Het Theresienstadt Ghetto, opgericht door de Nazi-SS in november 1941, was een hybride concentratiekamp en ghetto, gevestigd in de vestingstad Terezín in het door Duitsland bezette Protectoraat Bohemen en Moravië (het huidige Tsjechië). Het ghetto diende een dubbel doel: enerzijds was het een doorgangskamp naar vernietigingskampen, anderzijds werd het gepresenteerd als een ‘modelgetto‘ om de internationale gemeenschap, waaronder het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), te misleiden over de werkelijke aard van de Holocaust. Dit “modelgetto” werd gebruikt door de nazi’s om een façade van menselijkheid op te houden, terwijl het in werkelijkheid een plaats was van immense lijden, ondervoeding, en de dood voor de gevangenen.
Inhouds opgave
Oorsprong en rol van het Theresienstadt Ghetto
Het Theresienstadt Ghetto werd opgericht door de SS als onderdeel van het bredere Nazi-plan voor de Endlösung der Judenfrage (de ‘definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk’). Het ghetto huisvestte voornamelijk oudere en vooraanstaande Joden, wat diende om Joodse gemeenschappen te misleiden over de uiteindelijke bestemming van deze personen. De SS verzekerde dat de gruwelijke omstandigheden in Theresienstadt, zoals de overbevolking en ondervoeding, opzettelijk werden gecreëerd om het sterftecijfer hoog te houden. Van de ongeveer 155.000 Joden die naar Theresienstadt werden gedeporteerd, stierven er 35.000 in het ghetto door honger en ziekte, terwijl 83.000 anderen werden getransporteerd naar vernietigingskampen en andere locaties waar ze werden vermoord.
De relatie tussen de nazi’s en het Rode Kruis
De nazi’s waren vanaf het begin bewust van het belang van de internationale publieke opinie en gebruikten het Rode Kruis als een instrument van propaganda. Het Duitse Rode Kruis (DRK), dat vanaf 1937 onder leiding stond van SS-generaal Ernst-Robert Grawitz, was in wezen een verlengstuk van de Nazi-macht geworden. Grawitz, een fanatieke aanhanger van de SS-leider Heinrich Himmler, was nauw betrokken bij het euthanasieprogramma Aktion T4 en andere misdaden tegen de menselijkheid. Hoewel het DRK beweerde vrije toegang te hebben tot concentratiekampen en dat de gevangenen goed behandeld werden, was dit slechts een rookgordijn om de wreedheden van de nazi’s te verdoezelen.
Eerste reacties van het Internationale Rode Kruis
Het Internationale Comité van het Rode Kruis, gevestigd in het neutrale Zwitserland, hield zich tijdens de Tweede Wereldoorlog strikt aan zijn beleid van neutraliteit. Dit betekende dat het ICRC zich afzijdig hield van de Nazi-rassenvervolging, wat zij beschouwde als een interne Duitse aangelegenheid. Ondanks herhaalde smeekbeden vanaf 1933 om in te grijpen ten gunste van concentratiekampgevangenen, bleef het ICRC terughoudend, deels uit angst om misbruikt te worden voor Nazi-propaganda.
Carl Jacob Burckhardt, een invloedrijke ICRC-functionaris, verklaarde in 1935 dat het “gevaarlijk was om zich bezig te houden met concentratiekampen” vanwege het risico dat de bezoeken door de nazi’s zouden worden uitgebuit. Hoewel Burckhardt uiteindelijk het concentratiekamp Dachau bezocht, concentreerde zijn kritiek zich voornamelijk op de gemengde detentie van politieke gevangenen en criminelen, wat de ernst van de omstandigheden in de kampen ondermijnde.
Dit eerste gedeelte schetst de basis voor het complexe samenspel tussen de nazi’s en het Rode Kruis in relatie tot het Theresienstadt Ghetto. Het legt uit hoe het ghetto functioneerde binnen de bredere Holocaust-strategie van de nazi’s en de rol die het Rode Kruis speelde, of naliet te spelen, in het blootleggen van de ware aard van het ghetto.
De bezoeken van het Rode Kruis aan Theresienstadt
De pogingen van het Internationale Rode Kruis (ICRC) om toegang te krijgen tot de concentratiekampen waren gedurende de oorlog minimaal en vaak gehinderd door de nazi-autoriteiten. In 1942 bevestigde het ICRC het bestaan van een Joods ghetto in Theresienstadt en onderzocht de mogelijkheid om medicijnen te sturen. Dit leek aanvankelijk een succes te zijn, en het moedigde het ICRC aan om soortgelijke initiatieven te proberen in andere concentratiekampen. Echter, verzoeken om een bezoek aan Theresienstadt zelf werden herhaaldelijk afgewezen door de nazi-autoriteiten.
