Operatie Michael, ook bekend als “Unternehmen Michael,” was een grootschalig Duits militair offensief tijdens de Eerste Wereldoorlog, dat op 21 maart 1918 begon. Deze operatie vormde het startpunt van de Duitse lenteoffensieven van 1918 en had als doel de geallieerde linies te doorbreken en de geallieerde troepen langs de westelijke fronten in een beslissende slag te verslaan. De aanval werd gelanceerd vanuit de Hindenburglinie, in de buurt van Saint-Quentin in Frankrijk, en had als uiteindelijke doel de Britse expeditielegerkorpsen (BEF) terug te drijven naar de Kanaalhavens en hen zo mogelijk de zee in te duwen.
Hoewel het offensief aanvankelijk succesvol was, wisten de geallieerden uiteindelijk de Duitse opmars te stoppen bij Villers-Bretonneux, nabij het belangrijke communicatiecentrum Amiens. De Duitse troepen leden zware verliezen en konden hun aanvankelijke winsten niet vasthouden. Operatie Michael bleek uiteindelijk niet in staat de strategische doelen te behalen, wat bijdroeg aan de uiteindelijke nederlaag van Duitsland in de Eerste Wereldoorlog.
Inhouds opgave
Achtergrond
Strategische ontwikkelingen voorafgaand aan Operatie Michael
In het najaar van 1917 stond het Duitse opperbevel voor een uitdaging: de oorlog op het westelijke front was vastgelopen in een slopende loopgravenoorlog, en de Duitse bevolking leed onder voedseltekorten en oorlogsmoeheid. Het Duitse leger besloot een alles-of-niets-offensief te lanceren om een doorbraak te forceren en de geallieerde legers te verslaan voordat de versterkingen van het Amerikaanse expeditieleger (AEF) in volle omvang aankwamen.
Op 21 januari 1918 gaf Generaal Erich Ludendorff, de feitelijke leider van de Duitse krijgsmacht, toestemming voor de voorbereidingen van een beslissend offensief tegen het Britse Expeditieleger (BEF). Ludendorff was van mening dat het BEF, uitgeput door de zware gevechten in 1917 bij Arras, Messines, Passendale en Cambrai, het zwakke punt van de geallieerde linies vormde.
In de maanden die volgden, verplaatste Duitsland ongeveer 50 divisies van het oostfront naar het westfront, waardoor het aantal Duitse troepen op het westfront steeg tot 192 divisies. Dit was inclusief 110 divisies aan de frontlinie, waarvan er 50 tegenover het BEF stonden. De Duitse overmacht in mankracht was echter tijdelijk, aangezien de geallieerden wachtten op de aankomst van 318.000 Amerikaanse soldaten in mei 1918, met nog eens een miljoen in augustus. Ludendorff wist dat de enige kans op een Duitse overwinning was om de geallieerden te verslaan voordat de Amerikaanse versterkingen volledig waren ingezet.
Duitse strategie: het lenteoffensief van 1918
De Duitse strategie voor het lenteoffensief van 1918, bekend als de “Kaiserschlacht” (Keizerslag), bestond uit vier opeenvolgende aanvallen: Michael, Georgette, Gneisenau en Blücher–Yorck. Operatie Michael, de grootste van de vier, was gericht op het gebied van de Somme en had als doel de Britse linies te doorbreken, naar het noordwesten te draaien, en de BEF af te snijden van hun bevoorradingslijnen.
De Britse premier, David Lloyd George, had eerder ingestemd met het uitbreiden van het Britse front, waardoor het BEF een langere frontlinie moest verdedigen. Deze beslissing, genomen tegen militair advies in, verzwakte de Britse verdediging in het gebied rond St. Quentin, waar de Duitse aanval uiteindelijk zou plaatsvinden. Dit gebied was door de Britten overgenomen van de Fransen en was nog in aanbouw, wat betekende dat het nauwelijks verdedigbaar was.
Tactische ontwikkelingen en voorbereidingen
Duitse stormtroepen en artillerie tactieken
De Duitse strijdkrachten maakten tijdens Operatie Michael gebruik van geavanceerde tactieken die eerder succesvol waren gebleken aan het oostfront, met name tijdens de Slag om Riga in 1917. Een belangrijke ontwikkeling was het gebruik van “stormtroepen” (Stoßtruppen), elite-infanterie-eenheden die getraind waren in infiltratietactieken. Deze eenheden opereerden in kleine, mobiele groepen en maakten gebruik van openingen in vijandelijke linies om snel door te breken en strategische doelen in de achterhoede van de vijand aan te vallen.
