De Caudron C.710-serie, waaronder de C.714, was een reeks lichte jachtvliegtuigen ontwikkeld door Caudron-Renault voor de Franse luchtmacht net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Ondanks hun veelbelovende ontwerp werden deze vliegtuigen geplaagd door verschillende technische beperkingen.
Inhouds opgave
Specificaties (Caudron C.714)
Algemene kenmerken:
- Bemanning: 1
- Lengte: 8,63 m
- Spanwijdte: 8,97 m
- Hoogte: 2,87 m
- Vleugeloppervlak: 12,5 m²
- Leeggewicht: 1.395 kg
- Startgewicht: 1.880 kg
- Motor: 1 × Renault 12R-03 V-12 luchtgekoelde omgekeerde zuigermotor, 370 kW (500 pk)
- Propellers: 3-bladige verstelbare propeller
Prestaties:
- Maximumsnelheid: 455 km/u op 4.000 m hoogte, 467 km/u op 5.000 m hoogte
- Bereik: 900 km bij 320 km/u
- Plafond: 9.100 m
- Klimtijd: 4.000 m in 9 minuten en 40 seconden
Bewapening:
Ontwerp en ontwikkeling
Oorsprong van het ontwerp
De ontwikkeling van de C.710-serie begon in 1936, toen de Franse luchtmacht de noodzaak zag om snel het aantal moderne vliegtuigen in haar arsenaal te vergroten. De keuze viel op een “lichte jager” met een houten constructie die snel in grote aantallen kon worden geproduceerd zonder de productie van andere vliegtuigen te verstoren. Dit leidde tot drie ontwerpen: de Arsenal VG-30, de Bloch MB.700, en de Caudron C.710.
De Caudron C.710, een eendekker met een volledig houten constructie, was afgeleid van eerdere luchtvaartmodellen voor races. Het ontwerp kenmerkte zich door een lange neus, met de cockpit ver naar achteren op de romp geplaatst. Het toestel had een vast landingsgestel met spatborden en een halve cirkelvormige verticale stabilisator. De bewapening bestond uit twee 20 mm Hispano-Suiza HS.9 kanonnen onder de vleugels, elk met 60 schoten.
Technische specificaties en eerste vlucht
Het prototype van de C.710 vloog voor het eerst op 18 juli 1936. De jager werd aangedreven door een Renault 12R-01 motor, een omgekeerde V-12 motor met een vermogen van 336 kW (450 pk). De C.710 bereikte een snelheid van 455 km/u op 4.000 meter hoogte, maar werd uiteindelijk afgewezen ten gunste van de Morane-Saulnier M.S.405, voornamelijk vanwege diens betere klimvermogen. Het prototype van de C.710 stortte neer op 1 februari 1938, wat het einde betekende van dit specifieke model.
Evolutie van het ontwerp
Verdere ontwikkelingen: C.711, C.712 en C.713
Na de C.710 volgden verschillende varianten, waaronder de C.711, een voorgesteld racevliegtuig dat nooit werd gebouwd, en de C.712, een versie bedoeld om het wereldsnelheidsrecord te breken. De C.712 gebruikte de romp van de C.710 en de vleugel van de Caudron C.580, met een krachtigere Renault 613 motor van 750 pk. Deze variant maakte zijn eerste vlucht op 24 december 1936, maar stortte tragisch neer tijdens een recordpoging op 29 april 1937.
De C.713, die op 15 december 1937 voor het eerst vloog, was een gemodificeerde jager met intrekbaar landingsgestel en een meer conventionele driehoekige verticale stabilisator.
De C.714 Cyclone
De laatste en meest significante variant was de C.714 Cyclone, een verbeterde versie van de C.713. Het prototype van de C.714 maakte zijn eerste vlucht in april 1938. De belangrijkste wijzigingen waren een nieuw vleugelprofiel, een versterkte romp en een wijziging in de bewapening: in plaats van twee kanonnen had de C.714 vier 7,5 mm MAC 1934 machinegeweren in de vleugelbevestigingen. Het toestel werd aangedreven door een nieuwere versie van de Renault 12R-03 motor, die was uitgerust met een verbeterde carburateur die onder negatieve g-krachten kon functioneren.
Op 5 november 1938 plaatste de Franse luchtmacht een bestelling voor 20 C.714’s, met een optie voor nog eens 180 toestellen. De productie begon in de zomer van 1939 in de Renault-fabriek in de Parijse voorsteden.
