Chiaki. Ze werden gestationeerd in de Zuidwestelijke Pacific om de resterende Japanse vlootelementen te versterken en zich in de buurt van brandstofbronnen te bevinden.

Verplaatsing naar Zuidoost-Azië

Op 11 november 1944 vertrokken de Ise en Hyūga vanuit Japan naar de Zuidwestelijke Pacific, met een lading van ongeveer 900 ton munitie voor Japanse troepen in de Filipijnen. Door hevige geallieerde luchtaanvallen konden de schepen hun lading niet lossen in Manilla en werden de voorraden afgezet op de Spratly-eilanden. Vervolgens reisden ze naar Lingga Roads, nabij Singapore, waar ze op 22 november aankwamen.

Geallieerde inlichtingen, verkregen door het onderscheppen van Japanse radiocommunicatie (Ultra), onthulden de bewegingen van deze schepen. Hoewel onderzeeërs werden ingezet om de schepen te onderscheppen, slaagden deze er niet in om de Ise en Hyūga tijdens hun reis naar Singapore te beschadigen.

Voorbereidingen voor Operatie Kita

In februari 1945 gaf de Japanse Keizerlijke Marine opdracht voor Operatie Kita. Het doel van deze missie was om de zwaarbewapende Ise-klasse schepen en hun escortes, samen aangeduid als de Completion Force (Kan-butai), naar Japan terug te brengen. Deze schepen vervoerden belangrijke grondstoffen die van cruciaal belang waren voor de oorlogsindustrie in Japan.

De Completion Force

De Completion Force bestond uit zes schepen:

  1. De Ise-klasse hybride slagschip-vliegdekschepen Ise en Hyūga.
  2. De lichte kruiser Ōyodo.
  3. Drie torpedobootjagers: Asashimo, Hatsushimo en Kasumi.

Deze schepen werden geselecteerd vanwege hun snelheid, bewapening en capaciteit om waardevolle ladingen te vervoeren. Op 6 februari 1945 vertrok de Completion Force vanuit Lingga Roads en bereikte de haven van Singapore de volgende dag.

Belading en Reparaties in Singapore

In Singapore werden de schepen beladen met een mix van essentiële grondstoffen en arbeiders:

  • Ise en Hyūga kregen elk duizenden vaten vliegtuigbenzine en gewone benzine aan boord. Daarnaast namen ze tin, rubber en arbeiders uit de olie-industrie mee.
  • Ōyodo werd beladen met kleinere hoeveelheden tin, wolfraam, rubber, zink en kwik.
  • De torpedobootjagers verdeelden een lading van 140 ton aan rubber en tin.

De lading was bedoeld om de industriële en militaire productie in Japan te ondersteunen. Tijdens deze periode werden tijdelijke reparaties uitgevoerd aan de Ise, die lichte schade had opgelopen door een mijnexplosie vlak voor aankomst in Singapore.

Allied Intelligence

Geallieerde inlichtingendiensten, ondersteund door codebrekers, waren op de hoogte van de plannen van de Completion Force. Door de onderschepping van Japanse radioberichten (via het Ultra-programma) wisten ze de samenstelling van de vloot, de lading en de geplande route. Dit gaf de geallieerden de kans om een gecoördineerde aanval te plannen.

Rear Admiral James Fife, Jr., commandant van de geallieerde onderzeeërmacht in de Zuidwestelijke Pacific (Task Force 71), maakte het onderscheppen van de Completion Force tot prioriteit. In totaal werden 26 onderzeeërs gepositioneerd langs de verwachte route van de Japanse vloot. Daarnaast werden plannen gemaakt voor luchtaanvallen door de United States Army Air Forces (USAAF).

Strategische Uitdagingen

Hoewel de geallieerden goed voorbereid leken, waren er ook beperkingen:

  1. Slechte weersomstandigheden bemoeilijkten luchtoperaties.
  2. Hoge snelheid van de Completion Force maakte het voor onderzeeërs moeilijk om zich in een geschikte aanvalpositie te manoeuvreren.
  3. De Japanse schepen waren uitgerust met geavanceerde radar- en sonarapparatuur, waardoor ze dreigingen vroeg konden detecteren.

De Completion Force vertrok op 10 februari 1945 vanuit Singapore, met een zorgvuldig geplande route die hen langs de kust van Zuidoost-Azië en via de Formosaanse Straat naar Japan zou leiden.

