HMS Black Prince: Gezonken tijdens de Slag bij Jutland

British armoured cruiser HMS Black Prince, Duke of Edinburgh-class, sunk at the Battle of Jutland during World War I.
De HMS Black Prince, een gepantserde kruiser, verging tragisch tijdens de Slag bij Jutland in de Eerste Wereldoorlog.

De HMS Black Prince, een gepantserde kruiser van de Duke of Edinburgh-klasse, werd gebouwd voor de Royal Navy aan het begin van de 20e eeuw. Ze diende in verschillende gevechtsrollen, waaronder operaties in de Middellandse Zee en het beschermen van konvooien in de Rode Zee. Haar loopbaan eindigde tragisch op 1 juni 1916 tijdens de Slag bij Jutland, waar ze met haar volledige bemanning ten onder ging.

Ontwerp en Technische Specificaties

Algemeen Ontwerp

De HMS Black Prince, vernoemd naar Edward, de Zwarte Prins, was een van de eerste schepen ontworpen onder toezicht van Sir Philip Watts, directeur van scheepsbouw voor de Royal Navy. De kruiser onderscheidde zich door haar grotere omvang en verbeterde bewapening in vergelijking met haar voorgangers uit de Monmouth- en Devonshire-klassen.

  • Waterverplaatsing: 12.590 lange ton (12.790 ton) onbeladen, tot 13.965 lange ton (14.189 ton) volledig geladen.
  • Afmetingen: Lengte 154,1 meter, breedte 22,4 meter, diepgang 8,2 meter.
  • Aandrijving: Viercilinder triple-expansie stoommachines met een vermogen van 23.000 Ipk (17.000 kW).
  • Snelheid: Maximaal 23 knopen (43 km/u).

Het schip was uitgerust met 20 Babcock & Wilcox-waterpijpketels en zes cilindrische ketels, waardoor een actieradius van 8.130 zeemijlen (15.060 km) bij een snelheid van 10 knopen (19 km/u) mogelijk was.

Bewapening

De primaire bewapening van de Black Prince bestond uit zes 9,2-inch (234 mm) Mk X kanonnen, geplaatst in enkele torens. Dit werd aangevuld met tien 6-inch (152 mm) kanonnen en twintig 3-ponder snelvuurkanonnen. Daarnaast beschikte ze over drie ondergedompelde 18-inch (457 mm) torpedobuizen.

Constructie en Loopbaan

De bouw van HMS Black Prince begon op 3 juni 1903 bij Thames Ironworks in Londen. Ze werd te water gelaten op 8 november 1904 en voltooid op 17 maart 1906. Gedurende haar actieve loopbaan werd ze ingezet in diverse eskaders:

  1. Tweede Eskader (1906-1907)
  2. Eerste Kruiser Eskader (1907-1908)
  3. Vijfde Kruiser Eskader, onderdeel van de Atlantische Vloot (1908-1912)
  4. Derde Eskader (1912-1913)

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte de HMS Black Prince deel uit van het Eerste Kruiser Eskader van de Middellandse Zeevloot onder bevel van Rear-Admiral Ernest Troubridge.

Deelname aan de Eerste Wereldoorlog

De Achtervolging van SMS Goeben en SMS Breslau

Bij het begin van de oorlog kreeg HMS Black Prince de opdracht om samen met andere schepen van de Middellandse Zeevloot de Duitse slagkruiser SMS Goeben en de lichte kruiser SMS Breslau te onderscheppen. Ondanks intensieve achtervolging bereikten de Duitse schepen neutraal Ottomaans gebied, waarna HMS Black Prince werd ingezet in de Rode Zee. Hier was haar taak het beschermen van troepenkonvooien uit India en het opsporen van vijandelijke koopvaardijschepen.

Tijdens deze missie wist ze twee Duitse schepen, de Südmark en Istria, te veroveren.

Overplaatsing naar de Grand Fleet

In december 1914 werd de Black Prince overgeplaatst naar de Grand Fleet, waar ze deel ging uitmaken van het Eerste Kruiser Eskader onder leiding van Rear-Admiral Sir Robert Arbuthnot. Hier onderging ze in 1916 modificaties naar aanleiding van lessen uit eerdere zeeslagen. De secundaire bewapening van 6-inch kanonnen werd aangepast om de operationele effectiviteit te vergroten.

De Slag bij Jutland en Het Verlies van Black Prince

De Laatste Missie

Tijdens de Slag bij Jutland op 31 mei en 1 juni 1916 was HMS Black Prince een onderdeel van de schermingsmacht van de Grand Fleet. Ze verloor echter contact met haar eskader na een gevecht met Duitse schepen rond 17:42. Twee andere schepen uit het eskader, de HMS Defence en HMS Warrior, werden zwaar beschadigd; HMS Defence explodeerde en HMS Warrior zonk later door opgelopen schade.

Onderzoek naar de Ondergang

Het lot van HMS Black Prince bleef lange tijd een mysterie. Britse schepen hadden geen directe waarneming van haar ondergang, en geruchten deden de ronde over een mogelijke aanval door een Duitse onderzeeër. Recent onderzoek bevestigt echter het Duitse verslag van de gebeurtenissen.

Na middernacht op 1 juni kwam Black Prince in aanraking met de Duitse slagschepen, waaronder de SMS Thüringen. Binnen een bereik van slechts 700 tot 1.350 meter werd de kruiser zwaar onder vuur genomen. Duitse schepen troffen haar met minstens twaalf zware granaten en meerdere lichtere treffers, wat leidde tot een explosie en het snelle zinken van het schip. Geen van de 857 bemanningsleden overleefde de aanval.

Betekenis en Herdenking

De wraklocatie van HMS Black Prince is officieel aangewezen als beschermd gebied onder de Protection of Military Remains Act 1986, ter nagedachtenis aan de bemanning. Het verhaal van het schip blijft een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog en illustreert de gevaren en complexiteit van maritieme oorlogsvoering.

Conclusie

De HMS Black Prince vertegenwoordigt een cruciale periode in de ontwikkeling van de Royal Navy en speelde een veelzijdige rol in de Eerste Wereldoorlog. Haar tragische einde tijdens de Slag bij Jutland herinnert ons aan de offers die mensen brachten in dienst van hun land. De geschiedenis van het schip biedt waardevolle inzichten in zowel technische als strategische aspecten van vroeg-20e-eeuwse zeeslagen.

Bronnen en meer informatie

  1. Afbeelding: Symonds & Co, Public domain, via Wikimedia Commons
  2. Brown, David K. Warrior to Dreadnought: Warship Developments 1860–1905. Caxton Editions, 2003. ISBN 1-84067-529-2.
  3. Campbell, John. Jutland: An Analysis of the Fighting. Conway Maritime Press, 1998. ISBN 1-55821-759-2.
  4. Bronnen Mei1940
  5. Chesneau, Roger & Kolesnik, Eugene M. Conway’s All the World’s Fighting Ships 1860–1905. Conway Maritime Press, 1979. ISBN 0-8317-0302-4.
  6. Parkes, Oscar. British Battleships. Naval Institute Press, 1990. ISBN 1-55750-075-4.