Henri de Lacroix en de Franse militaire strategie

Portret van generaal Henri de Lacroix, Franse officier en strateeg, bekend om zijn defensieve oorlogsplanning en militaire leiderschap.
Generaal Henri de Lacroix, architect van de Franse defensieve strategie tijdens de vroege 20e eeuw en opsteller van Plan XVI.

Henri de Lacroix (30 augustus 1844 – 30 augustus 1924) was een Franse generaal die een belangrijke rol speelde in de militaire strategie van Frankrijk aan het begin van de 20e eeuw. Hij stond bekend om zijn defensieve benadering van oorlogsvoering en zijn overtuiging dat Duitsland gebruik zou maken van omsingelende manoeuvres bij een invasie van Frankrijk. De door hem opgestelde plannen, waaronder het bekende Plan XVI, reflecteren zijn visie op hoe Frankrijk zich moest voorbereiden op een mogelijke oorlog. Ondanks zijn inzicht in Duitse tactieken werd zijn aanpak later vervangen door een meer offensieve strategie, die uiteindelijk werd uitgevoerd door generaal Joseph Joffre.

Militaire Carrière en Vroege Jaren

Henri de Lacroix werd geboren op 30 augustus 1844 in Abymes, Guadeloupe. Zijn militaire loopbaan begon aan de Speciale Militaire School van Saint-Cyr, waar hij studeerde van 1864 tot 1866. Na zijn afstuderen werd hij benoemd tot tweede luitenant in het 6e bataljon jagers te voet. Zijn vroege militaire ervaringen omvatten deelname aan de campagne in Rome in 1867, waarbij hij betrokken was bij de verdediging van de Pauselijke Staat.

Tijdens de Frans-Duitse Oorlog van 1870 diende De Lacroix als luitenant in het 13e bataljon jagers te voet. Hij werd echter gevangen genomen tijdens de Slag bij Sedan en keerde pas terug na het einde van het conflict. In 1873 werd hij benoemd tot kapitein in het 36e Linieregiment.

Ervaring in Koloniale Campagnes

De carrière van De Lacroix werd verder gevormd door zijn tijd in Algerije van 1875 tot 1879 en zijn deelname aan de Franse expedities in Tonkin (het huidige Vietnam) van 1883 tot 1886. Hij speelde een actieve rol in de campagnes van Bac Ninh, Hang Hoa en Lang Son. Zijn moed en leiderschap tijdens de Slag bij Hoa Moc in maart 1885 leverden hem de onderscheiding van Officier in het Legioen van Eer op.

Stijging in de Militaire Hiërarchie

Na zijn succesvolle dienst in koloniale campagnes werd De Lacroix aangesteld als commandant van het 1e bataljon jagers te voet van 1888 tot 1889. In 1894 werd hij bevorderd tot stafchef van de 11e Infanteriedivisie en in 1896 werd hij kolonel van het 51e Infanterieregiment. Zijn organisatorische vaardigheden en strategische kennis brachten hem in 1900 naar de functie van stafchef van het 2e Legerkorps en vervolgens naar het bevel over de 2e Infanteriebrigade.

In 1901 werd hij gepromoveerd tot generaal-majoor en bekleedde hij verschillende invloedrijke posities, waaronder commandant van de École supérieure de guerre (de Franse militaire academie) van 1903 tot 1904. In deze rol droeg hij bij aan de opleiding van toekomstige Franse militaire leiders, waaronder sommigen die later een belangrijke rol zouden spelen tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Militair Gouverneur en Hoofd van de Franse Oorlogsraad

Van 1904 tot 1906 was Henri de Lacroix militair gouverneur van Lyon en commandant van het 14e Legerkorps. In mei 1905 vertegenwoordigde hij Frankrijk tijdens een officiële missie naar Berlijn, waar hij aanwezig was bij het huwelijk van de Duitse kroonprins. Deze diplomatieke ervaring versterkte zijn begrip van internationale betrekkingen en de strategische uitdagingen waarmee Frankrijk werd geconfronteerd in een steeds gespannener Europa.

In 1906 werd hij benoemd tot lid van de Hoge Oorlogsraad en van 1907 tot 1909 diende hij als vicevoorzitter. In deze hoedanigheid leidde hij het personeelscomité en speelde hij een sleutelrol in de ontwikkeling van de Franse militaire strategie. Hij werkte nauw samen met andere prominente figuren in de Franse militaire hiërarchie, hoewel zijn ideeën vaak in strijd waren met de meer offensieve benaderingen van generaals zoals Ferdinand Foch.

De Ontwikkeling van Plan XVI

Henri de Lacroix was verantwoordelijk voor het opstellen van Plan XVI, het laatste Franse mobilisatieplan dat een defensieve houding aannam tegenover een verwacht Duits offensief. Het plan weerspiegelde zijn overtuiging dat Duitsland gebruik zou maken van omsingelende manoeuvres, waarbij de flank van het Franse leger zou worden aangevallen via Luxemburg en België. De kern van het plan was de opbouw van sterke verdedigingslinies en de inzet van mobiele troepen die snel konden reageren op Duitse doorbraken.

Plan XVI was gebaseerd op de verwachting dat een geallieerde interventie van Groot-Brittannië en Rusland cruciaal zou zijn om een Duitse overwinning te voorkomen. Deze afhankelijkheid van bondgenoten werd echter door sommigen binnen de Franse militaire leiding bekritiseerd als risicovol, vooral gezien de onzekerheid over de snelheid en omvang van een Britse interventie.