Vervoerde grondstoffen

Tijdens Operatie Kita vervoerde de Completion Force een breed scala aan essentiële grondstoffen en materialen die van vitaal belang waren voor de Japanse oorlogsindustrie. De schepen waren beladen met:

Hoofdgrondstoffen

  1. Aviation Gasoline (vliegtuigbenzine)
    • Ise: 5.200 vaten vliegtuigbenzine.
    • Hyūga: 4.944 vaten vliegtuigbenzine.
    • Extra ladingen gewone benzine (326 vaten aan boord van Hyūga).
  2. Rubber
    • Ise en Hyūga: Elk 1.750 ton rubber.
    • Ōyodo: 50 ton rubber.
    • De torpedobootjagers deelden 140 ton rubber.
  3. Tin (blik)
    • Ise en Hyūga: Elk 1.750 ton tin.
    • Ōyodo: 120 ton tin.
    • De torpedobootjagers: Een deel van de gezamenlijke 140 ton tin.
  4. Tungsten (wolfraam)
    • Ōyodo: 70 ton wolfraam.
  5. Zinc (zink)
    • Ōyodo: 40 ton zink.
  6. Mercury (kwik)
    • Ōyodo: 20 ton kwik.
  7. Andere Metalen
    • Ise en Hyūga: Elk 200 ton andere metalen.

Het Verloop van Operatie Kita

De Completion Force zette haar reis voort onder de constante dreiging van geallieerde aanvallen. Ondanks de aanzienlijke inspanningen van de geallieerden om de Japanse schepen te onderscheppen, slaagden deze er niet in om enige schade toe te brengen. Dit deel beschrijft de gebeurtenissen tijdens de reis van de Completion Force naar Japan en de pogingen van de geallieerden om de vloot te stoppen.

Aanvallen door Geallieerde Onderzeeërs

Mislukte Torpedoaanvallen

Na het contactrapport van de HMS Tantalus werden Amerikaanse onderzeeërs op 12 februari strategisch gepositioneerd langs de verwachte route van de Completion Force. Onderzeeërs zoals de USS Blackfin, USS Charr en USS Flounder probeerden aanvallen uit te voeren.

  • USS Charr detecteerde de Completion Force op een afstand van 14 kilometer met radar en stuurde een rapport naar de commandanten van de Task Force.
  • In de uren die volgden, probeerden verschillende onderzeeërs een aanval uit te voeren. Hun pogingen werden echter gefrustreerd door de hoge snelheid van de Japanse schepen (18 knopen) en de defensieve strategieën van hun escorte.

Pogingen in de Zuid-Chinese Zee

Op 13 februari werden nog meer onderzeeërs, waaronder de USS Bergall en USS Blower, langs de route van de Completion Force gepositioneerd. Ondanks het feit dat deze onderzeeërs de schepen visueel konden lokaliseren, misten alle afgevuurde torpedo’s hun doel. Sommige onderzeeërs meldden dat de Japanse schepen hun posities hadden gedetecteerd en defensieve manoeuvres uitvoerden.

De Japanse vloot bleef tijdens deze periode grotendeels beschermd door slecht weer, dat het zicht en de effectiviteit van radar- en sonarapparatuur beperkte.

Luchtaanvallen door de USAAF

Onsuccesvolle Bombardementen

Naast onderzeeërs zette de USAAF ook een grootschalige luchtaanval op touw. Op 13 en 14 februari werd een gecombineerde macht van B-24 Liberators, B-25 Mitchells en P-51 Mustang-jachtvliegtuigen ingezet om de Completion Force te bombarderen.

  • Op 13 februari werden meer dan 88 vliegtuigen naar de locatie van de Completion Force gestuurd. Door dichte bewolking konden de Japanse schepen echter niet worden gelokaliseerd.
  • De piloten kregen orders om geen blinde bombardementen uit te voeren om geallieerde onderzeeërs in het gebied niet te beschadigen. Als gevolg hiervan keerden de vliegtuigen terug naar hun basis zonder een aanval uit te voeren.

Een tweede poging op 14 februari liep uit op een vergelijkbaar falen. Hoewel kleinere groepen vliegtuigen werden ingezet, verhinderde het slechte weer opnieuw een effectieve aanval.

Nevenacties

Hoewel de luchtoperaties tegen de Completion Force zelf mislukten, boekten geallieerde vliegtuigen beperkte successen in het gebied. Op 13 februari werd een Japans transportvliegtuig neergeschoten en enkele Japanse jagers werden vernietigd. Dit had echter geen invloed op de Completion Force.