Naast de stormtroepen, maakten de Duitsers ook gebruik van vernieuwde artillerietactieken. Ludendorff had de beschikking over een groot aantal artilleriestukken en mortieren die ingezet werden voor “orkaan”-bombardementen. Deze bombardementen waren gericht op artillerieposities, machinegeweernesten, hoofdkwartieren en communicatielijnen van de vijand. Het doel was om de verdedigingscapaciteit van de geallieerden te vernietigen voordat de Duitse infanterie-aanvallen begonnen. De artilleriebombardementen duurden slechts enkele uren, om het element van verrassing te behouden, waarna de infanterie aanviel achter een “kruipende barrage”.
Britse verdedigingstactieken
De Britten waren zich bewust van de dreiging van een Duits offensief, hoewel de omvang en ambitie van Operatie Michael hen verraste. Tijdens de winter van 1917-1918 hadden de Britse troepen hun verdediging gereorganiseerd en gebruikten ze, naar Duits voorbeeld, een systeem van diepteverdediging. Dit hield in dat de frontlinie licht werd verdedigd door scherpschutters, patrouilles en machinegeweerposten, terwijl de hoofdmacht zich verder naar achteren bevond in versterkte posities.
De voorste verdedigingszone van de Britse linie, bekend als de “Forward Zone”, bestond uit een reeks geïsoleerde posten en redoutes die ontworpen waren om vijandelijke aanvallen te vertragen. Deze posities waren echter onvoldoende versterkt en bemand om een grootschalige aanval te weerstaan.
Het begin van Operatie Michael
Het Duitse aanvalsplan
Operatie Michael begon op 21 maart 1918, en het Duitse leger had grootschalige voorbereidingen getroffen voor dit offensief. Het doel was om een beslissende doorbraak te forceren langs een 69 kilometer lange frontlijn tussen Arras, Saint-Quentin en La Fère. Generaal Erich Ludendorff had een indrukwekkende troepenmacht verzameld: 74 divisies, ondersteund door 6.600 artilleriestukken, 3.500 mortieren en 326 gevechtsvliegtuigen. Het zwaartepunt van de aanval lag bij het 18e leger onder bevel van Generaal Oskar von Hutier, dat vanuit het oosten van Saint-Quentin zou aanvallen om de Britse en Franse legers te scheiden.
Ludendorff’s tactiek was gebaseerd op snelheid en verrassing. De Duitse troepen kregen de opdracht om snel op te rukken en zwakke punten in de Britse linies uit te buiten. De artilleriebeschietingen, die enkele uren voor de infanterieaanval begonnen, waren kort maar intens, met het doel de Britse communicatie- en bevoorradingslijnen te verstoren voordat de aanval begon. Dit was een afwijzing van de traditionele, langdurige beschietingen die in eerdere gevechten waren gebruikt en toonde aan hoe het Duitse leger zijn tactieken had aangepast aan de omstandigheden aan het westelijke front.
Het begin van de aanval: 21 maart 1918
In de vroege ochtend van 21 maart begon de aanval met een massaal artilleriebombardement op de Britse posities, dat om 04:40 uur werd ingezet. Dit was de grootste beschieting van de oorlog tot dat moment, waarbij meer dan 3,5 miljoen granaten werden afgevuurd over een oppervlakte van 400 vierkante kilometer. De beschietingen waren gericht op de voorste Britse linies, evenals op achterliggende artillerieposities, communicatiecentra en bevoorradingsroutes. De aanval werd verergerd door het gebruik van gifgassen, waaronder mosterdgas, chloorgas en traangas, wat de Britse verdedigers verder verzwakte.
Toen de Duitse infanterie rond 09:40 uur aanviel, profiteerden ze van een dichte mist die de Britse verdediging verder verlamde. Het was deze mist die het mogelijk maakte voor de Duitse stormtroepen om ongezien door de voorste Britse linies heen te breken. Hoewel het Duitse 17e en 2e leger aanvankelijk moeite hadden om de Britse “Battle Zone” te penetreren, boekte het 18e leger aanzienlijke vooruitgang en bereikte het zijn eerste doelen.