De Duitse Rode Kruis bezoeken in 1943
Onder druk van Carl Jacob Burckhardt en andere ICRC-functionarissen, stemde het Duitse Rode Kruis (DRK) in met een bezoek aan Theresienstadt in juni 1943. Dit bezoek was bedoeld om te bevestigen of Theresienstadt daadwerkelijk een eindbestemming was voor Joodse gevangenen of slechts een tussenstop op weg naar vernietigingskampen in het oosten. Adolf Eichmann, een van de hoofdarchitecten van de Holocaust, was enthousiast over het bezoek, aangezien het een kans bood om de mythe van Theresienstadt als een modelgetto in stand te houden.
Tijdens het bezoek in juni 1943 werden DRK-vertegenwoordigers Walther Georg Hartmann en zijn plaatsvervanger Heinrich Nieuhaus rondgeleid door Theresienstadt. Ze werden begeleid door Duitse functionarissen en kregen een sterk gecontroleerd beeld van het ghetto te zien. Desondanks rapporteerde Hartmann dat de omstandigheden in het ghetto “verschrikkelijk” waren, met ernstige overbevolking, ondervoeding en ontoereikende medische zorg. Dit rapport was een van de weinige nauwkeurige verslagen van Theresienstadt door het Rode Kruis, hoewel het grotendeels onopgemerkt bleef.
De voorbereidingen voor het bezoek van het Internationale Rode Kruis in 1944
In 1944 nam de druk op de nazi’s toe om het Internationale Rode Kruis toe te laten tot Theresienstadt, vooral vanwege de interesse van de Deense regering. De deportatie van 450 Deense Joden naar Theresienstadt in oktober 1943 had geleid tot bezorgdheid en aandrang vanuit Denemarken om een bezoek te organiseren. Ondertussen hadden Joodse organisaties en de Tsjechoslowaakse regering in ballingschap het ICRC aangespoord om in te grijpen ten gunste van de Joden.
De nazi’s zagen het bezoek van het Rode Kruis als een gouden kans om hun propaganda te versterken en het bestaan van de Holocaust te ontkennen. In februari 1944 begon de SS aan een intensieve campagne van “versiering” van het ghetto om het voor te bereiden op het bezoek. Straatnamen werden veranderd, de straten werden schoongemaakt, en er werden schijnwinkels en een school opgezet. Het aantal culturele activiteiten in het ghetto werd opgevoerd om de indruk te wekken van een bloeiende gemeenschap.
Een van de sinistere aspecten van deze voorbereidingen was de deportatie van 7.503 gevangenen naar het Theresienstadt familiekamp in Auschwitz in mei 1944. Deze deportaties richtten zich op zieken, ouderen en gehandicapten, die geen plaats hadden in de “ideale Joodse nederzetting” die de nazi’s wilden presenteren. Hierdoor werden de meest kwetsbare gevangenen verwijderd uit het zicht van de Rode Kruis-delegatie.
Het bezoek van 23 juni 1944: een “Potemkin dorp”
Op 23 juni 1944 arriveerde de ICRC-delegatie, bestaande uit Maurice Rossel en twee Deense vertegenwoordigers, in Theresienstadt. Rossel, die relatief jong en onervaren was, werd rondgeleid door het ghetto langs een vooraf bepaalde route, waarbij hij alleen contact mocht hebben met zorgvuldig geselecteerde gevangenen, voornamelijk Deense Joden en prominente figuren zoals Paul Eppstein, het hoofd van de Joodse Raad van Ouderen.
De rondleiding door het ghetto was zorgvuldig geënsceneerd, inclusief een voetbalwedstrijd en een uitvoering van de kinderover Brundibár. Rossel en de Deense vertegenwoordigers kregen een valse voorstelling van zaken, waarbij hen werd verteld dat Theresienstadt een “normale stad” was waar Joden in relatieve vrijheid en veiligheid leefden. Ondanks enkele subtiele hints van gevangenen, zoals de poging van Eppstein om te suggereren dat er “geen uitweg” was voor de Joden in Theresienstadt, werd de delegatie misleid door de goed georganiseerde façade van de nazi’s.
