
Op 14 mei 1940 werd het centrum van Rotterdam zwaar getroffen door een grootschalig luchtbombardement uitgevoerd door de Duitse Luftwaffe. Deze aanval, die bekendstaat als het bombardement op Rotterdam of de Rotterdamse Blitz, vond plaats tijdens de Duitse invasie van Nederland aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. De bombardementen hadden als doel de Nederlandse weerstand te breken, de militaire overgave te forceren en strategische posities te veroveren.
Inhouds opgave
Historische context
Strategisch belang van Nederland
Nederland bevond zich in een strategisch kwetsbare positie tussen Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Hoewel het land tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal was gebleven, veranderde de geopolitieke situatie aan het eind van de jaren dertig snel. De Duitse inval in Polen in 1939 en de daaropvolgende oorlog tussen Duitsland en de geallieerden maakten een verdere escalatie onvermijdelijk.
Duitsland zag het neutrale Nederland als een belangrijk logistiek en strategisch doel. De Duitse militaire doctrine benadrukte snelheid en verrassing (Blitzkrieg), waarbij luchtlandingstroepen en luchtsteun essentieel waren om snel door te stoten naar vijandelijk gebied.
Voorbereidingen en militaire verhoudingen
De Nederlandse defensie was in mei 1940 ontoereikend om een grootschalige aanval af te slaan. Nederland beschikte over slechts een beperkt aantal moderne vliegtuigen, pantservoertuigen en gemobiliseerde troepen. In vergelijking daartegenover stond een Duitse aanvalsmacht van circa 150.000 soldaten, ondersteund door honderden vliegtuigen, tanks en artillerie.
De Duitse voorbereidingen op de aanval op Nederland begonnen al in oktober 1939. In de Duitse plannen werd expliciet verwezen naar het belang van bruggen, vliegvelden en stedelijke knooppunten, waaronder Rotterdam, als primaire doelen. Ook werd gebruikgemaakt van verkenning door soldaten in Nederlandse uniformen om verdedigingsstellingen in kaart te brengen.
Het begin van de invasie
Duitse aanval op 10 mei 1940
Op 10 mei 1940 begon de aanval met een luchtoperatie waarbij de Luftwaffe door Nederlands luchtruim vloog, ogenschijnlijk richting het Verenigd Koninkrijk. Kort daarna keerden de toestellen om boven de Noordzee en vielen doelen in Nederland aan. Duitse parachutisten werden gedropt bij onder andere de vliegvelden Valkenburg en Ockenburg, nabij Den Haag. Dit vormde het begin van de Slag om Den Haag.
Hoewel het Duitse plan was om de regering snel gevangen te nemen en een directe overgave af te dwingen, mislukte de aanval op Den Haag. De Nederlandse verdediging hield stand en wist meerdere vliegvelden tijdelijk te heroveren. Elders in het land boekten de Duitsers echter wel terreinwinst. Cruciale bruggen bij Moerdijk, Dordrecht en Rotterdam kwamen al snel in Duitse handen, waardoor pantserdivisies verder konden oprukken richting het hart van Nederland, ook wel aangeduid als Vesting Holland.
Rotterdam als strijdtoneel
Vanaf 13 mei 1940 bevond Rotterdam zich in een impasse. Duitse luchtlandingstroepen onder bevel van generaal Kurt Student, ondersteund door grondtroepen van generaal Rudolf Schmidt (waaronder eenheden van de 9e Pantserdivisie en de SS), slaagden erin bruggen in de stad te veroveren. Deze eenheden werden echter al snel omsingeld door Nederlandse troepen onder bevel van kolonel P.W. Scharroo, die de noordelijke oever van de Nieuwe Maas controleerden.
Nederlandse tegenaanvallen, onder andere door mariniers, slaagden er niet in de cruciale Willemsbrug terug te veroveren. Pogingen van de Luchtvaartbrigade om de brug te vernietigen mislukten eveneens. Daarmee bleef de stad verdeeld tussen Duitse troepen in het zuiden en Nederlandse verdedigers in het noorden.

Voorbereiding op het bombardement
Duitse plannen voor een gecombineerde aanval
Op 14 mei plande generaal Schmidt een gecoördineerde aanval om de stad definitief in handen te krijgen. Hierbij zou de 9e Pantserdivisie, ondersteund door vlammenwerpers, SS-troepen en pionierseenheden, vanuit het zuiden oprukken. Tegelijkertijd zouden luchtlandingstroepen een amfibische oversteek van de rivier maken en via de wijk Kralingen een flankaanval uitvoeren.