De Britse reactie en terugtrekking
De Britse troepen, die onder bevel stonden van Generaal Hubert Gough’s Vijfde Leger, werden geconfronteerd met een chaotische situatie. De communicatie tussen de frontlinies en het hoofdkwartier was grotendeels verbroken, en de dichte mist maakte het moeilijk om de Duitse bewegingen nauwkeurig te volgen. Veel Britse eenheden waren afgesneden van versterkingen en moesten geïsoleerd vechten om hun posities te behouden. Ondanks de zware druk op de Britse linies, hielden veel eenheden stand in de hoop dat er tegenaanvallen zouden worden uitgevoerd om hun posities te heroveren.
Na de eerste dag van de strijd hadden de Duitsers aanzienlijke vooruitgang geboekt, met name aan de zuidelijke flank van de Vijfde Leger. Britse posities langs het front werden doorbroken, en het gevaar bestond dat het Vijfde en Derde Leger van elkaar gescheiden zouden worden, wat een catastrofale doorbraak voor de Duitsers zou kunnen betekenen.
Op de tweede dag, 22 maart, gingen de gevechten door onder soortgelijke omstandigheden. De Britse troepen trokken zich verder terug, waarbij sommige eenheden in geïsoleerde groepjes vochten om de Duitse opmars te vertragen. De mist, die pas in de middag optrok, speelde opnieuw een cruciale rol in het verzwakken van de Britse verdediging. Britse eenheden verloren hun laatste posities in de oorspronkelijke frontlinie en de Duitse troepen drongen verder door in het Britse gebied.
Verdediging en heldhaftige tegenstand
Tijdens de tweede dag van Operatie Michael hielden verschillende Britse bataljons hardnekkig stand in de gevechtszone. Bijvoorbeeld, de “Manchester Hill”-positie, verdedigd door het 16e Bataljon van de Manchesters, onder leiding van Luitenant-kolonel Wilfrith Elstob, bleef standhouden ondanks zware Duitse aanvallen. Elstob en zijn mannen bleven vechten tot de laatste man, wat hen uiteindelijk tot helden van de Britse verdediging maakte.
In het gebied van het XVIII Korps, onder bevel van Generaal Ivor Maxse, ontstond een misverstand over de instructies voor een mogelijke terugtrekking. Maxse interpreteerde de opdracht van Gough om indien nodig een terugtrekking te organiseren als een bevel om zich terug te trekken naar de Somme. Dit leidde tot een ongecoördineerde terugtocht van verschillende eenheden, wat resulteerde in een verzwakte verdediging langs de linies. Ondanks deze verwarring bleven veel Britse eenheden doorvechten en trachtten ze hun nieuwe posities langs de Somme te versterken.
Op de derde dag, 23 maart, doorbraken de Duitse troepen de Britse linies bij het Canal de Saint-Quentin. Veel Britse eenheden werden omsingeld of moesten zich gedwongen terugtrekken, vaak zonder duidelijke instructies of ondersteuning. De situatie was ernstig, en de Britse verdediging begon te wankelen onder de voortdurende Duitse druk.
De doorbraak en de opmars naar Amiens
Duitse voortgang en Britse terugtocht
Op 24 maart bevonden de Britse linies zich in een toestand van ernstige desorganisatie. De gevechten hadden geleid tot grote verliezen aan beide zijden, en veel Britse eenheden waren gedwongen om zich terug te trekken in kleine, geïsoleerde groepen. De Duitse troepen maakten gebruik van deze desorganisatie en rukten snel op, waarbij ze strategische punten langs de Somme veroverden.
In de loop van de dag raakten de Britse troepen verder geïsoleerd, met delen van het front die onder Frans bevel stonden of zelfs achter de Duitse linies terechtkwamen. De logistieke uitdagingen voor de Britse en Franse divisies waren enorm, en de vermoeidheid onder de troepen bereikte een kritiek punt.
Hoewel de Britse en Franse commandanten snel reageerden door reserves naar het front te sturen, was de situatie precair. De Duitse opmars dreigde de geallieerde linies volledig te breken en de vitale stad Amiens binnen bereik van de Duitse artillerie te brengen. Generaal Ludendorff gaf het bevel om de opmars naar Amiens voort te zetten, met als doel de stad te veroveren en daarmee een beslissende klap uit te delen aan de geallieerden.
