De Char 2C, officieel bekend als de FCM 2C, was een van de meest ambitieuze en indrukwekkende tanks die ooit door Frankrijk zijn ontwikkeld. Ontstaan in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog, werd de Char 2C beschouwd als een zogenoemde “superzware” tank. Met zijn enorme omvang en gewicht staat deze tank nog steeds bekend als de grootste operationele tank die ooit in productie is genomen. Ondanks zijn indrukwekkende specificaties bleef de praktische waarde van de Char 2C beperkt tot propaganda en symbolisch gebruik in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog.
Inhouds opgave
Ontwikkeling van de Char 2C
Het ontstaan van een reus
De oorsprong van de Char 2C begint in 1916, midden in de Eerste Wereldoorlog, toen de Franse militaire top het belang inzag van tanks als nieuwe tactische wapens. De Britten introduceerden dat jaar de Mark I-tank tijdens de Slag aan de Somme, wat leidde tot een toegenomen publieke en politieke vraag naar soortgelijke Franse ontwikkelingen. Het Franse Ministerie van Bewapening, onder leiding van Albert Thomas, wilde een superieure tank bouwen die bestand zou zijn tegen lichte artillerievuur en brede loopgraven kon oversteken.
Betrokken partijen en eerste uitdagingen
De ontwikkeling van de Char 2C werd toegewezen aan Forges et Chantiers de la Méditerranée (FCM), een scheepswerf nabij Toulon. Generaal Léon Augustin Jean Marie Mourret speelde een centrale rol bij het initiëren van het project, ondanks dat het Franse leger geen expliciete behoefte had aan een zware tank. In de beginfase gaf FCM weinig aandacht aan het project, terwijl de concurrentie binnen de industrie en politieke bemoeienis de voortgang vertraagden.
In januari 1917 ontstond er spanning tussen de voorstanders van zware tanks en degenen die de voorkeur gaven aan lichte tanks, zoals de Renault FT. Generaal Jean Baptiste Eugène Estienne, een sleutelfiguur in de ontwikkeling van de Franse tankstrategie, verdedigde de productie van lichte tanks, uit vrees dat het zware tankproject de productiecapaciteit zou overbelasten. Uiteindelijk werden prototypes van de Char 2C ontwikkeld om aan de politieke en publieke druk te voldoen.
Technische specificaties van de Char 2C
Afmetingen en bepantsering
De Char 2C was ontworpen om indrukwekkend en formidabel te zijn. Met een massa van 69 ton was deze tank niet alleen de zwaarste van zijn tijd, maar ook de grootste ooit operationeel. De totale lengte van het voertuig, inclusief de staart die hielp bij het oversteken van loopgraven, bedroeg meer dan 12 meter. Zonder de staart was de tank nog steeds een indrukwekkende 10,27 meter lang, met een breedte van 3 meter en een hoogte van 4,09 meter.
De bepantsering van de Char 2C was dikker dan die van veel andere tanks uit de Eerste Wereldoorlog. De voorste pantserplaat was maximaal 45 mm dik, wat bescherming bood tegen de meeste lichte artilleriegranaten van die tijd. De zijkanten waren beduidend dunner met een dikte van 22 mm, terwijl de boven- en onderkant respectievelijk 13 mm en 10 mm dik waren. Dit maakte de tank relatief goed bestand tegen lichte wapens, maar kwetsbaar voor moderne antitankwapens die later in de jaren dertig werden ontwikkeld.
Bewapening en bemanning
Het primaire wapen van de Char 2C was een 75 mm Canon de 75 modèle 1897, een krachtig geschut dat destijds ook als veldgeschut werd ingezet. Dit kanon was gemonteerd in een driepersoonskoepel, wat de Char 2C uniek maakte, aangezien dit de eerste tank was met een dergelijke bemanningsconfiguratie in de koepel. Naast het hoofdgeschut waren er vier 8 mm Hotchkiss Mle 1914-machinegeweren geïnstalleerd, die voor bescherming tegen infanterieaanvallen zorgden.