Om deze operatie te ondersteunen vroeg Schmidt om precisiebombardementen van de Luftwaffe, uitgevoerd door een Gruppe Junkers Ju 87 Stuka-duikbommenwerpers. Zijn verzoek werd echter in Berlijn anders geïnterpreteerd: onder bevel van Hermann Göring werd in plaats daarvan een grootschalig tapijtbombardement gepland, uitgevoerd door Heinkel He 111-vliegtuigen.
Het Duitse ultimatum
De geplande aanval werd voorafgegaan door een ultimatum aan de Nederlandse verdediging. Om 10:30 op 14 mei overhandigde Schmidt een dreigbrief aan kolonel Scharroo en het stadsbestuur, waarin hij aandrong op overgave om “de volledige vernietiging van de stad” te voorkomen. Burgemeester Pieter Oud verzocht om capitulatie, maar Scharroo weigerde het ultimatum omdat het ongetekend was en zonder officiële rang of naam was overhandigd.
Scharroo vroeg om een officieel ondertekende verklaring. Schmidt stuurde vervolgens een tweede, correct geformuleerde boodschap. Tegelijkertijd stuurde hij een telegram naar de Luftflotte 2 met het verzoek het bombardement uit te stellen in afwachting van de onderhandelingen.

Het bombardement op 14 mei 1940
Miscommunicatie binnen de Luftwaffe
Ondanks het telegram van generaal Schmidt aan Luftflotte 2 om het bombardement uit te stellen wegens lopende onderhandelingen, werd dit bevel te laat doorgegeven aan de Duitse bommenwerpers die al onderweg waren. De ontvangst van het telegram werd bevestigd om 12:42, maar dit bericht werd niet of onvoldoende doorgeleid naar de formaties Heinkel He 111-bommenwerpers.
Het afgesproken noodsignaal om het bombardement te annuleren bestond uit het afschieten van rode lichtfakkels vanaf de grond. Deze werden ook daadwerkelijk afgevuurd toen duidelijk werd dat onderhandelingen gaande waren. Slechts een klein deel van de zuidelijke bommenwerpergroep zag de signalen en keerde om. De grotere formatie, die vanuit het noordoosten naderde — een gebied dat nog steeds onder Nederlandse controle stond — vloog echter door.
De aanval
Kort na het middaguur begon het bombardement. In totaal werden 1.150 bommen van 50 kilogram en 158 bommen van 250 kilogram op de stad gedropt. De bommen vielen hoofdzakelijk op het middeleeuwse stadscentrum en de woonwijk Kralingen. De getroffen gebouwen vatten vrijwel direct vlam, wat leidde tot een vuurzee die zich snel verspreidde.
Door de harde wind ontstond een vuurstorm die niet meer te beheersen was. De brandweer was onvoldoende uitgerust voor een calamiteit van deze omvang en stond machteloos tegenover het snel uitbreidende inferno. Grote delen van het centrum werden volledig in de as gelegd.
Verwoesting en slachtoffers
Materiële schade
De gevolgen van het bombardement waren catastrofaal. Volgens officiële gegevens werden onder andere verwoest:
- 24.978 woningen
- 2.320 winkels
- 775 opslagplaatsen
- 24 kerken
- 62 scholen
Daarnaast werden talrijke administratieve gebouwen, ziekenhuizen en infrastructuur vernietigd. Een gebied van ongeveer 2,6 vierkante kilometer — het gehele historische centrum van Rotterdam — werd in één klap onherkenbaar verwoest. Alleen enkele stenen gebouwen, zoals de Laurenskerk, bleven overeind.
Menselijke tol
Volgens een officiële lijst gepubliceerd in 2022 kwamen ten minste 1.150 mensen om het leven door de bombardementen op Rotterdam, waarvan 711 slachtoffers op 14 mei zelf. Daarnaast raakten duizenden mensen gewond. Ongeveer 85.000 mensen werden dakloos en zochten hun toevlucht bij familie, opvanglocaties of vluchtten naar andere steden.
