De slag bij Blackett Strait vond plaats tijdens de Stille Oceaan-campagne van de Tweede Wereldoorlog op 6 maart 1943. Dit zeeslag speelde zich af tussen Kolombangara en Arundel Island, in de Solomon-eilanden. Het gevecht was een toevallige confrontatie tussen twee Japanse torpedobootjagers, de Murasame en Minegumo, en een Amerikaanse marinevloot bestaande uit drie lichte kruisers en drie torpedobootjagers. De Japanners waren bezig met een bevoorradingsoperatie richting Vila, terwijl de Amerikaanse schepen op weg waren om Japanse stellingen bij Vila te bombarderen. De Amerikaanse troepen slaagden erin beide Japanse torpedobootjagers tot zinken te brengen en voltooiden vervolgens hun bombardement voordat ze terugkeerden naar hun basis.
Inhouds opgave
De achtergrond van de slag
Na de Amerikaanse overwinning in de Guadalcanal-campagne begin 1943, verplaatsten de militaire operaties zich westwaarts in de Solomon-eilanden, waar Japan een aanzienlijke troepenmacht had gevestigd op het eiland Kolombangara. De Japanse luchtmacht had basisstations opgezet bij Munda, gelegen aan de westkust van New Georgia, en in Vila, aan de zuidkust van Kolombangara. De geallieerden probeerden deze Japanse bases te verzwakken, aanvankelijk door luchtbombardementen, maar later ook door middel van maritieme bombardementen ter voorbereiding op een grondcampagne die eind juni 1943 zou beginnen.
Gedurende deze periode ondernamen de Japanners voortdurende pogingen om hun bases te versterken als onderdeel van hun strategie om de zuidelijke verdediging van hun hoofdkwartier in Rabaul te versterken. Een belangrijk onderdeel van deze versterking was het gebruik van de zogenaamde “Tokyo Express,” snelle bevoorradingsoperaties met behulp van torpedobootjagers om hun geïsoleerde garnizoenen te voorzien van voorraden en troepen .
Japanse bevoorradingsoperatie en Amerikaanse patrouille
Op de avond van 5 maart 1943 werden de Japanse torpedobootjagers Murasame en Minegumo ingezet om voorraden te leveren aan de Japanse basis in Vila. Beide schepen maakten deel uit van het 4e torpedobootjagereskader, onder het bevel van kapitein ter zee Masao Tachibana . Hun route voerde hen door de Blackett Strait en Vella Gulf naar Vila. Na het lossen van hun vracht besloten de Japanse schepen via de kortere route door de Kula Gulf terug te keren naar hun basis op de Shortland-eilanden .
Tegelijkertijd was een Amerikaanse strijdmacht, bekend als Task Force 68 (TF 68), onder leiding van admiraal Aaron S. Merrill onderweg om Japanse posities bij Vila te bombarderen. Deze strijdmacht bestond uit drie lichte kruisers – USS Montpelier, USS Cleveland, en USS Denver – en drie torpedobootjagers – USS Conway, USS Cony, en USS Waller. De Amerikaanse schepen werden ondersteund door twee onderzeeërs, de USS Grayback en USS Grampus, die strategisch waren geplaatst langs mogelijke Japanse terugtrekkingroutes .
De aanval op Vila was getimed om samen te vallen met een gelijktijdige aanval op Munda door een andere Amerikaanse torpedobootjagergroep onder leiding van kapitein ter zee Robert Briscoe .
Het eerste contact en het begin van de slag
De eerste confrontatie vond plaats in de vroege uren van 6 maart 1943. Terwijl de Japanse torpedobootjagers zich door de Kula Gulf terugtrokken, werden ze om 00:57 opgemerkt door Amerikaanse radarsystemen. De Amerikaanse schepen bevonden zich ongeveer twee mijl voor de kust van New Georgia en waren op dat moment met een snelheid van ongeveer 20 knopen aan het varen. De Japanse schepen naderden hen vanuit de tegenovergestelde richting, langs de oostkust van Kolombangara .