Operationele geschiedenis
Problemen bij inzet
De leveringen van de C.714 begonnen pas in januari 1940, maar al snel werden er ernstige gebreken aan het ontwerp geconstateerd. Ondanks zijn lichte en snelle constructie liet de houten bouw geen ruimte voor een krachtigere motor. Hierdoor was het toestel beperkt in zijn klimvermogen en wendbaarheid. Deze tekortkomingen leidden ertoe dat de Caudron in februari 1940 uit actieve dienst werd genomen. In maart werd de oorspronkelijke productieorder verlaagd tot 90 toestellen, omdat de prestaties onvoldoende waren om verdere productie te rechtvaardigen.
Leveringen aan Finland
Ondanks de problemen werd besloten om tachtig C.714’s te leveren aan Finland, dat op dat moment verwikkeld was in de Winteroorlog tegen de Sovjet-Unie. Deze vliegtuigen waren bedoeld om door Franse piloten gevlogen te worden. Echter, door de snelle ontwikkelingen in Frankrijk werden slechts zes toestellen daadwerkelijk afgeleverd. Deze toestellen werden in Finland geassembleerd en getest, maar al snel bleek dat ze te onbetrouwbaar en gevaarlijk waren om in de Finse omstandigheden te gebruiken. Twee toestellen raakten beschadigd tijdens een transportvlucht naar Pori, en de overige vier werden al snel buiten gebruik gesteld. De vliegtuigen bleven tot 30 december 1949 op de inventarislijst staan, waarna ze werden gesloopt. Eén exemplaar werd overgedragen aan de Finse onderhoudspersoneelsschool als instructiekader.
Poolse inzet in Frankrijk
Op 18 mei 1940 werden 35 Caudrons geleverd aan het Poolse eskader, Groupe de Chasse polonais I/145, gestationeerd op het vliegveld van Mions. De Poolse piloten werden al snel geconfronteerd met de beperkingen van de C.714, die ernstig ondermaats presteerde in vergelijking met de toenmalige Duitse jachtvliegtuigen. Slechts een week na hun inzet beval de Franse minister van Oorlog, Guy La Chambre, om de C.714’s terug te trekken uit actieve dienst. Desondanks gingen de Poolse piloten door met het vliegen van de Caudrons, aangezien er geen andere vliegtuigen beschikbaar waren.
Tijdens drie luchtgevechten tussen 8 en 11 juni 1940 wisten de Poolse piloten 12 bevestigde en drie onbevestigde overwinningen te behalen, ondanks het gebruik van een hopeloos verouderd vliegtuig in vergelijking met de Messerschmitt Bf 109E. Ze verloren negen vliegtuigen in de lucht en nog eens negen op de grond. Tot de neergeschoten vijandelijke vliegtuigen behoorden vier Dornier Do 17 bommenwerpers, drie Messerschmitt Bf 109’s en vijf Messerschmitt Bf 110 jagers.
De Caudron-jager werd ook gebruikt door het Poolse trainingseskader in Bron, nabij Lyon. Hoewel de piloten verschillende bombardementen wisten af te slaan, slaagden ze er niet in om vijandelijke vliegtuigen neer te halen, maar ze verloren ook geen vliegtuigen. Tegen het einde van juni 1940, toen Frankrijk viel, waren er slechts 53 productiemachines geleverd (hoewel sommige bronnen melden dat dit aantal 98 zou zijn).
Gebruik na de Franse overgave
Na de val van Frankrijk werden 20 Caudrons in beslag genomen door de Luftwaffe. Deze toestellen werden echter nooit operationeel ingezet. De resterende C.714’s werden ofwel vernietigd of bewaard voor trainingsdoeleinden.
Overlevende exemplaren
Er zijn enkele overblijfselen van de C.714 bewaard gebleven. In Finland is een volledig vliegtuigromp en een extra rompfragment behouden gebleven. Het rompfragment werd later aangeboden aan het Musée de l’Air et de l’Espace, waar het zich in 2015 in restauratie bevond.
Conclusie
De Caudron C.714 was een ambitieus project dat echter niet voldeed aan de verwachtingen van de Franse luchtmacht tijdens de cruciale beginjaren van de Tweede Wereldoorlog. Hoewel het toestel enkele successen kende in handen van Poolse piloten, bleken de structurele beperkingen van het ontwerp fataal te zijn. De C.714 is daarmee een voorbeeld van de uitdagingen en mislukkingen die gepaard gingen met de massale herbewapening van Europese legers in de aanloop naar de oorlog.
Bronnen en meer informatie
- Aviafrance: Caudron C.714. Beschikbaar op: Aviafrance
- Green, W., & Swanborough, G. (1994). The Complete Book of Fighters. London: Salamander Books.
- Musée de l’Air et de l’Espace (2015). Restauratie van de Caudron C.714. Beschikbaar op: Musée de l’Air
- Bronnen Mei1940