HMS Royal Sovereign (pennantnummer 05) was een slagschip van de Britse Royal Navy en behoorde tot de Revenge-klasse, ook wel bekend als de R-klasse of Royal Sovereign-klasse. Het schip had een waterverplaatsing van 29.970 lange tonnen (30.451 ton) en was uitgerust met acht 15-inch (381 mm) kanonnen in vier dubbele geschuttorens. Het schip werd in januari 1914 op stapel gezet en te water gelaten in april 1915. In mei 1916 was HMS Royal Sovereign voltooid, maar te laat om deel te nemen aan de Slag bij Jutland aan het einde van die maand.
Inhouds opgave
Eerste Wereldoorlog: geen gevechtservaring
HMS Royal Sovereign diende gedurende de rest van de Eerste Wereldoorlog bij de Grand Fleet, maar nam niet deel aan gevechtsacties. Het schip bleef operationeel om de numerieke superioriteit van de Britse vloot te versterken tegen de Duitse Hochseeflotte. Op 30 mei 1916, kort na de indienststelling, was het schip aanwezig in Scapa Flow toen admiraal John Jellicoe de Grand Fleet opdracht gaf om uit te varen. Vanwege de onervarenheid van de bemanning bleef HMS Royal Sovereign in de haven, waardoor ze de Slag bij Jutland miste. In de maanden na de slag werd het schip gereedgemaakt voor volledige inzet, maar verdere acties bleven uit.
In augustus 1916 ondernam de Grand Fleet een poging om de Duitse vloot in de zuidelijke Noordzee te onderscheppen, wat resulteerde in een operatie op 19 augustus. Door communicatieproblemen konden de Britten de Duitse vloot echter niet onderscheppen voordat deze zich terugtrok. Twee Britse lichte kruisers werden tot zinken gebracht door Duitse U-boten, wat leidde tot strengere instructies om grote eenheden niet te riskeren in gebieden met een hoog risico op mijnen en onderzeeboten. De Grand Fleet bleef daardoor voornamelijk in actie als afschrikkingsmiddel tot het einde van de oorlog.
Interbellum: rol in de Middellandse Zee
Na de oorlog werd HMS Royal Sovereign overgeplaatst naar het 1e Slagsquadrons van de Atlantische Vloot. In april 1920 werd het schip ingezet in de oostelijke Middellandse Zee om toezicht te houden op de spanningen in het gebied na de ineenstorting van het Ottomaanse Rijk. Tijdens een verblijf in Constantinopel evacueerde het schip Russische emigranten die vluchtten voor de opmars van het Rode Leger.
In 1922 reduceerde het Washington Naval Treaty het aantal actieve slagschepen van de Royal Navy, waardoor het aantal beschikbare eenheden daalde van veertig tot vijftien. Royal Sovereign bleef operationeel in de Atlantische Vloot tot 1926, waarna ze in reserve werd geplaatst voor een uitgebreide refit. Dit moderniseringsproces, voltooid in 1929, omvatte de toevoeging van nieuwe afstandsmeters en zoeklichten. In 1929 werd HMS Royal Sovereign toegewezen aan het 1e Slagsquadrons van de Middellandse Zeevloot en gestationeerd op Malta.
Ontbreken van modernisering in de jaren 30
Terwijl de vijf slagschepen van de Queen Elizabeth-klasse uitgebreide moderniseringen ondergingen om hun gevechtscapaciteiten te verbeteren, bleven Royal Sovereign en haar zusterschepen grotendeels ongemoderniseerd. Hun kleinere formaat en lagere snelheid maakten hen minder geschikt voor grootschalige aanpassingen. Enige verbeteringen waren gericht op de luchtafweerbatterijen, met toevoegingen zoals de “pom-pom” luchtafweergeschut in de jaren 30.
Tweede Wereldoorlog: inzet en operaties
Begin van de oorlog en konvooidiensten
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 werd HMS Royal Sovereign toegewezen aan het 2e Slagsquadrons van de Home Fleet. Haar initiële rol was de bescherming van konvooien die tussen Halifax, Nova Scotia, en Groot-Brittannië voeren. Deze taak was van cruciaal belang om de aanvoer van voorraden en troepen over de Atlantische Oceaan veilig te stellen, temidden van de toenemende dreiging van Duitse onderzeeboten.
Na een korte revisie in Plymouth werd HMS Royal Sovereign in mei 1940 overgeplaatst naar de Middellandse Zeevloot. Hier opereerde ze vanuit Alexandrië, samen met de slagschepen HMS Warspite, HMS Malaya en HMS Valiant, onder het bevel van admiraal Andrew Cunningham. Op 25 en 27 juni escorteerde Royal Sovereign konvooien van Alexandrië naar Malta. Ondanks haar deelname aan de Slag bij Calabria op 18 juli 1940, kon ze vanwege haar relatief lage snelheid niet effectief deelnemen aan het gevecht. De snellere Warspite voerde de hoofdacties uit, terwijl HMS Royal Sovereign en HMS Malaya achterop raakten.
