Tateo Katō: Japanse aas en held van de Tweede Wereldoorlog

Portret van generaal-majoor Tateo Katō, een gevierde aas van de Keizerlijke Japanse Legerluchtmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Generaal-majoor Tateo Katō, bekend als een van de meest gerespecteerde piloten van de Keizerlijke Japanse Luchtmacht in WOII.

Tateo Katō (加藤 建夫, Katō Tateo) werd geboren op 28 september 1903 in het huidige Asahikawa, Hokkaidō, Japan. Hij groeide op in een militaire familie; zijn vader, sergeant Tetsuzo Katō, sneuvelde tijdens de Russisch-Japanse Oorlog (1904-1905). Deze vroege blootstelling aan militaire dienst en offers had een grote invloed op Katō’s loopbaan en motivatie om het leger in te gaan.

Katō voltooide zijn militaire opleiding in 1925 aan de 37e klas van de Keizerlijke Japanse Legeracademie. Twee jaar later trad hij toe tot de Tokorozawa Vliegschool, een cruciale stap in zijn ontwikkeling als piloot en officier.

Eerste Jaren in de Luchtmacht

In mei 1927 werd Katō overgeplaatst naar het 6e Hiko Rentai (vliegregiment) in Heijō, gelegen in het toenmalige Chōsen (huidige Noord-Korea). Hier toonde hij uitzonderlijke vliegvaardigheden met de Kawasaki Ko-4 dubbeldekker, een in licentie gebouwde versie van de Franse Nieuport-Delage NiD 29. Zijn meesterschap in de lucht was zo indrukwekkend dat hij in 1928 werd geselecteerd om instructeur te worden aan de Tokorozawa Vliegschool.

In 1932 werd hij bevorderd tot hoofd-instructeur aan de Akeno Vliegschool, de voornaamste luchtvaartacademie van de Keizerlijke Japanse Legerluchtmacht. Hier leidde hij nieuwe generaties piloten op, waarmee hij zijn expertise en reputatie verder versterkte. In 1936 werd Katō aangesteld als commandant van het 5e Rentai.

Rol in de Tweede Chinees-Japanse Oorlog

Met het uitbreken van de Tweede Chinees-Japanse Oorlog in 1937 kreeg Katō het bevel over de 2e Daitai, uitgerust met Kawasaki Ki-10 “Perry” dubbeldekkerjagers. Deze eenheid speelde een belangrijke rol bij het behalen van luchtoverwicht in Noord-China. Een hoogtepunt in zijn carrière was de Slag om Taierzhuang op 25 maart 1938, waarin Katō de 1e Chutai leidde in een aanval op de Chinese luchtmachtbasis Gui’de. Tijdens deze missie beweerde zijn eenheid meer dan een dozijn vijandelijke I-15bis-jagers neer te schieten. Katō’s co-commander, Eerste Luitenant Kosuke Kawahara, werd echter neergeschoten en gedood, een gebeurtenis die Katō diep raakte. Uit respect voor zijn gevallen collega schoor Katō de volgende dag zijn kenmerkende snor af.

Tijdens deze rotatie claimde Katō negen luchtgevechtsoverwinningen, wat hem tot de hoogst scorende legerpiloot van die periode maakte. Zijn prestaties in de lucht en leiderschap werden alom geprezen, wat zijn reputatie als luchtvaartheld van Japan versterkte.

Studie en Missie in Europa

In 1939 keerde Katō terug naar Japan om te studeren aan het Legerstafcollege. Na zijn studie werd hij toegewezen aan de Generale Staf van het Keizerlijke Japanse Leger. In die periode reisde hij ook naar Europa, waar hij samen met Generaal Hisaichi Terauchi de Duitse Luftwaffe inspecteerde. Deze observatiemissie stelde hem in staat om inzichten te verkrijgen in moderne luchtoorlogvoering, wat later van invloed was op zijn strategieën en beslissingen in de luchtmacht.

Tijdens deze fase in zijn carrière werd Katō bevorderd tot majoor, wat zijn opmars binnen de militaire hiërarchie verder bevestigde.

Bijdrage aan de Pacificoorlog

Met de start van de Pacificoorlog in 1941 kreeg Katō het bevel over het 64e Sentai, gestationeerd in Guangzhou, China. Deze eenheid was uitgerust met de nieuwste Nakajima Ki-43 “Hayabusa” gevechtsvliegtuigen, die destijds bekendstonden om hun wendbaarheid en operationele effectiviteit. Katō’s leiderschap en de inzet van zijn eenheid tijdens de openingsfases van de oorlog, met name tijdens de Slag om Malakka, waren van groot strategisch belang. De eenheid opereerde vanuit het Duong Dong-vliegveld op het eiland Phu Quoc en ondersteunde de Japanse invasie van Malakka met luchtaanvallen en luchtdekking.

Een belangrijk moment voor het 64e Sentai onder Katō’s leiding was de ontmoeting met de Amerikaanse vrijwilligersgroep, bekend als de “Flying Tigers”, op 25 december 1941. Tijdens een escorte van een bombardementsmissie naar Rangoon behaalde de eenheid onder Katō’s strikte commando aanzienlijke successen. Hoewel hij als bevelhebber de individuele eer van luchtoverwinningen weigerde toe te staan, werden er in totaal meer dan 260 overwinningen geclaimd door zijn eenheid.

In februari 1942 werd Katō gepromoveerd tot Luitenant-Kolonel, waarmee zijn status als een van de meest gerespecteerde bevelhebbers in de Japanse luchtmacht werd bevestigd.

Dood en Postume Eerbewijzen

Op 22 mei 1942 vond Katō zijn einde tijdens een missie boven de Golf van Bengalen. Tijdens een aanval op een vlucht van Bristol Blenheim-bommenwerpers van het No. 60 Squadron van de RAF werd zijn Ki-43 geraakt door een lange salvo van boordschutter Flight Sergeant “Jock” McLuckie. Het vliegtuig van Katō vloog in brand en stortte neer in de zee. Zijn dood was een groot verlies voor de Keizerlijke Japanse luchtmacht.

Na zijn dood werd Katō postuum bevorderd tot Generaal-Majoor. In oktober 1942 werd hij geëerd met een speciale staatsceremonie in het Yasukuni-heiligdom in Tokio, waar hij als “oorlogsgod” werd herdacht. Deze eer onderstreepte het respect en de bewondering die Katō genoot binnen het Japanse militaire establishment.

Conclusie

Tateo Katō blijft een legendarische figuur in de militaire luchtvaartgeschiedenis van Japan. Zijn toewijding, tactische inzicht en leiderschap hebben hem een prominente plaats gegeven in de annalen van de Tweede Wereldoorlog. Zijn carrière illustreert de complexiteit van militaire dienst en de persoonlijke offers die ermee gepaard gaan.

Bronnen en meer informatie

  1. O’Neill, Richard. Suicide Squads: The Men and Machines of World War II Special Operations. London: Salamander Books Ltd, 1981.
  2. Hata, Ikuhiko, et al. Japanese Army Air Force Fighter Units and Their Aces: 1931–1945. London: Grub Street, 2002.
  3. Afbeelding: Amagiri, Public domain, via Wikimedia Commons
  4. Bronnen Mei1940