Om 01:01 openden de Amerikaanse kruisers het vuur met hun 6-inch kanonnen op een afstand van ongeveer 11.000 meter. In deze fase van de oorlog bevond de techniek van radar-gestuurde artillerie zich nog in de beginfase, en er was vaak de neiging om al het vuur te richten op het dichtstbijzijnde doelwit. Deze tactische beperking had eerder in de Stille Oceaan-campagne geleid tot Amerikaanse verliezen, doordat Japanse schepen in staat waren torpedo’s af te vuren voordat ze zelf onder vuur kwamen .
In dit geval viel het volledige openingssalvo van de Amerikaanse kruisers echter direct op de Murasame. Kort daarna werd de Japanse torpedobootjager geraakt door een salvo van vijf torpedo’s, afgevuurd door de Amerikaanse torpedobootjager USS Waller. Rond 01:15 trof een van deze torpedo’s de Murasame, die daarop explodeerde, in brand vloog en zonk. De explosie werd zelfs door de Amerikaanse troepen bij Munda, 40 kilometer verderop, gehoord.
De ondergang van de Japanse torpedobootjagers
Na het tot zinken brengen van de Murasame richtten de Amerikaanse schepen hun vuur op de Minegumo. Hoewel de Japanse torpedobootjager terug probeerde te vuren, hadden de Amerikanen een tactisch voordeel dankzij hun superieure radar en de efficiënte gevechtsleiding in hun Combat Information Center (CIC). De bemanning van de Minegumo moest zich baseren op de lichtflitsen van de Amerikaanse kanonnen, terwijl de Amerikaanse schepen in het donker nauwkeurig konden aanvallen dankzij hun radar en goed gecoördineerde vuurleiding vanuit de CIC.
Binnen enkele minuten werd ook de Minegumo getroffen door meerdere salvo’s van Amerikaanse granaten. Net zoals de Murasame, begon de Minegumo snel te zinken. Rond 01:14 stopten de Amerikaanse schepen met vuren, toen duidelijk werd dat de Japanse schepen waren vernietigd en de overlevenden in het water dreven.
Het bombardement op Vila
Na de korte maar beslissende slag herstelde Task Force 68 snel hun formatie en zette koers naar hun oorspronkelijke doel: het bombarderen van de Japanse stellingen rond Vila. Rond 01:24 waren de Amerikaanse schepen gepositioneerd voor een noordelijke bombardement-run, vlak voor de kust van Kolombangara. De aanval was gecoördineerd met de hulp van een verkenningsvliegtuig dat de Amerikaanse schepen van bovenaf begeleidde. De doelen van het bombardement waren onder meer Japanse bevoorradingsdepots, landingsbanen, en verspreide Japanse vliegtuigen .
Volgens de Amerikaanse historicus Samuel Morison werd het bombardement beschreven als “zeer destructief en nauwkeurig”. Ondanks de inspanningen van enkele Japanse kustbatterijen om terug te vuren op de Amerikaanse schepen, werden deze snel het zwijgen opgelegd door tegenvuur van de Amerikaanse kruisers. Na de voltooiing van het bombardement, rond 01:40, keerde Task Force 68 terug naar hun basis door de New Georgia Sound, zonder verdere Japanse tegenstand te ondervinden.
Japanse verliezen en de nasleep van de slag
Tijdens de slag bij Blackett Strait kwamen in totaal 174 Japanse matrozen om het leven. Van de bemanning van de Murasame verloren 128 man het leven, terwijl de overige 46 slachtoffers afkomstig waren van de Minegumo. De overlevende Japanse zeelieden, 53 van de Murasame en 122 van de Minegumo, wisten naar de kust van Kolombangara te zwemmen en bereikten de Japanse linies. Twee andere overlevenden van de Minegumo werden later gevangengenomen door Amerikaanse troepen .
De Amerikaanse schepen leden geen verliezen tijdens de slag. Echter, een van de onderzeeërs die betrokken was bij de operatie, de USS Grampus, werd niet teruggevonden na de slag en wordt sindsdien vermist. De exacte oorzaak van het verlies van de onderzeeër is onbekend. Het is mogelijk dat de Grampus al voor de slag was vernietigd, of dat deze was aangevallen door de Minegumo tijdens de avond van 5 op 6 maart, voordat het gevecht plaatsvond.