Missies in de Atlantische en Indische Oceaan
Na de strijd in de Middellandse Zee keerde HMS Royal Sovereign terug naar de Atlantische Oceaan, waar ze tot augustus 1941 betrokken was bij het escorteren van konvooien. Tijdens deze periode onderging ze onderhoudswerkzaamheden in Norfolk, Virginia. Het plan om een sterke vloot in Singapore te stationeren om mogelijke Japanse expansie tegen te gaan, omvatte Royal Sovereign en haar zusterschepen. Dit plan werd echter vertraagd en uiteindelijk aangepast vanwege de late levering van nieuwe slagschepen van de King George V-klasse.
In maart 1942 maakte HMS Royal Sovereign deel uit van de Eastern Fleet, onder bevel van admiraal James Somerville. De vloot bestond uit oudere slagschepen, waaronder Royal Sovereign en haar drie zusterschepen, aangevuld met de gemoderniseerde HMS Warspite en een aantal kruisers en torpedobootjagers. Ondanks de aanzienlijke omvang van de vloot was de slagkracht beperkt, vooral in vergelijking met de moderne Japanse Kido Butai van admiraal Chūichi Nagumo, die zes vliegdekschepen en vier snelle slagschepen omvatte.
De Indiase Oceaan en terugtrekking
Tijdens de aanval van de Kido Butai in april 1942 op de Indiase Oceaan verdeelde admiraal Somerville zijn vloot in twee eenheden: Force A, met HMS Warspite en twee vliegdekschepen, en Force B, waarin HMS Royal Sovereign en haar zusterschepen de kern vormden. Somerville plande een verrassingsaanval bij nacht om de superieure Japanse strijdkrachten het hoofd te bieden, maar zijn vloot kon de Japanners niet onderscheppen en moest zich terugtrekken naar Addu Atoll voor brandstof. Na een aanval op Colombo op 5 april en Trincomalee op 9 april werden Royal Sovereign en haar zusterschepen naar Mombasa gestuurd om daar de konvooiroutes in het Midden-Oosten en de Perzische Golf te beveiligen.
De rest van de oorlog bleef HMS Royal Sovereign actief in het escorteren van konvooien en het uitvoeren van patrouilles, met lange perioden van onderhoud en aanpassingen, zoals in Philadelphia in 1942. Gedurende deze periode werden delen van haar dekpantser versterkt en enkele van haar 6-inch kanonnen verwijderd. Na haar terugkeer naar de Indische Oceaan hervatte ze haar taken tot januari 1944, toen ze terugkeerde naar Groot-Brittannië voor verdere inzet.
Overdracht aan de Sovjet-Unie en dienst als Arkhangelsk
Overdracht aan de Sovjet-marine
In mei 1944 werd HMS Royal Sovereign op tijdelijke basis overgedragen aan de Sovjet-Unie als onderdeel van de militaire afspraken tussen de geallieerden. Dit gebeurde in de context van het compenseren van de Sovjets voor hun verliezen en het versterken van hun maritieme capaciteit in het noorden. Het schip werd omgedoopt tot Arkhangelsk en verliet Groot-Brittannië op 17 augustus 1944 als onderdeel van de escorte van Konvooi JW 59, bestaande uit 33 koopvaardijschepen. Tijdens deze tocht werd het konvooi aangevallen door de Duitse onderzeeër U-711. De U-bootcommandant rapporteerde ten onrechte treffers op Arkhangelsk, maar de torpedo’s explodeerden voortijdig en veroorzaakten geen schade.
Bij aankomst in de Sovjet-Unie werd Arkhangelsk operationeel ingezet door een Sovjet-bemanning, en het schip werd de grootste eenheid in de Sovjetvloot. De belangrijkste taak van Arkhangelsk was het escorteren van geallieerde konvooien naar de haven van Kola, een cruciale toevoerroute voor de Sovjets tijdens de laatste fase van de oorlog. Het schip opereerde onder de leiding van admiraal Gordey Levchenko en speelde een ondersteunende rol bij de bescherming van konvooien tegen mogelijke aanvallen van Duitse onderzeeërs en luchtaanvallen.
Technische en operationele uitdagingen
Het bleek dat Arkhangelsk onvoldoende was aangepast voor de koude omstandigheden van de Arctische wateren. De winteruitrusting van het schip was beperkt, en er waren geen verwarmingssystemen of smeermiddelen die geschikt waren voor extreme kou. Deze tekortkomingen hadden gevolgen voor de operationele efficiëntie van het schip, met name voor de bemanning en de werking van de geschuttorens.