De Slag om de Somme-overgangen
Op 24 en 25 maart probeerden de resterende Britse eenheden stand te houden langs de Somme-overgangen, terwijl de Duitse troepen doorgingen met hun opmars. Ondanks de verwoede pogingen van de geallieerden om stand te houden, wisten de Duitsers door te breken en vitale bruggen en overgangen in handen te krijgen.
De Britse commandostructuur was op dit punt zwaar verzwakt, en veel eenheden moesten zonder duidelijke leiding handelen. De Duitse opmars was snel en goed gecoördineerd, waardoor de geallieerden gedwongen werden om terrein prijs te geven en zich verder terug te trekken in de richting van Amiens.
Tegen de avond van 25 maart was de situatie zo verslechterd dat de Britse troepen bijna volledig van de lijn van de Somme waren verdreven. De gevechten langs de Somme-overgangen waren hevig, maar uiteindelijk konden de geallieerden de Duitse opmars niet volledig stoppen. De situatie werd steeds hachelijker voor de geallieerden, aangezien de Duitsers nu Amiens binnen schootsafstand hadden.
De Slag om Bapaume en de Duitse opmars
De val van Bapaume en de Britse tegenaanvallen
Op 24 maart 1918 werd Bapaume, een belangrijk strategisch knooppunt, geëvacueerd door de Britse troepen na drie dagen van hevige gevechten. De Duitsers, onder bevel van Generaal Ludendorff, waren erin geslaagd om door de Britse linies te breken en stonden op het punt om belangrijke steden en spoorwegen in de regio te veroveren. De Duitse opmars had de Britse troepen gedwongen om terug te vallen, waarbij de verdediging ten koste van grote verliezen standhield. De terugtocht was noodzakelijk om te voorkomen dat de Duitse troepen de Britse linies volledig zouden omsingelen.
De Britse troepen waren echter vastbesloten om te vechten en te vertragen, om zo tijd te winnen voor versterkingen en een tegenaanval. Dit leidde tot een reeks van geïsoleerde maar vastberaden tegenaanvallen. Hoewel deze aanvallen vaak werden uitgevoerd door uitgeputte en sterk uitgedunde eenheden, slaagden ze er soms in om de Duitse opmars tijdelijk te vertragen.
De terugtocht van de Derde Britse Leger, onder bevel van Generaal Julian Byng, was bijzonder lastig. Hoewel het VI en XVII Korps erin slaagden om hun posities min of meer te behouden, moest het V Korps zich terugtrekken over een afstand van 27 kilometer. Deze terugtocht leidde tot een nieuwe, onregelmatige linie, die echter op veel plaatsen zwak en doorbroken was. Dit maakte het voor de Duitse troepen mogelijk om verder door te dringen, hoewel hun opmars werd gehinderd door de verwoeste toestand van het terrein en logistieke problemen.
Duitse logistieke uitdagingen en het moraal van de troepen
Hoewel de Duitse troepen aanzienlijke vooruitgang boekten, kwamen ze al snel voor grote logistieke uitdagingen te staan. Het terrein dat ze hadden veroverd, was grotendeels verwoest door eerdere gevechten, en de infrastructuur was op veel plaatsen onbruikbaar. Bovendien begonnen de Duitse troepen de gevolgen te voelen van de zware gevechten; veel van hun beste eenheden hadden aanzienlijke verliezen geleden, en het moreel begon te dalen.
Tijdens hun opmars ontdekten Duitse soldaten verlaten Britse bevoorradingsdepots, waar ze geconfronteerd werden met de overvloed aan voorraden die de Britten hadden achtergelaten. Deze vondsten, waaronder luxeartikelen zoals chocolade en champagne, zorgden voor enige demoralisatie onder de Duitse troepen, die zich realiseerden dat hun eigen bevoorradingssituatie veel slechter was dan die van de vijand. Dit, gecombineerd met de uitputting van de troepen en de steeds moeilijkere logistieke situatie, begon de Duitse opmars te vertragen.
Ondanks deze problemen besloot Ludendorff om door te gaan met de aanval en Amiens te veroveren. De stad was van vitaal strategisch belang, omdat het een belangrijk spoorwegknooppunt was dat de Britse en Franse legers met elkaar verbond. Het verlies van Amiens zou de geallieerde verdediging ernstig verzwakken en mogelijk leiden tot een strategische ineenstorting aan het westelijke front.