De Laatste Etappes

Doortocht door de Formosaanse Straat

Op 15 februari bereikte de Completion Force de Matsu-eilanden, nabij de noordelijke uitgang van de Straat van Formosa. Hier ankeren de schepen tijdelijk voordat ze verder voeren. In de vroege uren van 16 februari onderschepte de Amerikaanse onderzeeër USS Rasher de vloot in de buurt van de Chinese stad Wenzhou en lanceerde een aanval met zes torpedo’s. Geen van de torpedo’s trof echter doel.

Aankomst in Japan

Na het vermijden van verdere aanvallen door geallieerde onderzeeërs en vliegtuigen, bereikte de Completion Force veilig de Japanse wateren. De vloot passeerde de Shimonoseki-straat en arriveerde op 20 februari 1945 in de haven van Kure. De lading, bestaande uit olie, rubber, tin en andere grondstoffen, werd aan land gebracht en verdeeld over verschillende industriële centra in Japan.

Nasleep van Operatie Kita

Een Zeldzaam Japans Succes

Operatie Kita werd een van de weinige succesvolle Japanse maritieme missies in de late fase van de oorlog. De Completion Force bereikte Kure zonder verliezen, ondanks het feit dat 26 geallieerde onderzeeërs en tientallen vliegtuigen waren ingezet om hen te onderscheppen.

Bij aankomst in Kure werden de schepen gelost en de lading verdeeld over militaire en industriële centra. De aangevoerde olie en grondstoffen waren echter slechts een tijdelijke verlichting van de kritieke tekorten waarmee Japan kampte door de geallieerde blokkade. De logistieke situatie bleef uitzichtloos.

Het Lot van de Completion Force

Hoewel de Completion Force deze missie overleefde, slaagden de schepen er niet in een blijvende impact te maken op de Japanse oorlogsinspanningen.

  • Ise en Hyūga bleven in Kure en werden ingezet als statische luchtafweerplatforms vanwege brandstoftekorten. Ze werden beide vernietigd tijdens Amerikaanse luchtaanvallen op Kure in juli 1945.
  • Ōyodo bleef ook in Kure en werd op 28 juli 1945 tot zinken gebracht door Amerikaanse vliegtuigen.
  • De torpedobootjagers Asashimo, Hatsushimo en Kasumi gingen eveneens verloren. Asashimo en Kasumi werden vernietigd tijdens Operatie Ten-Go in april 1945, terwijl Hatsushimo op 30 juli 1945 zonk na het raken van een mijn bij Maizuru.

Strategische Analyse

Beperkingen van de Japanse Strategie

Operatie Kita weerspiegelde de toenemende beperkingen waarmee Japan te maken had tegen het einde van de oorlog. Hoewel de missie succesvol was, was de operatie een symptoom van een groter probleem: de onhoudbaarheid van Japan’s logistieke en strategische positie.

  1. Afhankelijkheid van geïmporteerde grondstoffen
    Japan kon zijn industrie niet draaiende houden zonder grondstoffen uit Zuidoost-Azië. De geallieerde blokkade maakte het vrijwel onmogelijk om deze grondstoffen in voldoende hoeveelheden te vervoeren.
  2. Verslechterde Maritieme Capaciteiten
    De inzet van slagschepen als transportvaartuigen toonde de ernst van de situatie aan. Oorlogsschepen die oorspronkelijk ontworpen waren voor gevechtsoperaties werden omgebouwd tot geïmproviseerde vrachtschepen, een teken van wanhoop.

Geallieerde Tegenslagen

Hoewel de Completion Force een succes voor Japan was, bood het ook waardevolle lessen voor de geallieerden:

  • Coördinatieproblemen: Ondanks uitgebreide planning slaagden de onderzeeërs en luchtmacht er niet in de Japanse vloot effectief te blokkeren. Dit benadrukte de noodzaak van betere samenwerking tussen de verschillende krijgsmachtdelen.
  • Betere inlichtingenbenutting: Hoewel de geallieerden op de hoogte waren van de Japanse plannen via Ultra-intelligentie, bleek de uitvoering van hun tegenmaatregelen ineffectief.

Impact van het transport

De grondstoffen die tijdens Operatie Kita werden vervoerd, boden Japan slechts een tijdelijke verlichting in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. Hoewel de lading strategisch belangrijk was, was de hoeveelheid relatief klein in verhouding tot de enorme behoeften van de Japanse oorlogsindustrie.

Vliegtuigbenzine

Met een totaal van ongeveer 10.144 vaten vliegtuigbenzine (verdeeld over de Ise en Hyūga) kon slechts 16 uur van het dagelijkse verbruik van circa 15.000 vaten worden gedekt. Dit was voldoende voor enkele kortetermijnvisies, maar had geen invloed op de algemene luchtmacht capaciteit.