Tijdens haar dienst in de Sovjet-Unie liep Arkhangelsk in 1947 aan de grond in de Witte Zee. Er zijn geen gedetailleerde verslagen over de omvang van de schade, maar het incident droeg bij aan de discussie over de staat van het schip. Desondanks bleef Arkhangelsk tot 1949 actief in de Sovjetvloot, totdat ze werd teruggegeven aan Groot-Brittannië nadat de voormalige Italiaanse slagschip Giulio Cesare was overgedragen aan de Sovjet-Unie.
Terugkeer naar Groot-Brittannië en ontmanteling
Op 4 februari 1949 werd Arkhangelsk officieel teruggegeven aan de Royal Navy. De Sovjets probeerden aanvankelijk te voorkomen dat het schip teruggestuurd werd, met het argument dat het niet meer zeewaardig was. Een inspectie door een Britse marineofficier bevestigde echter dat de staat van het schip voldoende was om de terugkeer mogelijk te maken. Bij aankomst in Rosyth onderging HMS Royal Sovereign een gedetailleerde inspectie, waaruit bleek dat veel van haar uitrusting onbruikbaar was geworden. Er werd vermoed dat de hoofdgeschuttorens tijdens haar tijd bij de Sovjets nauwelijks waren bewogen, hoewel foto’s dit tegenspreken.
Na inspectie werd besloten dat het schip niet meer geschikt was voor actieve dienst en werd het verkocht voor sloop. HMS Royal Sovereign arriveerde op 18 mei 1949 bij de werf van Thos. W. Ward in Inverkeithing, Schotland, waar ze werd ontmanteld. De elevatiemechanismen van de hoofdgeschutstorens kregen een tweede leven in de Mark I-radiotelescoop van 76 meter op Jodrell Bank, gebouwd tussen 1955 en 1957.
Conclusie en nalatenschap
Historische betekenis van HMS Royal Sovereign
HMS Royal Sovereign speelde een veelzijdige rol in zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog, ondanks haar beperkte inzet tijdens directe gevechtsacties. Haar belangrijkste bijdrage lag in het beschermen van geallieerde konvooien en het versterken van de numerieke kracht van de Britse vloot. Als een van de schepen van de Revenge-klasse, vertegenwoordigde ze de evolutie van de slagschepen van de Royal Navy na de Eerste Wereldoorlog, hoewel ze nooit de moderniseringen onderging die haar zusterschepen uit de Queen Elizabeth-klasse kenmerkten. Hierdoor was haar operationele waarde tijdens de Tweede Wereldoorlog beperkter, vooral in vergelijking met nieuwere en gemoderniseerde schepen.
De tijdelijke overdracht van HMS Royal Sovereign aan de Sovjet-Unie als Arkhangelsk weerspiegelde de nauwe samenwerking tussen de geallieerde mogendheden in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog. Het schip was van strategisch belang in de bescherming van de Arctische konvooien, die essentieel waren voor het transport van oorlogsvoorraden naar de Sovjet-Unie. Ondanks technische uitdagingen en beperkingen speelde ze een rol in de ondersteuning van de geallieerde oorlogsinspanningen aan het oostfront.
Nalatenschap en technische invloeden
Het einde van de carrière van HMS Royal Sovereign markeerde ook de afsluiting van een tijdperk van slagschepen die een prominente rol speelden in het maritieme gevechtsveld. Haar ontmanteling en de hergebruikte onderdelen in de radiotelescoop op Jodrell Bank illustreren hoe zelfs na haar actieve dienstperiode, technologie en materialen van historische schepen een bijdrage konden leveren aan de wetenschap en technologische vooruitgang.
HMS Royal Sovereign blijft een voorbeeld van de tactische en technologische overgangsperiode in de marinegeschiedenis. Ze staat symbool voor de uitdagingen waarmee de Royal Navy werd geconfronteerd bij het moderniseren van een vloot die nog stamde uit de Eerste Wereldoorlog om te kunnen concurreren met nieuwere maritieme machtige eenheden in het tijdperk van vliegdekschepen en verbeterde slagschepen.
Bronnen en meer informatie
- Campbell, John. Naval Weapons of World War Two. London: Conway Maritime Press, 1985. ISBN 0-85177-329-X.
- Afbeelding: Royal Navy official photographer, Public domain, via Wikimedia Commons
- Konstam, Angus. British Battleships 1914–18 (1): The Queen Elizabeth and Revenge Classes. Osprey Publishing, 2013. ISBN 978-1-78096-170-5.
- Brown, David K. The Grand Fleet: Warship Design and Development 1906–1922. London: Conway Maritime Press, 1999. ISBN 0-85177-896-8.
- Bronnen Mei1940