Dachau was het eerste concentratiekamp gebouwd door nazi-Duitsland, geopend op 22 maart 1933. Het kamp was aanvankelijk bedoeld om Hitlers politieke tegenstanders te interneren, die bestonden uit: communisten, sociaaldemocraten en andere dissidenten.
Het is gelegen op het terrein van een verlaten munitiefabriek ten noordoosten van de middeleeuwse stad Dachau, ongeveer 16 km (10 mijl) ten noordwesten van München in de deelstaat Beieren, in Zuid-Duitsland.
Na de opening door Heinrich Himmler werd het doel uitgebreid met dwangarbeid en uiteindelijk de opsluiting van Joden, Roma, Duitse en Oostenrijkse misdadigers en, ten slotte, buitenlanders uit landen die Duitsland bezette of binnenviel. Het kampsysteem van Dachau groeide uit tot bijna 100 subkampen, die meestal werkkampen of Arbeitskommandos waren, en zich in heel Zuid-Duitsland en Oostenrijk bevonden. Het hoofdkamp werd op 29 april 1945 bevrijd door Amerikaanse troepen.
Dachau diende als prototype en model voor de andere Duitse concentratiekampen die volgden. Bijna elke gemeenschap in Duitsland had leden weggevoerd naar deze kampen. Kranten berichtten voortdurend over “de verwijdering van de vijanden van het Reich naar concentratiekampen”.
Al in 1935 ging er een jingle rond: ”Lieber Herr Gott, mach mich stumm, Das ich nicht nach Dachau komm'” (“Lieve God, maak me dom [stil], Opdat ik niet naar Dachau mag komen”
De indeling en bouwplannen van het kamp werden ontwikkeld door SS’er Theodor Eicke en werden toegepast op alle latere kampen. Hij had een apart, beveiligd kamp in de buurt van het commandocentrum, dat bestond uit woonvertrekken, administratie- en legerkampen. Eicke werd hoofdinspecteur voor alle concentratiekampen en verantwoordelijk voor het organiseren van andere kampen volgens zijn model.
Gedurende de 12 jaar van gebruik als concentratiekamp registreerde de administratie van Dachau de inname van 206.206 gevangenen en de dood van 31.951. Crematoria werden gebouwd om de overledene te verwijderen.
Bezoekers kunnen nu door de gebouwen lopen en de ovens bekijken die werden gebruikt om lichamen te cremeren, die het bewijs van vele sterfgevallen verborgen hielden. Er wordt beweerd dat in 1942 meer dan 3.166 gevangenen in verzwakte toestand naar kasteel Hartheim bij Linz werden vervoerd en met gifgas werden geëxecuteerd omdat ze ongeschikt werden geacht.