De Britse en Franse reactie
De kritieke situatie dwong de Britse en Franse legers tot een gecoördineerde reactie. Op 26 maart 1918 werd een cruciale geallieerde conferentie gehouden in Doullens, waar besloten werd om Generaal Ferdinand Foch aan te stellen als de opperbevelhebber van alle geallieerde troepen aan het westelijke front. Dit besluit was van groot belang, aangezien het de geallieerde inspanningen voor het eerst onder een gezamenlijke commandostructuur bracht en de coördinatie van tegenaanvallen en verdediging verbeterde.
Met Foch aan het roer, werden Franse versterkingen snel naar het front gestuurd om de Britse linies te ondersteunen. De Franse legers, onder bevel van Generaal Philippe Pétain, waren vastbesloten om de Duitse opmars naar Amiens te stoppen. Ondanks de zware verliezen en de chaotische situatie aan het front, slaagden de geallieerden erin om hun linies te stabiliseren en een grootschalige Duitse doorbraak te voorkomen.
De Slag om de Avre en de verdedigingslinie bij Amiens
De Slag om de Avre: 4 april 1918
Op 4 april 1918 lanceerden de Duitsers hun laatste grote aanval op Amiens tijdens de Slag om de Avre. Deze aanval was gericht op de oostelijke verdedigingslinies van de stad, met als doel de stad te omsingelen en in te nemen. Ludendorff concentreerde zijn aanvallen op het dorp Villers-Bretonneux, dat van groot strategisch belang was vanwege de hoogte en de nabijheid tot Amiens. Als de Duitsers Villers-Bretonneux zouden veroveren, zouden ze Amiens met hun artillerie kunnen bestoken en de stad praktisch onbruikbaar maken voor de geallieerden.
De gevechten bij Villers-Bretonneux waren hevig en opmerkelijk vanwege de eerste gezamenlijke inzet van tanks door beide partijen in de oorlog. De Duitsers slaagden er aanvankelijk in om door de geallieerde linies te breken en delen van het dorp in te nemen, maar een snelle en goed gecoördineerde tegenaanval door Australische en Britse troepen wist de Duitse opmars tot staan te brengen. De nachtelijke tegenaanval was een gedurfde zet die uiteindelijk resulteerde in de herovering van Villers-Bretonneux, waardoor de Duitsers werden gedwongen zich terug te trekken.
De Slag om de Ancre: 5 april 1918
De laatste poging van de Duitsers om hun offensief te hervatten vond plaats op 5 april 1918, tijdens de Slag om de Ancre. Deze aanval was gericht op de linies ten noorden van Amiens en werd uitgevoerd door Duitse troepen die probeerden verder door te dringen naar het westen. Ondanks een aanvankelijke doorbraak door de Duitse troepen, slaagden de geallieerden erin om hun verdediging te hergroeperen en de vijandelijke troepen terug te dringen. Tegen de vroege ochtend hadden de Britse troepen het grootste deel van hun posities heroverd, en de Duitse opmars was effectief tot stilstand gekomen.
Met de mislukking van de aanval op 5 april was de Duitse opmars naar Amiens gestopt. Hoewel de Duitsers aanzienlijke terreinwinst hadden geboekt tijdens Operatie Michael, hadden ze hun strategische doelen niet bereikt. De geallieerden waren in staat geweest om hun linies te stabiliseren en versterkingen naar het front te brengen, waardoor de Duitse troepen werden gedwongen zich terug te trekken en zich te hergroeperen.
Analyse en gevolgen van Operatie Michael
De balans van het offensief
Operatie Michael resulteerde in aanzienlijke terreinwinst voor de Duitsers, die ongeveer 3.100 vierkante kilometer Frans grondgebied hadden veroverd en tot 65 kilometer waren opgerukt. Ondanks deze successen slaagden de Duitsers er echter niet in hun strategische doelen te bereiken. De geallieerde linies bleven intact, Amiens en Arras bleven in geallieerde handen, en de Duitse opmars kwam tot stilstand zonder een beslissende overwinning.
