Rodney Frederick Leopold Keller werd op 2 oktober 1900 in Engeland geboren en verhuisde rond 1902 met zijn familie naar Kelowna, British Columbia, Canada. Hij trad toe tot het Royal Military College (RMC) in Kingston, Ontario, tijdens de laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog. Na zijn afstuderen sloot hij zich aan bij de Princess Patricia’s Canadian Light Infantry (PPCLI), een regiment van de permanente Canadese krijgsmacht.
Net als veelbelovende Canadese officieren uit die tijd, werd Keller geselecteerd om de Staff College in Camberley, Engeland, te volgen. Deze opleiding diende als voorbereiding op hogere bevelsfuncties binnen het leger.
Inhouds opgave
Oorlogsservice en vroege bevorderingen
Toen Canada in 1939 de Tweede Wereldoorlog inging, werd Keller naar Europa gestuurd als brigade-majoor. Hij klom snel op in rang en werd in 1941 commandant van de Princess Patricia’s Canadian Light Infantry. Kort daarna werd hij benoemd tot bevelhebber van de 1e Canadese Infanteriebrigade. In 1942 volgde een verdere promotie naar de rang van generaal-majoor, waarna hij het bevel kreeg over de 3e Canadese Infanteriedivisie.
De 3e Canadese Divisie en D-Day
Als bevelhebber van de 3e Canadese Infanteriedivisie had Keller een cruciale rol bij de invasie van Normandië op 6 juni 1944. Zijn divisie werd toegewezen aan Juno Beach, een van de belangrijkste landingszones. De soldaten van de divisie respecteerden hem, mede vanwege zijn directe stijl en persoonlijke omgang. Zijn reputatie werd echter overschaduwd door controverse over zijn leiderschap en gedrag.
Populariteit en kritiek
Hoewel Keller bekendstond als een leider die trots was op zijn divisie, kwamen er tijdens de campagne in Normandië meerdere problemen aan het licht. Ernest Côté, de kwartiermeester van de 3e Divisie, omschreef Keller als een “conventionele tacticus” die sterk gericht was op uiterlijke discipline en presentatie. Er werd zelfs een extra geperst uniform klaargelegd, zodat hij er altijd onberispelijk uitzag tijdens officiële gelegenheden.
Zijn onvermogen om beslissingen te nemen op kritieke momenten, zoals op D-Day zelf, leidde echter tot frustratie bij zijn staf. Côté verklaarde later dat het bevel over de divisie een zware last voor Keller bleek te zijn.
Strubbelingen tijdens de Slag om Caen
Na de eerste maand aan land in Normandië werd Keller door verschillende officieren als “nerveus” en “gespannen” beschreven. Zijn optreden tijdens Operatie Windsor, een poging om de luchthaven van Carpiquet in te nemen, kreeg veel kritiek. In plaats van een gecoördineerde divisieaanval stuurde Keller slechts één versterkte brigade, met desastreuze gevolgen. De planning van de operatie liet hij over aan een van zijn brigadiers, wat resulteerde in chaotische en slecht uitgevoerde acties.
De problemen met zijn besluitvaardigheid en geruchten over zijn nerveuze aard zorgden ervoor dat sommige officieren hem beschuldigden van ‘shell shock’, een vorm van oorlogstrauma. Onder soldaten van de divisie deed zelfs het gerucht de ronde dat “Keller laf was”.
Bescherming door superieuren
Ondanks de aanhoudende kritiek weigerden twee van zijn superieuren, luitenant-generaal Guy Simonds en luitenant-generaal Harry Crerar, om hem van zijn bevel te ontheffen. Simonds, die het bevel zou voeren over het II Canadese Korps, zag het belang in van continuïteit in leiderschap en besloot Keller niet te vervangen. Keller zelf bood op een bepaald moment zijn ontslag aan, maar dit werd geweigerd.
Vriendschappelijk vuur en einde van zijn militaire carrière
Keller werd uiteindelijk door het lot ingehaald. Tijdens Operatie Totalize op 8 augustus 1944 werd zijn hoofdkwartier per ongeluk gebombardeerd door Amerikaanse vliegtuigen tijdens een vergissingsbombardement. Keller raakte zwaargewond en werd afgevoerd van het slagveld. Zijn verwondingen betekenden het einde van zijn actieve militaire carrière. Hij ontving geen verdere commando’s en trok zich terug uit actieve dienst.
Overlijden en nalatenschap
Keller overleed op 21 juni 1954 aan een hartaanval in Londen, tien jaar na zijn verwondingen in Normandië. Hij was daar op bezoek geweest om de slagvelden te herdenken. Zijn dood markeerde het einde van een bewogen leven, dat zowel successen als tegenslagen kende.
In 1965 werd het Royal Military College of Canada een olieverfschilderij van Keller geschonken als eerbetoon aan zijn bijdragen. Zijn naam en prestaties blijven verbonden aan de geschiedenis van de Canadese krijgsmacht.
Conclusie
Rod Keller was een controversiële bevelhebber wiens loopbaan tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gekenmerkt door snelle promoties, maar ook door persoonlijke zwakheden. Zijn inzet tijdens de invasie van Normandië heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de bevrijding van Europa, maar zijn tekortkomingen als leider blijven onderwerp van discussie. Zijn nalatenschap, bewaard in Canadese militaire geschiedenis, weerspiegelt zowel de complexiteit van leiderschap in oorlogstijd als de menselijke kant van militaire strategie.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding: This image is available from Library and Archives CanadaThis tag does not indicate the copyright status of the attached work. A normal copyright tag is still required. See Commons:Licensing.Library and Archives Canada does not allow free use of its copyrighted works. See Category:Images from Library and Archives Canada. English ∙ français ∙ македонски ∙ 日本語 ∙ +/− , Post-Work: User:W.wolny, Public domain, via Wikimedia Commons
- Bennett, Geoffrey (2005). Naval Battles of the First World War. Barnsley: Pen & Sword Military Classics. ISBN 978-1-84415-300-8.
- Zuehlke, Mark (2005). Juno Beach: Canada’s D-Day Victory. Toronto: Douglas & McIntyre. ISBN 978-1-55365-233-0.
- Stacey, C.P. (1960). Official History of the Canadian Army in the Second World War, Volume II: The Victory Campaign. Ottawa: Queen’s Printer. ISBN 978-0-660-10110-5.
- Bronnen Mei1940