Gevolgen van het Rode Kruis bezoek en verdere ontwikkelingen
De impact van het bezoek en het verslag van Maurice Rossel
Na het bezoek van het Internationale Rode Kruis (ICRC) aan Theresienstadt op 23 juni 1944, keerde Maurice Rossel terug naar Zwitserland en schreef een rapport dat later zeer controversieel zou blijken te zijn. In zijn verslag beschreef Rossel de omstandigheden in Theresienstadt als “gunstig” en zelfs “beter dan die van de burgerbevolking in het Protectoraat Bohemen en Moravië.” Hij verklaarde bovendien dat er geen deportaties hadden plaatsgevonden vanuit Theresienstadt, een flagrante onjuistheid gezien de tienduizenden Joden die al naar vernietigingskampen zoals Auschwitz waren gestuurd.
Dit rapport had ernstige gevolgen. Het verzwakte de geloofwaardigheid van eerdere rapporten, zoals het Vrba–Wetzler rapport, dat nauwkeurig de massamoord in Auschwitz beschreef. De bewering van Rossel dat Theresienstadt een veilige plaats was zonder deportaties, gaf de nazi’s een krachtige propagandawinst en leidde zelfs tot het annuleren van een geplande ICRC-missie naar het Theresienstadt-familiekamp in Auschwitz, waar later duizenden mensen werden vermoord.
De naïviteit of mogelijk de medeplichtigheid van Rossel’s rapport werd later gezien als symbolisch voor het falen van het ICRC om effectief op te komen voor de Joodse bevolking tijdens de Holocaust. Historici hebben erop gewezen dat het ICRC niet alleen onvoldoende druk uitoefende op de nazi’s om toegang te krijgen tot concentratiekampen, maar ook een cruciale kans miste om de waarheid over de Holocaust onder de internationale aandacht te brengen.
Latere ontwikkelingen in 1945: bevrijdingen en onderhandelingen
In de laatste maanden van de oorlog, met de geallieerde troepen die langzaam Duitsland binnendrongen, kwamen er nieuwe mogelijkheden voor het ICRC om in te grijpen. In februari 1945, na onderhandelingen tussen de Zwitserse politicus Jean-Marie Musy en Heinrich Himmler, werden 1.200 Joden vrijgelaten uit Theresienstadt en naar het neutrale Zwitserland gestuurd. Dit was een zeldzame gebeurtenis en kreeg brede internationale media-aandacht. De vrijgelaten gevangenen onthulden dat het eerdere bezoek van het ICRC aan Theresienstadt in 1944 een zorgvuldig geënsceneerde misleiding was geweest.
Daarnaast wist de Deense koning Christian X in april 1945 de vrijlating van de Deense gevangenen uit Theresienstadt te bewerkstelligen. De Deense overlevenden werden door de zogenaamde Witte Bussen, een operatie georganiseerd door de Deense regering in samenwerking met het Zweedse Rode Kruis, gerepatrieerd. Deze operatie redde het leven van 423 Deense Joden, die door de Deense en Zweedse Rode Kruis-medewerkers naar veiligheid werden gebracht.
Het eindspel: bezoeken en bevrijding van Theresienstadt
Terwijl de oorlog ten einde liep, bereikte het ICRC Theresienstadt opnieuw. Op 6 april 1945 arriveerden Otto Lehner en Paul Dunant, twee ICRC-vertegenwoordigers, in het ghetto. Hun bezoek kwam op het moment dat de geallieerden bezig waren de eerste concentratiekampen te bevrijden. Begeleid door Adolf Eichmann zelf, werden Lehner en Dunant rondgeleid in Theresienstadt en spraken ze met Benjamin Murmelstein, de laatste Joodse ouderling van het ghetto.
Het verslag van Lehner en Dunant bevestigde de bevindingen van Rossel en verklaarde dat de omstandigheden in Theresienstadt “gunstig” waren gebleven, ondanks de gruwelijke realiteit die buiten het zicht van de bezoekers plaatsvond. Zelfs nadat ze een Nazi-propagandafilm over Theresienstadt hadden bekeken, waarin de ghetto werd gepresenteerd als een “Zionistisch experiment”, bleven de ICRC-functionarissen de misleidende Nazi-vertellingen herhalen.