De gevolgen van Operatie Michael
Duitse verliezen en de mislukking van het offensief
De prijs die Duitsland betaalde voor Operatie Michael was enorm. De Duitse troepen hadden grote verliezen geleden, met ongeveer 250.000 doden, gewonden en vermisten. Vooral de elite-eenheden, zoals de Stoßtruppen, waren zwaar getroffen, wat de toekomstige gevechtscapaciteit van het Duitse leger ernstig ondermijnde. Deze verliezen waren grotendeels onvervangbaar, vooral gezien de uitputting van Duitse reserves en de economische moeilijkheden die het land ondervond. Ondanks de aanvankelijke successen, konden de Duitsers hun doorbraken niet uitbuiten, voornamelijk door de uitputting van hun troepen en de logistieke uitdagingen waarmee ze werden geconfronteerd op het verwoeste terrein van de Somme.
Aan de geallieerde zijde bedroegen de verliezen eveneens ongeveer 255.000 man, waarvan het Britse leger alleen al 177.739 slachtoffers te betreuren had. Vele Britse divisies werden bijna volledig vernietigd en moesten van het front worden teruggetrokken om opnieuw opgebouwd te worden. Ondanks deze zware verliezen wisten de geallieerden hun linies te stabiliseren en bleven ze in staat om het Duitse offensief af te slaan dankzij de voortdurende aanvoer van versterkingen, met name uit de Verenigde Staten.
Gevolgen voor de rest van de oorlog
Operatie Michael markeerde het begin van het einde voor Duitsland in de Eerste Wereldoorlog. De mislukking om een beslissende overwinning te behalen, ondanks de enorme inzet van troepen en middelen, liet zien dat de Duitse strategie had gefaald. Terwijl de geallieerden nieuwe versterkingen bleven ontvangen, raakte Duitsland steeds meer uitgeput, zowel in mankracht als in materieel. Bovendien droeg de mislukking van Operatie Michael bij aan een morele en psychologische nederlaag binnen de Duitse krijgsmacht, die niet meer in staat was om een nieuw groot offensief te lanceren.
De geallieerden, inmiddels onder gezamenlijk bevel van Generaal Foch, begonnen snel terrein terug te winnen. Operatie Michael werd gevolgd door de geallieerde tegenoffensieven, die gezamenlijk bekend staan als het Honderddagenoffensief, dat uiteindelijk leidde tot de volledige terugtrekking van de Duitse troepen en de wapenstilstand van 11 november 1918.
De mislukking van Operatie Michael was een cruciale wending in de oorlog, aangezien het de laatste grote Duitse poging was om een beslissende overwinning te behalen. Het verlies aan mankracht en middelen, gecombineerd met de steeds slechter wordende binnenlandse situatie in Duitsland, betekende dat het land nu in een defensieve positie was beland. Vanaf dat moment zouden de geallieerden het initiatief overnemen en het momentum van de oorlog in hun voordeel draaien.
Conclusie
Operatie Michael was een gedurfde, maar uiteindelijk mislukte poging van het Duitse leger om een beslissende doorbraak te forceren aan het westelijke front in 1918. Ondanks indrukwekkende initiële successen slaagden de Duitsers er niet in om hun strategische doelen te bereiken. De zware verliezen die de Duitsers leden, gecombineerd met de logistieke uitdagingen en de effectieve geallieerde tegenstand, betekenden dat Operatie Michael een Pyrrusoverwinning was. Het offensief verzwakte het Duitse leger zodanig dat het niet in staat was om nieuwe grootschalige offensieven te lanceren, wat bijdroeg aan de uiteindelijke nederlaag van Duitsland in de Eerste Wereldoorlog.
De geallieerden wisten niet alleen hun linies te stabiliseren, maar gingen uiteindelijk over in het tegenoffensief, dat de Duitsers dwong zich terug te trekken en uiteindelijk te capituleren. Operatie Michael toonde de beperkingen van de Duitse militaire strategie aan en markeerde het begin van het einde van de Eerste Wereldoorlog.
Bronnen en meer informatie
- M. Evans, Martin. 1918: The German Spring Offensives and the Defeat of the German Army. The History Press, 2002.
- Edmonds, J.E., Davies, H., & Maxwell-Hyslop, R.G. Military Operations France and Belgium 1918 Volume I. London: HMSO, 1935.
- Middlebrook, Martin. The Kaiser’s Battle: 21 March 1918: The First Day of the German Spring Offensive. Allen Lane, 1978.
- Zabecki, David T. The German 1918 Offensives: A Case Study in the Operational Level of War. Routledge, 2004.
- Bronnen Mei1940
- Afbeelding : Western front 1918 german Public Domain Wiki Commens