Het dodental was lager dan eerder werd aangenomen, mede doordat velen de stad al hadden verlaten na de bombardementen in de voorafgaande dagen. Toch betekende het bombardement het grootste verlies aan mensenlevens en stedelijke structuur op Nederlands grondgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Psychologische en politieke gevolgen
Indruk op de Nederlandse regering
De combinatie van vernietiging, dreiging met verdere aanvallen (waaronder een aangekondigd bombardement op Utrecht) en het ontbreken van een effectieve luchtverdediging leidde tot een gevoel van uitzichtloosheid binnen de Nederlandse militaire en politieke leiding. De Duitse boodschap was duidelijk: verdere weerstand zou meer steden in de as leggen.
Op de middag van 14 mei besloot de Nederlandse opperbevelhebber generaal Henri Winkelman tot overgave. In de ochtend van 15 mei werd de capitulatie formeel ondertekend in een schoolgebouw in het dorp Rijsoord, nabij Rotterdam.
Internationale reactie
De aanval op Rotterdam veroorzaakte grote verontwaardiging in binnen- en buitenland. Met name in Groot-Brittannië werd de aanval op een zogenaamd “open stad” gekarakteriseerd als barbaars en onmenselijk. Britse kranten spraken over tienduizenden doden — aantallen die later sterk overdreven bleken — maar die wel bijdroegen aan een toename van anti-Duitse sentimenten.
De Britse Royal Air Force wijzigde daags na het bombardement haar beleid en besloot voortaan ook industriële en stedelijke doelen in Duitsland aan te vallen. In de nacht van 15 op 16 mei 1940 werd het Ruhrgebied gebombardeerd, waarmee een nieuwe fase van luchtoorlog begon.
Ooggetuigenverslagen
Een bijzonder verslag komt van Cornelia Fuykschot, die zich op dat moment in Utrecht bevond, op ongeveer 50 kilometer afstand. Zij beschreef de lucht die zich vulde met roet, brandende papiersnippers en een donkere nevel die de zon verduisterde:
“Een flard papier dwarrelde neer, en nog een, en meer… Sommigen waren verschroeid aan de randen, anderen hadden bloemen zoals op behangpapier, weer anderen drukwerk. Waar kwamen ze vandaan? Als het al een brand was, moest het een gigantische zijn.”
Dergelijke beschrijvingen onderstrepen niet alleen de omvang van de vuurzee, maar ook de schokgolf die het bombardement tot ver buiten Rotterdam veroorzaakte.
Duits perspectief en verantwoordelijkheid
Besluitvorming binnen de Luftwaffe
Na de aanval ontstond discussie binnen Duitse militaire kringen over de verantwoordelijkheid. Generaal Schmidt had uitdrukkelijk verzocht om uitstel van het bombardement wegens onderhandelingen. Toch vond het bombardement plaats.
Tijdens de Neurenbergprocessen verklaarde veldmaarschalk Albert Kesselring dat hij niet wist van het uitstelverzoek. Deze verklaring is echter in tegenspraak met bewijs dat het bericht om 12:42 was ontvangen door Luftflotte 2, onder zijn bevel. Kesselring rechtvaardigde het bombardement later met de stelling dat Rotterdam “een zwaar verdedigde stad” was en dus geen open stad.
Verdediging door Göring en Kesselring
Beide Luftwaffe-leiders verdedigden het bombardement op juridische gronden. Ze wezen erop dat er nog steeds hevige gevechten plaatsvonden in de stad, waarbij Duitse troepen omsingeld waren. Dit maakte, volgens hen, een aanval noodzakelijk om de strijd snel te beëindigen. Vanuit een militair perspectief zagen zij het bombardement als een pressiemiddel om Nederland tot overgave te dwingen.
Generaal Kurt Student, bevelhebber van de Duitse luchtlandingstroepen, had oorspronkelijk slechts precisiebombardementen gevraagd op Nederlandse stellingen. De uiteindelijke inzet van massale tapijtbombardementen ging zijn instructies ver te boven.
Directe nasleep van het bombardement
Capitulatie en Duitse bezetting
Na het bombardement op Rotterdam en de dreiging van een vergelijkbare aanval op Utrecht, besloot generaal Henri Winkelman op 14 mei 1940 tot capitulatie van het Nederlandse leger op het vasteland. De formele ondertekening vond plaats op 15 mei in Rijsoord. Alleen Zeeland bleef nog enkele dagen weerstand bieden, totdat ook daar de strijd werd gestaakt na zware gevechten rond Middelburg.