De tank had een bemanning van twaalf man, een uitzonderlijk aantal vergeleken met andere tanks. Dit omvatte een commandant, chauffeur, kanonnier, lader, vier machinegeweeroperators, een monteur, een elektricien en een assistent-elektricien/monteur. Door de omvang en complexiteit van het voertuig was een groot aantal bemanningsleden nodig om de verschillende systemen te bedienen en te onderhouden.
Aandrijving en mobiliteit
De aandrijving van de Char 2C werd verzorgd door twee motoren, elk met een vermogen van 250 pk. Dit leverde een gezamenlijke output van 180 kW op en stelde de tank in staat een maximumsnelheid van 15 km/u te halen, wat in de praktijk de mobiliteit op het slagveld beperkte. Het rijbereik was ongeveer 150 km, een behoorlijke afstand voor een tank van deze omvang en tijd. De ophanging bestond uit bladveren, een robuust ontwerp dat hielp om de schokken van het ruwe terrein op te vangen.
Ondanks zijn indrukwekkende specificaties had de Char 2C enkele nadelen. Het lange en smalle onderstel zorgde ervoor dat de tank moeilijk te sturen was, en door zijn enorme gewicht kon hij moeilijk strategisch worden verplaatst. Transport per trein was tijdrovend en vereiste speciaal aangepaste wagons en aanzienlijke voorbereidingstijd.
De operationele geschiedenis van de Char 2C
Dienst en gebruik in het interbellum
De Char 2C werd voor het eerst in 1921 aan het Franse leger geleverd. In totaal werden tien exemplaren geproduceerd, elk vernoemd naar een historische Franse regio, zoals “Provence,” “Alsace,” en “Lorraine.” Hoewel de Char 2C aanvankelijk werd geprezen als een symbool van Franse technologische vooruitgang, had hij al snel te kampen met de snelle ontwikkeling van militair materieel in de jaren twintig en dertig. Nieuwe tanks werden lichter, sneller en beter bewapend, waardoor de Char 2C al snel verouderd raakte.
Ondanks zijn tekortkomingen bleef de Char 2C een belangrijk propagandamiddel. In de jaren dertig werd de tank gebruikt voor het maken van propagandafilms en voor het tonen van Franse militaire macht. Deze films toonden de tanks die moeiteloos over oude Franse fortificaties heen reden en zware obstakels overwonnen, wat bijdroeg aan het imago van onoverwinnelijkheid. De realiteit was echter dat de tank qua snelheid en wendbaarheid ver achterbleef bij de nieuwere modellen die door zowel Frankrijk als andere landen werden ontwikkeld.
Mobilisatie en acties tijdens de Tweede Wereldoorlog
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 werden alle tien Char 2C-tanks gereactiveerd en toegewezen aan het 51e Bataljon de Chars de Combat. Hoewel de tanks verouderd waren, droegen ze bij aan het moreel van de Franse bevolking en dienden ze als een symbool van nationale trots. De Franse militaire leiding wist echter dat de Char 2C geen praktische waarde meer had op het slagveld. De tanks werden daarom voornamelijk achter de linies gehouden en namen niet deel aan directe gevechten, zoals de aanval op de Duitse Siegfriedlinie in 1939.
Toen de Duitse troepen in juni 1940 door de Franse linies braken tijdens Operatie Fall Rot, werd besloten om de Char 2C-tanks in veiligheid te brengen om te voorkomen dat ze in vijandelijke handen zouden vallen. Op 12 juni 1940 werd het bevel gegeven om de tanks per trein naar het zuiden te vervoeren. Tijdens deze evacuatie liepen twee tanks mechanische problemen op en werden ze door hun bemanning vernietigd om gevangenneming te voorkomen. De overige tanks werden in treinen geladen en verscholen in een bos bij Badonviller.
Op 15 juni 1940, nabij Meuse-sur-Meuse, blokkeerde een brandende goederentrein het spoor en zorgde voor een gevaarlijke situatie waarin de tanks niet konden worden ontladen. Om te voorkomen dat de tanks door de vijand werden buitgemaakt, gaven de Fransen het bevel om de voertuigen te vernietigen. De bemanningen activeerden explosieven en staken de brandstoftanks aan, wat resulteerde in de vernietiging van de tanks. De overlevende bemanningsleden vluchtten naar het zuiden. Duitse propaganda beweerde later dat de tanks door Luftwaffe-bommenwerpers waren vernietigd, een claim die door historische bronnen wordt weerlegd.