De Strategie en Inzichten van De Lacroix: Defensie door Flexibiliteit

De visie van Henri de Lacroix op militaire strategie werd grotendeels bepaald door zijn overtuiging dat Duitsland zijn offensieve kracht zou combineren met flankerende aanvallen. Volgens hem zouden de Duitsers niet kiezen voor een frontale aanval op de sterke Franse vestingen in Lotharingen, maar eerder via Luxemburg en België een omsingelende beweging maken. Zijn plan voorzag in een flexibele defensieve opstelling waarbij het Franse leger zich snel kon herpositioneren om dergelijke bewegingen te counteren.

Een van de belangrijkste aanbevelingen van De Lacroix was de opbouw van mobiele reserves achter de Franse frontlinies. Deze reserves zouden snel kunnen worden ingezet om doorbraken te voorkomen of om tegenaanvallen uit te voeren. Dit idee stond echter haaks op de overheersende doctrine binnen het Franse leger, die uitging van een agressieve en aanvallende strategie.

De Politieke Tegenwind en de Overgang naar Plan XVII

Ondanks de logica achter Plan XVI kreeg De Lacroix te maken met aanzienlijke weerstand binnen zowel de militaire als de politieke elite van Frankrijk. Zijn defensieve benadering werd door veel conservatieve officieren gezien als te passief en in strijd met de traditionele Franse militaire cultuur, die sterk de nadruk legde op offensieve acties. Deze doctrine werd krachtig verdedigd door figuren als generaal Ferdinand Foch en kolonel Louis de Grandmaison, die geloofden dat aanvallen de sleutel tot overwinning waren.

De benoeming van generaal Joseph Joffre tot opperbevelhebber van het Franse leger in 1911 leidde tot een drastische wijziging van de Franse strategie. Joffre en de minister van Oorlog, Adolphe Messimy, introduceerden Plan XVII, dat het defensieve karakter van Plan XVI volledig verwierp. In plaats daarvan werd een grootschalige aanval op de Duitse linies gepland, met de nadruk op een offensieve doorbraak in de regio Lotharingen.

Plan XVII bleek echter gebaseerd op misvattingen over de Duitse strategie. Het negeerde grotendeels de mogelijkheid van een Duitse aanval via België, die door De Lacroix juist correct was voorspeld. Deze onderschatting zou ernstige gevolgen hebben voor Frankrijk toen de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 uitbrak.

De Eerste Wereldoorlog: Een Nalatenschap van Gemiste Kansen

Toen de Duitse troepen in augustus 1914 België binnenvielen volgens het Schlieffenplan, werd de juistheid van De Lacroix’ voorspellingen duidelijk. De snelle Duitse opmars door de Ardennen en naar het noorden van Frankrijk verraste de Franse en Britse troepen. Plan XVII, dat was gebaseerd op een offensieve strategie in Lotharingen, faalde om de Duitse doorbraak effectief te blokkeren. Dit leidde tot een reeks Franse nederlagen in de Slag om de Grenzen.

Hoewel De Lacroix tegen die tijd al met pensioen was, beschouwen historici zijn werk als een voorbeeld van scherp strategisch inzicht dat niet werd benut door de Franse militaire leiding. Zijn waarschuwingen over de kwetsbaarheid van de Franse noordelijke flank en de noodzaak van een sterke defensieve opstelling bleken profetisch.

De Invloed van De Lacroix op Latere Strategieën

De lessen die uit de mislukkingen van Plan XVII werden getrokken, zorgden ervoor dat de Franse militaire doctrine tijdens de rest van de oorlog geleidelijk werd aangepast. Het belang van mobiele reserves en flexibele defensieve opstellingen, zoals aanbevolen door De Lacroix, werd erkend en ingevoerd tijdens latere campagnes.

Zijn ideeën over defensieve oorlogsvoering en het belang van bondgenootschappelijke samenwerking vormden ook de basis voor enkele van de interbellum-strategieën van Frankrijk. Hoewel deze uiteindelijk faalden tijdens de Duitse inval van 1940, blijven zijn bijdragen aan de militaire planning relevant in de studie van vroeg-20e-eeuwse oorlogsvoering.

Conclusie

Henri de Lacroix was een strategisch denker wiens werk zowel geprezen als bekritiseerd werd. Zijn defensieve strategieën, met name zoals uitgewerkt in Plan XVI, toonden zijn vooruitziendheid en zijn begrip van de Duitse tactieken. Ondanks de weerstand tegen zijn plannen bleken zijn voorspellingen over de Duitse aanval juist te zijn. De mislukkingen van Frankrijk in de beginfase van de Eerste Wereldoorlog worden vaak gezien als het resultaat van het negeren van deze inzichten. Zijn nalatenschap ligt in zijn bijdragen aan de discussie over defensieve en offensieve strategieën, een thema dat in de militaire geschiedschrijving centraal blijft staan.

Bronnen en meer informatie

  1. Afbeelding: Félix Potin company (1908), Public domain, via Wikimedia Commons
  2. Cole, Ronald H. (1979). Victor Michel: The Unwanted Clairvoyant of the French High Command. Military Affairs, 43(4), 199–201. doi:10.2307/1986754. ISSN 0026-3931. JSTOR 1986754.
  3. Doughty, Robert Allan (2005). Pyrrhic Victory: French Strategy and Operations in the Great War. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press. ISBN 978-0-674-02726-8.
  4. Kiesling, Eugenia C. (2010). Strategic Thinking: The French Case in 1914 (& 1940). Journal of Military and Strategic Studies, 13(1). S2CID 154046756.
  5. Ralston, David B. (1967). The Army of the Republic: The Place of the Military in the Political Evolution of France, 1871–1914. MIT Press. ISBN 978-0-262-18021-4.
  6. Bronnen Mei1940