Herta Bothe: Bewaker in Nazi-concentratiekampen

Herta Bothe (1921–2000), Duitse bewaker in meerdere nazi-concentratiekampen, bekend om haar rol tijdens de Holocaust en veroordeling.
Herta Bothe, kampbewaker in nazi-concentratiekampen, veroordeeld voor oorlogsmisdaden en betrokken bij de Holocaust, gefotografeerd in 1945.

Herta Bothe (8 januari 1921 – 16 maart 2000) was een Duitse bewaakster in concentratiekampen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zij werd veroordeeld voor oorlogsmisdaden na de nederlaag van nazi-Duitsland en vrijgelaten uit de gevangenis in december 1951. Haar leven en rol in de Holocaust vormen een illustratie van de gruwelijke praktijken binnen het nazi-regime en de gevolgen voor betrokkenen.

Vroege Leven

Herta Bothe werd geboren op 8 januari 1921 in Teterow, een kleine stad in Mecklenburg-Schwerin, Duitsland. Haar vader was houtbewerker, en Bothe hielp hem in zijn werkplaats tijdens haar jeugd. Later werkte ze korte tijd in een fabriek en vervolgens als verpleegster in een ziekenhuis. In 1939 werd zij lid van de Bund Deutscher Mädel, de vrouwenafdeling van de Hitlerjugend. Deze organisatie speelde een belangrijke rol in de indoctrinatie van jonge vrouwen in nazi-ideologie.

Bewaker in Ravensbrück en Stutthof

In september 1942 werd Bothe aangesteld als kampbewaker, een zogenaamde SS-Aufseherin, in het concentratiekamp Ravensbrück. Dit kamp was speciaal opgericht voor vrouwelijke gevangenen en werd berucht om de zware omstandigheden en mishandelingen. Na een korte opleiding van vier weken werd zij overgeplaatst naar het Stutthof-concentratiekamp, dicht bij Danzig (nu Gdańsk). Hier kreeg zij de bijnaam “Sadiste van Stutthof” vanwege haar brute behandeling van gevangenen. Bothe werd beschuldigd van het slaan van gevangenen en andere vormen van mishandeling .

In juli 1944 werd zij door Gerda Steinhoff, de overkoepelende kampbewaakster (Oberaufseherin), naar het subkamp Bromberg-Ost gestuurd. Tijdens deze periode waren de omstandigheden voor gevangenen bijzonder hard vanwege de toenemende druk van de oorlog en de systematische deportaties van gevangenen.

Dodenmars en Bergen-Belsen

In januari 1945, terwijl de geallieerde troepen steeds verder het Duitse grondgebied binnendrongen, werd Bothe belast met het begeleiden van een dodenmars. Deze mars omvatte vrouwelijke gevangenen die van Polen naar het concentratiekamp Bergen-Belsen moesten lopen. Onderweg verbleven zij tijdelijk in Auschwitz, waarna zij in februari 1945 aankwamen in Bergen-Belsen .

In Bergen-Belsen kreeg Bothe de leiding over een groep van ongeveer zestig vrouwelijke gevangenen die werden ingezet bij houtkapwerkzaamheden. Het kamp werd op 15 april 1945 bevrijd door Britse troepen, en Bothe werd gearresteerd. Zij werd later berecht tijdens het zogenaamde Belsenproces.

Arrestatie en Proces

Herta Bothe viel tijdens het proces op vanwege haar lengte van 1,91 meter, waarmee zij een van de grootste vrouwelijke bewakers was die werd gearresteerd. Tijdens haar berechting werden er getuigenverklaringen afgelegd waarin zij werd beschuldigd van gewelddadige acties, waaronder het doden van gevangenen met een houten blok en het gebruik van een vuurwapen. Hoewel Bothe verklaarde dat zij nooit iemand had vermoord en alleen gevangenen had geslagen als straf, werden deze uitspraken door getuigen in twijfel getrokken.

Getuigenverklaringen en Veroordeling

Tijdens het Belsenproces, dat begon in september 1945, werd Herta Bothe gekarakteriseerd als een wrede en meedogenloze bewaker. Een aantal overlevenden van het concentratiekamp gaf getuigenissen die haar direct koppelden aan geweld tegen gevangenen. Eén van de meest schokkende getuigenissen kwam van Wilhelm Grunwald, die verklaarde dat hij Bothe had zien schieten op twee vrouwelijke gevangenen die te zwak waren om een zware voedselcontainer te dragen. Hij beschreef hoe zij ineenzakten en naar alle waarschijnlijkheid stierven door uitputting en verwondingen .