Nederland kwam onder Duitse bezetting te staan, een situatie die tot mei 1945 zou voortduren. De Duitse militaire en administratieve instanties installeerden zich snel in Rotterdam, waar de haven en infrastructuur van strategisch belang waren voor de Duitse oorlogsvoering.
Verplaatsing van de bevolking
Het bombardement leidde tot een massale vluchtelingenstroom. Ongeveer 85.000 mensen raakten op slag dakloos. Velen zochten onderdak bij familie buiten de stad, in naburige dorpen of in het westelijk deel van het land. Anderen werden ondergebracht in opvanglocaties, scholen of kerken. De plotselinge verplaatsing van zoveel mensen leidde tot logistieke uitdagingen en tekorten aan voedsel en onderdak.
De evacuatie van burgers werd bemoeilijkt door de verwoesting van wegen, bruggen en openbaar vervoer, alsook door het gebrek aan gecoördineerde hulpverlening. De infrastructuur van de stad was grotendeels onbruikbaar geworden, wat de wederopbouw bemoeilijkte.
Propaganda en beeldvorming
Duitse rechtvaardiging
De Duitse bezetter trachtte het bombardement te rechtvaardigen door de verantwoordelijkheid af te schuiven op het Nederlandse leger. In het weekblad Die Mühle werd gesteld dat de Nederlandse regering Rotterdam tot vestingstad had verklaard en geen gehoor had gegeven aan meerdere Duitse oproepen tot overgave. Tevens werd gesuggereerd dat de brand in het stadscentrum mede veroorzaakt zou zijn door Nederlandse bombardementen en sabotagedaden.
Hoewel deze argumentatie formeel als militaire verdediging kon gelden, stuitte zij op veel kritiek. De vernietiging van een volledig stadscentrum, inclusief burgerlijke infrastructuur en woonwijken, paste in de praktijk niet binnen de conventionele regels van oorlogsvoering zoals vastgelegd in het Haagse Verdrag van 1907.
Geallieerde reactie
De aanval op Rotterdam werd in de geallieerde pers gepresenteerd als een daad van “onversneden barbaarsheid”, gericht tegen een open stad en haar burgerbevolking. Met name in Groot-Brittannië had de gebeurtenis directe gevolgen. De Royal Air Force wijzigde haar strategie op 15 mei 1940, door voortaan ook industriële doelen binnen Duitsland aan te vallen. Dit betekende het einde van de tot dan toe gehanteerde beperking om alleen militaire doelen in bezette gebieden te bombarderen.
De beschrijving van de brandende stad, het immense menselijk leed en de uitzichtloosheid van de Nederlandse situatie werden breed uitgemeten in buitenlandse media. In dat licht kreeg Rotterdam een symbolische functie in het mobiliseren van publieke opinie tegen nazi-Duitsland.
Reconstructie van Rotterdam
Vernietiging als kans voor vernieuwing
Hoewel de verwoesting van het stadscentrum een tragedie was, werd dit door stadsplanners al snel ook als kans gezien voor grootschalige vernieuwing. De vooroorlogse stad werd gekenmerkt door dichtbebouwde volkswijken, smalle straten en verouderde infrastructuur. De totale verwoesting bood de mogelijkheid om zonder obstakels een moderne stad te ontwerpen volgens de nieuwste stedenbouwkundige inzichten.
Al vier dagen na het bombardement kreeg W.G. Witteveen, directeur van de Gemeentelijke Dienst van Stadsontwikkeling, de opdracht om een nieuw stedenbouwkundig plan te maken. Binnen een maand presenteerde hij een eerste ontwerp aan de gemeenteraad.
Het plan van Witteveen
Het oorspronkelijke plan van Witteveen hield grotendeels vast aan de bestaande stedenbouwkundige structuur, maar introduceerde bredere wegen, een gestructureerd stratenplan en modernere voorzieningen. De grootste en meest controversiële ingreep was het verplaatsen van de primaire dijk langs de rivier, om het laaggelegen Waterstad-gebied beter tegen overstromingen te beschermen.
Deze maatregel werd bekritiseerd door onder meer de Rotterdam Club, die pleitte voor een sterke visuele en functionele verbinding tussen de stad en de Maas. Desondanks werd het plan in hoofdlijnen aangenomen, en gedurende de bezettingsjaren werden verschillende onderdelen uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn de voltooiing van de Maastunnel en het nieuwe hoofdkantoor van de Rotterdamsche Bank.
