Char B1, zware Franse tank

De Char B1 is een zware Franse tank uit het Interbellum.
De Char B1 is een zware Franse tank uit het Interbellum.

In 1921 gaf het Franse leger opdracht tot het ontwikkelen van een pantserrupsvoertuig waarvan het kanon in de romp krachtig genoeg moest zijn om een doorbraak van het vijandelijke front effectief te ondersteunen door het vernietigen van veldversterkingen en het verslaan van tanks van de tegenstander. In 1925 werd een ontwerp gekozen uit vier prototypen. Een eerste testvoertuig daarvan kwam in 1930 gereed en kreeg de naam Char B. Vooraan in de romp had het een 75 mm houwitser die horizontaal alleen bewogen kon worden door het hele voertuig te draaien; een hydraulische transmissie zorgde ervoor dat dit zeer precies kon gebeuren en de bestuurder was zo tegelijk schutter van het kanon.

Nadat lang was geaarzeld of men toch niet een lichter of juist zwaarder alternatief zou aanschaffen, werd in 1934 een definitieve bestelling gedaan van een 28 ton zware versie, de Char B1, die beschermd werd met 40 mm pantserplaten en bovenop als extra bewapening een gietstalen toren met 47 mm kanon droeg. Hiervan zijn in de periode van eind 1935 tot midden 1937 34 voertuigen gebouwd. Daarna ging men over op de productie van een verbeterde versie van 31 ton met 60 mm bepantsering en een langer en dus krachtiger 47 mm antitankkanon, de Char B1 bis, waarvan er tot juni 1940 369 geproduceerd zouden worden door een samenwerkingsverband van verschillende fabrikanten. De productie werd gehinderd door nationalisaties en stakingen, maar vooral doordat het ontwerp erg ingewikkeld was en daardoor duur. Omdat het ook verouderd begon te raken, wilde men het vervangen door een moderner type; vanwege de oorlogsdreiging werd dat echter uitgesteld. Wel zijn er nog twee prototypen gebouwd van een verbeterde versie, de Char B1 ter.

Na de Duitse inval van mei 1940 waren de Char B1’s tijdens de Slag om Frankrijk geconcentreerd in vier pantserdivisies van de Infanterie. Deze waren speciaal ingericht voor het ondersteunen van een doorbraak. Ze waren daardoor niet uitgebalanceerd genoeg, met voldoende eigen infanterie of artillerie, om zelfstandig in een bewegingsoorlog effectief slag te kunnen leveren met hun Duitse tegenhangers. De Char B1 zelf was ook te onderhoudsgevoelig en door een hoog brandstofverbruik had hij onvoldoende rijbereik voor het snel afleggen van grotere afstanden. Het lukte het Franse leger dan ook niet om met de Char B1’s de verrassende massale opmars van de Duitse tanks door de Ardennen na het oversteken van de Maas een halt toe te roepen, hoewel ze door hun betere pantsering en bewapening in een direct gevecht meestal de meerdere waren.

Na de Franse nederlaag in juni 1940 gebruikten de Duitsers voor de verdere duur van de Tweede Wereldoorlog buitgemaakte voertuigen die soms waren omgebouwd tot vlammenwerper of gemechaniseerde artillerie.

Pantser 40 mm
Hoofdbewapening 75mm-houwitser in romp (verticaal -15° tot +25°, 1° horizontaal) en 47 mm in toren (verticaal -18° tot +20°, 360° horizontaal)
Secundaire bewapening 3 x 7,5 mm Mitrailleuse Châtellerault Modèle 1931
Motor Renault 272 pk
Snelheid (op wegen) 28 km/u
Rijbereik 200 km
Bemanning 4
Lengte 6,37 m
Breedte 2,50 m
Hoogte 2,79 m
Gewicht 28 ton

 

De Char B1 is een langwerpig voertuig met een lengte van 637 centimeter tegenover een breedte van 250 centimeter. De tamelijk ver naar voren geplaatste APX1-toren geeft het geheel een hoogte van 279 centimeter. Het gewicht is 28 ton en de pantsering bij alle verticale platen veertig millimeter, van de bodem veertien millimeter. De negenhoekige APX1 met een gewicht van 1950 kilo is van veertig millimeter dik gietstaal (dak 25 mm) en maakt een moderner indruk dan de met klinknagels en bouten op chassisbalken gebouwde romp. Die tegenstelling is een weerspiegeling van het feit dat het type eigenlijk een combinatie is van twee wapensystemen: het oudere 75 mm gemechaniseerd geschut en de latere 47 mm slagtank.

Het semiautomatische 75 mm ABS 1929 SA 35 Lang 17,1 kanon van Schneider, dat de St Chamond Mle 21 van de prototypen heeft vervangen, bevindt zich rechts in de romp, die op dat punt van onder iets inspringt. Het kanon heeft een extra dikke loop, zodat het zelf niet gevoelig zou zijn voor antitankgranaten. De walmen van het schot worden door een Luchard-luchtcompressiesysteem door de loop naar buiten geblazen. Rechts eronder bevindt zich een 7,5 mm Châtellerault M 1931 mitrailleurs (de prototypen hadden er nog twee) die horizontaal gefixeerd is, met een wartel iets schuiner omhoog gezet kan worden en op afstand met kabels bediend moet worden; die kunnen of door de bestuurder of door de commandant gehanteerd worden. De loop van dit machinegeweer is vrijwel helemaal in de romp verborgen; alleen een manteltje is zichtbaar.

Het kanon kan, met een verticale domping van -15° en elevatie van 25°, maar in één vlak bewegen: de horizontale traverse moet plaatsvinden door de hele romp te laten zwenken; alleen voor het kalibreren met het vizier kan het één graad naar links of rechts ingesteld worden. Het L.710-vizier is een prismatisch binoculair achter twee verticale kijkspleten (gelegen onder de van 12 tot 100 mm breedte instelbare horizontale spleet van de normale PPL RX 160 episcoop van de bestuurder), dat automatisch op en neer kantelend door verbindende stangen de verticale beweging van de loop volgt. Het heeft een beeldhoek van 11,15° en een vergroting van 3,5. Op de prismata zijn, behalve het richtkruis, logaritmische schalen geëtst zodat de schiethoek voor de twee verschillende munitietypen gecorrigeerd kan worden tot een afstand van 1600 meter.

Het wrak van een Char B1 bis
Het wrak van een Char B1 bis