Bothe ontkende veel van de beschuldigingen. Ze gaf toe dat ze gevangenen had geslagen, maar beweerde dat dit gebeurde in overeenstemming met kampregels en nooit met een wapen of een stok. Ondanks haar verdediging werd zij veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf voor oorlogsmisdaden, een straf die relatief mild was in vergelijking met die van sommige andere kampbewakers .

Vroegtijdige Vrijlating en Latere Jaren

Herta Bothe bracht uiteindelijk zes jaar in de gevangenis door. Ze werd op 22 december 1951 vervroegd vrijgelaten, vermoedelijk als gevolg van veranderende politieke omstandigheden en druk om gevangenen vrij te laten die niet als ernstig schuldig werden beschouwd. Na haar vrijlating leefde zij onder een andere naam in Duitsland en leidde een relatief teruggetrokken bestaan .

In een interview uit 1999, opgenomen kort voor haar dood, reflecteerde Bothe op haar tijd in de kampen. Zij werd defensief toen zij werd gevraagd naar haar betrokkenheid bij de concentratiekampen. Ze beweerde dat ze geen andere keus had gehad dan de rol van bewaker te accepteren, omdat weigering mogelijk zou hebben geleid tot haar eigen internering. Deze verklaring is echter vaak bekritiseerd door historici, die wijzen op de vrijwillige aard van dergelijke functies .

Herta Bothe overleed op 16 maart 2000 op 79-jarige leeftijd. Haar leven blijft een voorbeeld van de grimmige realiteit van de Holocaust en de keuzes die individuen maakten binnen het systeem van het nazi-regime.

In 1951 werd Bothe voortijdig vrijgelaten door de Britse autoriteiten als onderdeel van een verzoenend beleid. Dit interview belicht haar rol in de kampen en haar reflecties later in het leven. Waarschuwing: Deze video bevat schokkende beelden en heeft daarom een leeftijdsbeperking voor kijkers. Discretie wordt geadviseerd.

Conclusie

Het leven van Herta Bothe illustreert de complexiteit van de rol van vrouwen binnen het nazi-kampsysteem. Als bewaakster in verschillende concentratiekampen werd zij direct betrokken bij het lijden van duizenden gevangenen. Haar zaak benadrukt de belangrijke rol die vrouwelijke kampbewakers speelden in de werking van de Holocaust. Tegelijkertijd blijft het een voorbeeld van hoe individuen hun acties hebben verdedigd binnen het kader van een repressief regime.

Haar proces en de getuigenverklaringen tegen haar dragen bij aan ons begrip van de omvang en de methoden van de misdaden die tijdens de Holocaust zijn gepleegd.

Bronnen en meer informatie

  1. Afbeelding: Silverside (Sgt), Tanner A (Lt); No 5 Army Film & Photographic Unit, Public domain, via Wikimedia Commons
  2. Bartrop, Paul R.; Grimm, Eve E. (2019). Perpetrating the Holocaust: Leaders, Enablers, and Collaborators. Santa Barbara: ABC-CLIO. ISBN 978-1-4408-5897-0.
  3. Baxter, Ian (2013). Himmler’s Nazi Concentration Camp Guards. Barnsley: Casemate Publishers. ISBN 978-1-78303-497-0.
  4. Feig, Konnilyn G. (1981). Hitler’s Death Camps: The Sanity of Madness. New York: Holmes & Meier. ISBN 978-0-8419-0675-4.
  5. Sarti, Wendy Adele-Marie (2011). Women and Nazis: Perpetrators of Genocide and Other Crimes During Hitler’s Regime, 1933–1945. Palo Alto: Academica Press. ISBN 978-1-936320-11-0.
  6. Knoch, Habbo (2010). Bergen-Belsen: Wehrmacht POW Camp 1940–1945, Concentration Camp 1943–1945, Displaced Persons Camp 1945–1950. Göttingen: Wallstein Verlag. ISBN 978-3-8353-0794-0.
  7. Bronnen Mei1940