Het Basisplan van Cornelis van Traa
Na de bevrijding werd het ontwerp van Witteveen herzien door zijn opvolger, Cornelis van Traa. In 1946 presenteerde deze het zogeheten Basisplan voor de Herbouw van de Binnenstad, dat radicaal brak met het verleden. In plaats van voort te bouwen op de oude structuur, werd gekozen voor een open plattegrond met brede boulevards, grote bouwblokken en ruimtelijke zichtlijnen.
Belangrijke elementen van het Basisplan waren:
- De Maasboulevard: een 80 meter brede, met bomen omzoomde verkeersweg langs de rivier.
- Het Venster op de Rivier: een visueel open verbinding van het stadscentrum naar de Maas.
- De Lijnbaan: een autovrije winkelpromenade met innovatieve architectuur.
Het plan werd alom geprezen om zijn moderne visie en functionaliteit. Tegelijkertijd leidde het tot discussies over het verlies van historisch erfgoed, aangezien vrijwel geen enkel oud gebouw werd herbouwd — anders dan in bijvoorbeeld Warschau of Dresden, waar historische centra wel hersteld werden.
Architectuur en stadsontwikkeling
Nieuwe functies, nieuwe vorm
De heropbouw van Rotterdam ging gepaard met een breuk in bouwstijlen en stedelijke functies. De stad ontwikkelde zich tot een internationale havenmetropool met een focus op handel, industrie en verkeer. De architectuur werd beïnvloed door Amerikaanse voorbeelden, met hoogbouw, brede verkeersaders en duidelijke scheidingen tussen wonen, werken en winkelen.
Stedelijke experimenten
De Lijnbaan werd in de jaren vijftig gepresenteerd als een voorbeeld van modern stedenbouwkundig denken. De open winkelstraten, glazen gevels en voetgangersvriendelijke omgeving boden een totaalervaring voor bezoekers. Ook het Dijkzigtziekenhuis en het Zuiderpark zijn voorbeelden van projecten die passen in de grootschalige en rationele benadering van de wederopbouw.
Sociaal en cultureel effect
De nieuwe stad trok zowel lof als kritiek. Waar sommige inwoners de moderne voorzieningen en infrastructuur omarmden, voelden anderen zich vervreemd van de nieuwe stedelijke omgeving. De verhuizing van grote groepen mensen naar nieuwe wijken zoals Hoogvliet en De Horsten leidde tot een verschuiving van de sociale verhoudingen. Deze wijken zijn later grotendeels uitgegroeid tot woongebieden voor lagere inkomensgroepen.
Herinnering en herdenking
Culturele verwerking
Het bombardement op Rotterdam liet een diepe indruk achter in de Nederlandse collectieve herinnering. De verwoesting van een stadskern in minder dan een kwartier, gevolgd door dagenlange branden en massale dakloosheid, werd een symbool voor het begin van vijf jaar onderdrukking. Deze gebeurtenis wordt tot op heden herdacht als een kantelpunt in de Nederlandse geschiedenis.
Het beroemdste monument dat aan de tragedie herinnert is De Verwoeste Stad van beeldhouwer Ossip Zadkine. Het bronzen beeld, onthuld in 1953, toont een menselijke gestalte zonder hart, symbool voor de stad die haar ziel verloor. Het staat op Plein 1940, nabij de Leuvehaven.
Daarnaast wordt jaarlijks op 14 mei een herdenkingsplechtigheid gehouden. Sinds 2007 markeert een lijn van lichtpunten het voormalige vuurfront in de stad: een stille herinnering aan de omvang van de verwoesting.
Erfgoed en educatie
In tegenstelling tot andere Europese steden is er in Rotterdam bewust voor gekozen om de oude stad niet te herbouwen. Slechts enkele historische gebouwen, zoals de Laurenskerk en het stadhuis, werden gerestaureerd. Dit versterkte het beeld van Rotterdam als “stad van de toekomst” maar leidde ook tot een blijvend gevoel van verlies.
Het bombardement maakt vast onderdeel uit van het onderwijsprogramma over de Tweede Wereldoorlog. Musea, zoals het Museum Rotterdam ‘40-’45 NU, en digitale platforms bieden verdieping en laten jongeren kennismaken met de impact van oorlog op het dagelijks leven.
