Harold Alexander: Generaal en leider in WOI en WOII

Portret van Harold Alexander, Britse militair, in uniform met onderscheidingen.
Portret van Harold Alexander in uniform.

Harold Alexander, geboren op 10 december 1891 in Londen, kwam uit een aristocratische Anglo-Ierse familie uit County Tyrone. Zijn vader, James Alexander, was de 4e graaf van Caledon. Alexander ontving zijn opleiding aan Harrow School, waar hij bekend stond om zijn deelname aan het beroemde cricketduel, Fowler’s Match, tegen Eton College in 1910. Hierna volgde hij een opleiding aan het Royal Military College in Sandhurst, waar hij zich voorbereidde op een carrière in het Britse leger bij de Irish Guards.

Eerste Wereldoorlog: Van Jonge Officier naar Ervaren Commandant

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Alexander snel naar het westelijke front gestuurd als pelotonscommandant bij de 1e Bataljon Irish Guards. Hij nam deel aan de Slag bij Mons en raakte gewond tijdens de Eerste Slag bij Ieper, waarna hij tijdelijk naar huis werd gestuurd om te herstellen.

Ondanks zijn jonge leeftijd kreeg Alexander tijdens de oorlog al snel meer verantwoordelijkheden. In januari 1916 ontving hij het Military Cross voor zijn moed tijdens de Slag bij Loos. Kort daarna werd hij onderscheiden met de Distinguished Service Order (DSO) vanwege zijn leiding tijdens de Slag aan de Somme, waarbij hij zijn troepen onder zware vijandelijke vuur bleef aanvoeren. Later dat jaar werd hij opgenomen in de Franse Légion d’Honneur.

Alexander speelde een cruciale rol in verschillende veldslagen, waaronder de Slag om Cambrai en de Duitse lenteoffensieven van 1918. Hij was tijdelijk commandant van een brigade en onderscheidde zich door zijn kalme en vastberaden leiderschap. Zijn eenheden leden zware verliezen, maar Alexander bleef respect afdwingen bij zowel zijn superieuren als ondergeschikten.

Tussen de Oorlogen: Opkomst in de Militaire Hiërarchie

Na de oorlog bleef Alexander in het leger en diende hij bij de geallieerde controlecommissie in Polen. Hij leidde ook Duitse eenheden tijdens de Letse Onafhankelijkheidsoorlog en hielp bij de verdrijving van Bolsjewistische troepen. Tijdens deze campagne raakte hij gewond door een ongeluk met een eigen schildwacht.

Terug in Groot-Brittannië in de jaren 1920 werd hij bevorderd tot luitenant-kolonel en kreeg hij de leiding over een bataljon van de Irish Guards. Zijn succesvolle leidinggevende stijl leidde ertoe dat hij verdere opleidingen volgde aan het Staff College en later aan het Imperial Defence College. Alexander’s reputatie groeide door zijn diplomatieke houding, maar hij werd soms als te gereserveerd beschouwd door enkele van zijn tijdgenoten, zoals Bernard Montgomery en Alan Brooke.

In 1934 werd Alexander brigadier en kreeg hij het bevel over de Nowshera-brigade aan de Noordwestelijke Grens in Brits-Indië. Hier leidde hij operaties tegen Pathaanse stammen en verdiende hij een vermelding in dispatches. Zijn leiderschap tijdens deze campagnes benadrukte zijn vermogen om zich aan te passen aan verschillende gevechtsomstandigheden.

Tweede Wereldoorlog: Verdediging van Frankrijk en Evacuatie uit Duinkerken

Met de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog in 1939 kreeg Alexander het bevel over de 1e Infanteriedivisie, die werd ingezet in Frankrijk als onderdeel van de British Expeditionary Force (BEF). Hij stond aan het hoofd van de terugtrekking van zijn troepen naar Duinkerken tijdens de Duitse invasie van 1940. Op de stranden van Duinkerken leidde hij de organisatie van de geallieerde evacuatie en was een van de laatste Britse officieren die werd geëvacueerd.

Na de succesvolle evacuatie werd Alexander gepromoveerd en kreeg hij het bevel over I Corps, dat belast was met de verdediging van de oostkust van Engeland. Zijn prestaties brachten hem onder de aandacht van zowel Winston Churchill als generaal Alan Brooke, die zijn tactische vaardigheden waardeerden.

Noord-Afrika: Het Bevel Over de Geallieerde Troepen

In augustus 1942 werd Alexander door Winston Churchill naar Egypte gestuurd om generaal Claude Auchinleck te vervangen als bevelhebber van Middle East Command. Alexander’s primaire taak was het coördineren van de Britse en geallieerde strijdkrachten tegen de oprukkende Duitse en Italiaanse troepen onder leiding van veldmaarschalk Erwin Rommel.

Alexander speelde een belangrijke rol bij de voorbereiding en ondersteuning van de Achtste Leger, geleid door Bernard Montgomery, tijdens de Tweede Slag bij El Alamein (oktober-november 1942). Deze slag werd een keerpunt in de oorlog in Noord-Afrika, waarbij de As-mogendheden gedwongen werden zich terug te trekken naar Libië en uiteindelijk Tunesië. Alexander’s kalme en geduldige leiderschap werd alom geprezen, ondanks enkele kritiekpunten op zijn passiviteit tijdens beslissende momenten.

In februari 1943 nam Alexander het bevel over de 18e Legergroep in Tunesië. Hij leidde de geallieerde troepen in de laatste fase van de campagne, die eindigde met de overgave van ongeveer 250.000 Duitse en Italiaanse troepen in mei 1943. Hiermee kwam een einde aan de Noord-Afrikaanse campagne, waarmee de geallieerden de controle over de Middellandse Zee veiligstelden.