Versies en aanpassingen van de Char 2C
De Char 2C bis en Char 2C Lorraine
In een poging om de gevechtscapaciteiten van de Char 2C te verbeteren, werd in 1923 een van de tanks, later bekend als “Champagne,” omgebouwd tot een experimenteel model genaamd de Char 2C bis. Dit voertuig was uitgerust met een 155 mm houwitser in een afgeronde stalen koepel, wat de tank een aanzienlijk verbeterde vuurkracht gaf. Andere aanpassingen omvatten de installatie van nieuwe motoren van het type Soutter-Harlé en de verwijdering van de drie onafhankelijke machinegeweerposities. Deze aanpassing resulteerde in een verhoging van het gewicht tot ongeveer 74 ton. Hoewel deze versie slechts tijdelijk was en uiteindelijk weer werd teruggebracht naar de oorspronkelijke specificaties, bood de experimentatie waardevolle inzichten voor toekomstige ontwerpverbeteringen.
In 1939 werd de tank “Lorraine,” als commandotank van de eenheid, op experimentele basis voorzien van extra bepantsering. Het frontpantser werd verhoogd tot 90 mm en de zijpanelen tot 65 mm, wat de tank resistent maakte tegen standaard Duitse antitankwapens. Met een gewicht van ongeveer 75 ton werd de Lorraine hiermee de zwaarst bepantserde operationele tank van dat moment.
Het einde van een tijdperk
De Char 2C-tanks waren uiteindelijk niet opgewassen tegen de snelheid en mobiliteit van moderne tanks zoals de Duitse Panzer III en IV. De Franse plannen voor een opvolger, zoals de FCM F1 – een tweekoepelige superzware tank – kwamen te laat om effectief te zijn. De Duitse invasie in 1940 maakte een einde aan de productie en ontwikkeling van nieuwe zware tanks.
De mythe en werkelijkheid
De Char 2C werd door de jaren heen omhuld met mythen, mede dankzij de Duitse propaganda die beweerde dat deze enorme tanks door hun vliegtuigen waren vernietigd. In werkelijkheid werd slechts één tank, de “Champagne,” relatief intact door de Duitsers buitgemaakt en naar Berlijn gebracht als een trofee. Na de oorlog verdween dit exemplaar, waarbij geruchten suggereerden dat het naar de Sovjet-Unie was vervoerd.
De Char 2C blijft tot op de dag van vandaag een symbool van Franse militaire ambities en de beperkingen van de technologie en strategieën van het interbellum. Hoewel de tank nooit zijn volledige potentieel op het slagveld heeft kunnen waarmaken, vertegenwoordigde hij de drang naar innovatie en de zoektocht naar superieure militaire macht in een tijdperk van snelle technologische veranderingen.
Conclusie
De Char 2C was een indrukwekkende, maar uiteindelijk onpraktische poging om het slagveld te domineren met een superzwaar voertuig. Zijn ontwikkeling en operationele geschiedenis illustreren de uitdagingen waarmee het Franse leger werd geconfronteerd bij de overgang van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog. Hoewel zijn primaire rol meer propagandistisch dan tactisch was, blijft de Char 2C een fascinerend hoofdstuk in de geschiedenis van gepantserde oorlogsvoering, dat de balans tussen technologische ambitie en praktische toepassing weerspiegelt.
Bronnen en meer informatie
- Zaloga, S. J., & Kinnear, J. F. (1988). French Tanks of World War I. Oxford: Osprey Publishing.
- Afbeelding: After Agence Rol , CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons
- Bronnen Mei1940
- Touzin, P. (1979). Les véhicules blindés français, 1900-1944. Paris: Charles-Lavauzelle.
- Fortin, L. (2004). French Tanks of World War II (1): Infantry and Battle Tanks. Osprey Publishing.
- Musée des Blindés, Saumur – museumcollectie en archiefdocumenten.