Architectonische nalatenschap
Het Basisplan en zijn erfenis
Het Basisplan van Cornelis van Traa vormde decennialang het fundament van de stedelijke ontwikkeling in Rotterdam. De ideeën van openheid, functionaliteit en een duidelijke structuur werden lang gevolgd. Toch is veel van het oorspronkelijke plan inmiddels aangepast of vervangen door nieuwere projecten.
Voorbeelden hiervan zijn:
- De Euromast, gebouwd in 1960 als symbool van moderniteit en uitzicht over stad en haven.
- De Kubuswoningen van architect Piet Blom (1977), die het visuele ‘Venster op de Rivier’ blokkeren.
- De Maritiem Museum Haven, die de open verbinding tussen stad en Maas deels afsluit.
Toch blijft het bombardement een fundamenteel referentiepunt in de stadsontwikkeling. In zowel architectonisch als maatschappelijk opzicht vormt het een onmiskenbare scheidslijn in de geschiedenis van Rotterdam.
Conclusie
Het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 markeert een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in de Nederlandse geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. De aanval bracht verwoesting, massale ontbering en versnelde de capitulatie van Nederland. Tegelijkertijd vormde het een startpunt voor een unieke wederopbouw die van Rotterdam een toonbeeld van moderne stedenbouw maakte.
De strategische, politieke en psychologische motieven achter het bombardement zijn uitvoerig onderzocht, waarbij de verantwoordelijkheid binnen de Duitse militaire hiërarchie onderwerp van blijvend historisch debat blijft. De stad zelf koos ervoor niet terug te kijken, maar vooruit te bouwen. In die keuze ligt de kracht van Rotterdam: veerkracht, innovatie en het vermogen om uit puin iets nieuws te scheppen.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding 1: See page for author, Public domain, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 2:Het Nieuwe Instituut – Architecture Collection, No restrictions, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 3: Bundesarchiv, Bild 141-1114 / CC-BY-SA, CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 4: Hendrik (Henk) (H.) Sutterland, CC0, via Wikimedia Commons
- Amersfoort, H., et al. (2005). Mei 1940 – Strijd op Nederlands grondgebied. Den Haag: SDU. ISBN 90-12-08959-X
- Brongers, E.H. (2004). Opmars naar Rotterdam. Soesterberg: Aspect. ISBN 90-5911-269-5
- Christiaanse, K. (2012). Rotterdam. Rotterdam: 010 Publishers. ISBN 978-90-6450-772-4
- DeBruhl, M. (2010). Firestorm: Allied Airpower and the Destruction of Dresden. New York: Random House. ISBN 9780307769619
- Diefendorf, J.M. (1990). Rebuilding Europe’s bombed cities. Basingstoke: Macmillan. ISBN 0-333-47443-0
- Fuykschot, C. (2019). Hunger in Holland. Prometheus Publishing. ISBN 9780879759872
- Goldensohn, L. (2005). The Nuremberg Interviews. New York: Vintage. ISBN 1-4000-3043-9
- Grayling, A.C. (2006). Among the Dead Cities. London: Bloomsbury. ISBN 0-7475-7671-8
- Hooton, E. (1996). Phoenix Triumphant: The Rise and Rise of the Luftwaffe. London: Arms and Armour. ISBN 1-85409-331-2
- Kesselring, A. (2015). The Memoirs of Field Marshal Kesselring. Stroud: Spellmount. ISBN 978-0-7509-6434-0
- Kleinhans, R., Priemus, H., Engbersen, G. (2007). “Understanding Social Capital in Recently Restructured Urban Neighbourhoods.” Urban Studies, 44(5–6), 1069–1091. doi:10.1080/00420980701256047
- Macksey, K., Miernicki, Z. (2004). Kesselring: The Nemesis of Incomprehension. Warsaw: Bellona. ISBN 83-11-09743-7
- Meyer, H. (1999). City and Port. Utrecht: International Books. ISBN 90-5727-020-X
- Pauw, J.L. van der (2006). Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog. Amsterdam: Boom. ISBN 90-8506-160-1
- Shirer, W.L. (1960). The Rise and Fall of the Third Reich. New York: Simon & Schuster. ISBN 0-671-62420-2
- Wagenaar, A. (1970). Rotterdam mei ’40: De slag, de bommen, de brand. Amsterdam: De Arbeiderspers. ISBN 90-204-1961-7
- Bronnen Mei1940