Rubber en Metalen

De aangevoerde rubber (3.690 ton) en tin (3.640 ton) konden specifieke fabrieken of productielijnen gedurende enkele weken ondersteunen. Rubber was nodig voor banden en afdichtingen, terwijl tin essentieel was voor munitieproductie. Wolfraam (70 ton) was genoeg voor de productie van beperkte hoeveelheden pantser doorborende munitie, en zink (40 ton) werd gebruikt voor galvanisatie en legeringen.

Kwik

De 20 ton kwik was voldoende voor een korte periode van gespecialiseerde productie, zoals ontstekers en batterijen.

In totaal bood de lading een ondersteuning van enkele dagen tot weken, afhankelijk van het gebruik, maar was onvoldoende om de structurele tekorten en de impact van de geallieerde blokkade te verlichten.

Conclusie

Operatie Kita markeerde een opmerkelijk maar uiteindelijk onverstandig moment in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. Hoewel de Japanse marine haar vaardigheid en vastberadenheid toonde door een gevaarlijke missie onder extreme omstandigheden uit te voeren, weerspiegelde de operatie de structurele zwakte van Japan’s oorlogsvoering en het gebrek aan strategische visie.

De beperkte voorraden die werden vervoerd, boden slechts kortstondige verlichting in een situatie die al als hopeloos kon worden beschouwd. De vliegtuigbenzine, metalen en rubber waren niet voldoende om de Japanse oorlogsinspanningen te ondersteunen. De operatie dwong waardevolle oorlogsschepen en bemanningen in een riskante situatie, terwijl de bredere strategische problemen van brandstof- en grondstoffentekorten onopgelost bleven.

Hoewel Operatie Kita tactisch succesvol was, was het strategisch gezien een pyrrusoverwinning zonder enige werkelijke waarde. De operatie illustreerde de groeiende afhankelijkheid van Japan van wanhopige en inefficiënte maatregelen om een onvermijdelijke nederlaag uit te stellen. Hoewel de Completion Force erin slaagde om een beperkte hoeveelheid essentiële grondstoffen naar Japan te vervoeren, boden deze voorraden slechts kortstondige verlichting en geen wezenlijke bijdrage aan de oorlogsinspanningen.

De risicovolle inzet van waardevolle oorlogsschepen en bemanningen voor deze missie ondermijnde het strategische nut ervan. Kort na hun terugkeer werden alle schepen van de Completion Force vernietigd, wat de nutteloosheid van de operatie benadrukte. De verliezen van de Japanse marine en de voortdurende blokkade door de geallieerden maakten duidelijk dat Operatie Kita geen werkelijke impact had op het verloop van de oorlog.

In plaats van een teken van kracht, was Operatie Kita een symptoom van Japan’s structurele zwakte en een strategische misrekening. Het was een wanhoopspoging om een reeds verloren situatie tijdelijk te verzachten, zonder enige duurzame resultaten. Hiermee stond de operatie symbool voor de onmogelijkheid om Japan’s oorlogseconomie en militaire strategie te redden.

Bronnen en meer informatie

  1. Afbeelding:
  2. Blair, Clay (2001). Silent Victory: The U.S. Submarine War Against Japan. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 978-1-55750-217-9.
  3. Craven, Wesley; Cate, James, eds. (1953). The Pacific: Matterhorn to Nagasaki. The Army Air Forces in World War II. Chicago: The University of Chicago Press. ISBN 978-0-912799-03-2.
  4. Holmes, W.J. (1979). Double-Edged Secrets: U.S. Naval Intelligence Operations in the Pacific during World War II. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 0-87021-162-5.
  5. Lacroix, Eric; Wells, Linton (1997). Japanese Cruisers of the Pacific War. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 0-87021-311-3.
  6. Morison, Samuel Eliot (2002) [1959]. The Liberation of the Philippines: Luzon, Mindanao, the Visayas, 1944–1945. History of United States Naval Operations in World War II. Urbana, Illinois: University of Illinois Press. ISBN 0-252-07064-X.
  7. Prados, John (1995). Combined Fleet Decoded: The Secret History of American Intelligence and the Japanese Navy in World War II. New York: Random House. ISBN 0-679-43701-0.
  8. Whitley, M.J. (1998). Battleships of World War Two: An International Encyclopedia. London: Arms and Armour. ISBN 1-85409-386-X.
  9. Willmott, H.P. (2002). Battleship. London: Cassell Military. ISBN 0-304-35810-X.
  10. Worth, Richard (2001). Fleets of World War II. Cambridge, Massachusetts: Da Capo Press. ISBN 0-306-81116-2.
  11. Bronnen Mei1940