Italië: De Geallieerde Invasie en Moeizame Voortgang

Na de overwinning in Noord-Afrika werd Alexander benoemd tot commandant van de 15e Legergroep, die verantwoordelijk was voor de invasie van Sicilië (Operatie Husky) in juli 1943. De campagne verliep succesvol, hoewel er kritiek was op de slechte coördinatie tussen de Britse Achtste Leger en het Amerikaanse Zevende Leger onder leiding van generaal George S. Patton. Alexander slaagde er niet altijd in de spanningen tussen zijn ondergeschikten Montgomery en Patton te beheersen, wat leidde tot logistieke en strategische problemen.

Na Sicilië volgde de invasie van het Italiaanse vasteland. De opmars werd vertraagd door zware gevechten tegen goed verdedigde Duitse stellingen, zoals de Gustav-linie en Monte Cassino. Alexander stond voor de uitdaging om door de Duitse verdediging heen te breken en tegelijkertijd de druk op de vijand te behouden. De Slag om Monte Cassino werd uiteindelijk gewonnen na vier bloedige pogingen, en de geallieerden veroverden Rome in juni 1944.

Tijdens de campagne kreeg Alexander te maken met moeilijke strategische beslissingen, waaronder de controversiële keuze om het historische klooster van Monte Cassino te bombarderen. Hoewel de actie weinig militair succes opleverde, werd Alexander verantwoordelijk gehouden voor de beslissing, wat leidde tot gemengde reacties onder historici en militaire analisten.

Laatste Fase van de Tweede Wereldoorlog en Bevordering tot Veldmaarschalk

Na de val van Rome bleef Alexander commandant van de geallieerde troepen in Italië, maar de gevechten bleven moeizaam door het bergachtige terrein en sterke Duitse weerstand. In december 1944 werd hij benoemd tot Supreme Allied Commander Mediterranean, waarmee hij verantwoordelijk werd voor alle militaire operaties in het Middellandse Zeegebied. Hij ontving de overgave van de Duitse troepen in Italië op 29 april 1945.

Als erkenning voor zijn prestaties werd Alexander in juni 1944 bevorderd tot veldmaarschalk. Zijn leiderschap tijdens de oorlog werd zowel geprezen als bekritiseerd; sommigen bewonderden zijn diplomatieke stijl, terwijl anderen hem verweten te weinig doorzettingsvermogen te tonen tegenover zijn ondergeschikte commandanten.

Gouverneur-Generaal van Canada: Diplomatieke en Culturele Rol

Na de oorlog werd Alexander in 1946 benoemd tot gouverneur-generaal van Canada, een rol waarin hij een brug vormde tussen de Canadese bevolking en het Britse koningshuis. Hij bracht veel tijd door met reizen door Canada en nam deel aan talrijke publieke evenementen, waaronder zijn betrokkenheid als hoofdscout van Canada. Zijn populariteit groeide door zijn betrokkenheid bij de Canadese gemeenschap, en hij werd vereerd met traditionele titels zoals erehoofd van de Kwakiutl- en Blackfoot-stammen.

Alexander speelde ook een rol in politieke ontwikkelingen, waaronder de toetreding van Newfoundland tot de Canadese Confederatie in 1949. Zijn periode als gouverneur-generaal werd beschouwd als succesvol en werd gekenmerkt door culturele en ceremoniële bijdragen.

Minister van Defensie en Pensioenjaren

In 1952 keerde Alexander terug naar Groot-Brittannië om te dienen als minister van Defensie in de regering van Winston Churchill. Hij bekleedde deze functie tot 1954, maar had relatief weinig invloed vanwege de centrale rol van Churchill bij de besluitvorming. Na zijn pensionering bleef hij betrokken bij verschillende ceremoniële rollen, waaronder Constable of the Tower of London.

Alexander overleed op 16 juni 1969 en werd begraven in Hertfordshire. Zijn militaire en politieke nalatenschap blijft van historisch belang, met name door zijn bijdragen aan de overwinning in de Tweede Wereldoorlog en zijn rol in de Canadese geschiedenis.

Conclusie

Harold Alexander was een militaire leider met een indrukwekkende carrière, die zowel successen als uitdagingen kende. Zijn bijdragen tijdens de twee wereldoorlogen en zijn diplomatieke vaardigheden in Canada en Groot-Brittannië markeren hem als een invloedrijke figuur in de geschiedenis van de 20e eeuw.

Bronnen en meer informatie

  1. Afbeelding: Canadian government employee, Public domain, via Wikimedia Commons
  2. Heathcote, Tony (1999). The British Field Marshals 1736–1997. London: Pen & Sword Books Ltd. ISBN 0-85052-696-5.
  3. Mead, Richard (2007). Churchill’s Lions: A Biographical Guide to the Key British Generals of World War II. Stroud: Spellmount. ISBN 978-1-86227-431-0.
  4. Nicolson, Nigel (1973). Alex: The Life of Field Marshal Earl Alexander of Tunis. London: Weidenfeld and Nicolson. ISBN 0297765159.
  5. Stewart, Adrian (2008). The Campaigns of Alexander of Tunis, 1940–1945. Barnsley: Pen and Sword Books. ISBN 978-1399074650.
  6. Jackson, W. G. F. (1972). Alexander of Tunis, as Military Commander. New York: Dodd, Mead & Co. ISBN 978-0396064749.