Pas op 2 mei 1945, toen de SS het ghetto overgaf aan het ICRC, begon de ware omvang van de verschrikkingen van Theresienstadt aan het licht te komen. Tegen die tijd waren 15.500 gevangenen aangekomen in Theresienstadt na dodenmarsen uit andere kampen, wat leidde tot een tyfusepidemie die nog meer slachtoffers maakte. Het Rode Kruis nam de administratieve controle over het kamp over en begon met het verstrekken van hulp aan de overlevenden.
Conclusie en nasleep van Theresienstadt
De gevolgen voor het Rode Kruis en de historische beoordeling
De acties en inactiviteit van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) met betrekking tot Theresienstadt hebben geleid tot een complexe en vaak bekritiseerde erfenis. Het verslag van Maurice Rossel, dat ten onrechte de indruk wekte dat Theresienstadt een relatief veilige plaats was, heeft bijgedragen aan de verspreiding van Nazi-propaganda en heeft mogelijk de vernietiging van duizenden Joden versneld. Historici zoals Miroslav Kárný en Livia Rothkirchen hebben betoogd dat het falen van het ICRC in deze context symbolisch was voor een bredere mislukking om de ernst van de Holocaust onder de aandacht van de wereld te brengen.
Daarnaast heeft het verslag van Rossel de geloofwaardigheid van andere, meer accurate rapporten, zoals het Vrba-Wetzler rapport, ondermijnd. Deze rapporten beschreven nauwkeurig de systematische massamoord in kampen zoals Auschwitz, maar werden overschaduwd door de geruststellende, maar onjuiste berichten van het ICRC. Dit heeft geleid tot een kritische herbeoordeling van de rol van het Rode Kruis tijdens de Holocaust.
Bevrijding van Theresienstadt en de nasleep
Op 2 mei 1945, enkele dagen voordat de Tweede Wereldoorlog eindigde, gaf de SS de controle over Theresienstadt over aan het ICRC. Tegen die tijd was het ghetto overvol geraakt door de instroom van gevangenen uit andere kampen, die door dodenmarsen naar Theresienstadt waren gebracht. De chaotische omstandigheden leidden tot een uitbraak van tyfus, die nog meer slachtoffers maakte onder de al verzwakte bevolking.
De bevrijding van Theresienstadt bracht de ware omvang van de verschrikkingen in het ghetto aan het licht. Meer dan 35.000 mensen waren in het kamp gestorven door honger en ziekte, en van de 155.000 mensen die door Theresienstadt waren gegaan, waren er 83.000 vermoord in vernietigingskampen. De overlevenden van Theresienstadt werden na de oorlog geconfronteerd met de enorme taak om hun leven weer op te bouwen, en velen van hen worstelden met de psychologische en fysieke littekens die ze hadden opgelopen.
Reflectie op de rol van het Rode Kruis
De rol van het ICRC tijdens de Holocaust, en in het bijzonder in Theresienstadt, is een onderwerp van voortdurende discussie en analyse. Hoewel het ICRC in sommige gevallen hulp heeft kunnen bieden, heeft het vaak gefaald om op te komen voor de Joodse bevolking en andere slachtoffers van de Nazi-vervolgingen. Dit falen is niet alleen een gevolg van de complexiteit van de oorlogssituatie en de beperkingen van neutraliteit, maar ook van de gebrekkige besluitvorming binnen de organisatie zelf.
De gebeurtenissen in Theresienstadt benadrukken de noodzaak van kritische en onafhankelijke humanitaire organisaties die in staat zijn om door propaganda heen te kijken en de waarheid te onthullen, zelfs onder de meest moeilijke omstandigheden. De lessen uit deze periode blijven relevant voor hedendaagse humanitaire inspanningen, waar het beschermen van de waarheid en het optreden tegen onrecht centraal moeten staan.
Bronnen en meer informatie
- Rothkirchen, Livia. The Jews of Bohemia and Moravia: Facing the Holocaust. University of Nebraska Press, 2005.
- Kárný, Miroslav. Theresienstadt in the Final Solution of the Jewish Question 1941-1945. Yad Vashem, 1992.
- Steinacher, Gerald. Humanitarians at War: The Red Cross in the Shadow of the Holocaust. Oxford University Press, 2017.
- Favez, Jean-Claude. The Red Cross and the Holocaust. Cambridge University Press, 1999.
- Vrba, Rudolf, and Alfred Wetzler. Escape from Auschwitz: I Cannot Forgive. New York: Grove Press, 2006.
- Bronnen Mei1940
- Afbeelding: Bedřich Fritta , Public domain, via Wikimedia Commons