Mijnenvelden en verdere operaties in Blackett Strait
Nadat de slag bij Blackett Strait was afgelopen, zetten de Geallieerden hun operaties in de Solomoneilanden voort, waaronder de inzet van mijnen om de Japanse scheepvaart in het gebied te hinderen. Op 20 maart 1943 begonnen Amerikaanse marine- en luchtmachtbommenwerpers met het leggen van mijnen in de centrale Solomoneilanden. Deze operaties werden tijdelijk onderbroken vanwege Operation I-Go, een Japanse luchtaanvalcampagne, maar werden in mei hervat .
Op 7 mei legden de Amerikaanse mijnenleggers USS Gamble, USS Breese en USS Preble, ondersteund door de torpedobootjager USS Radford, mijnen in Blackett Strait om de Japanse bevoorradingsroutes te verstoren. De volgende dag raakten drie Japanse torpedobootjagers, Oyashio, Kagero, en Kuroshio, mijnen in het gebied. De Kuroshio zonk vrijwel onmiddellijk, terwijl de Kagero en Oyashio op dezelfde dag tot zinken werden gebracht nadat ze waren aangevallen door Amerikaanse vliegtuigen van Henderson Field, nadat hun positie was doorgegeven door een Australische kustwachter op Kolombangara.
Incident met PT-109 in de Blackett Strait
Later dat jaar, op 2 augustus 1943, vond een andere belangrijke gebeurtenis plaats in de Blackett Strait, waarbij de Amerikaanse marine en de Japanse “Tokyo Express” betrokken waren. De Amerikaanse marine had een vloot van 15 patrouille-torpedoboten (PT-boten) ingezet om een Japanse bevoorradingsconvoy aan te vallen. Een van deze boten was PT-109, onder bevel van luitenant (junior grade) John F. Kennedy, de latere president van de Verenigde Staten.
Het doel van de operatie was om een Japans konvooi te onderscheppen, dat zich via Blackett Strait richting Kolombangara begaf. Hoewel er 15 PT-boten in actie kwamen en er in totaal 30 torpedo’s werden afgevuurd, werd er geen enkel Japans schip geraakt. Dit falen werd deels toegeschreven aan het gebrek aan radar aan boord van de meeste PT-boten. Slechts vier van de 15 boten waren uitgerust met radar, en deze boten werden na het afvuren van hun torpedo’s bevolen terug te keren naar hun basis. De andere boten, waaronder PT-109, waren hierdoor bijna blind tijdens de operatie .
In de duisternis en zonder radar werd PT-109 kort na de mislukte aanval geramd door de Japanse torpedobootjager Amagiri, die terugkeerde van een bevoorradingsmissie. De Japanse torpedobootjager sneed PT-109 in tweeën, en hoewel Kennedy en zijn bemanning het ongeluk overleefden, werden ze door de Amerikaanse marine als vermist beschouwd. De bemanning van de Amagiri beweerde dat de aanvaring opzettelijk was, maar er zijn ook rapporten die suggereren dat het ongeluk per ongeluk gebeurde en dat de kapitein ter zee van de Amagiri Kennedy’s schip niet had gezien .
Kennedy en zijn bemanning zwommen uiteindelijk naar een nabijgelegen eiland, waar ze werden gered door twee lokale scouts, Biuku Gasa en Eroni Kumana, die voor de Geallieerden werkten als kustwachters. Met hun hulp slaagden Kennedy en zijn mannen erin contact te leggen met Amerikaanse troepen, en na zes dagen werden ze gered .
Het incident met PT-109 werd later beroemd, vooral vanwege Kennedy’s moedige leiderschap, dat een belangrijke rol speelde in zijn latere politieke carrière.
Gevolgen van de slag bij Blackett Strait
De slag bij Blackett Strait was een belangrijk onderdeel van de bredere campagne in de Solomon-eilanden, die cruciaal was voor de Geallieerde opmars richting het Japanse bolwerk Rabaul. Hoewel het gevecht relatief klein was in vergelijking met andere zeeslagen in de Stille Oceaan, illustreerde het de effectiviteit van de Amerikaanse radar-gestuurde artillerie en de geleidelijke verschuiving in het tactische overwicht naar de Geallieerden in de regio.
Het verlies van de Japanse torpedobootjagers Murasame en Minegumo verzwakte de Japanse capaciteit om snel voorraden en versterkingen naar hun geïsoleerde garnizoenen te sturen. De slag maakte deel uit van een groter patroon van Japanse nederlagen in de wateren rond de Solomon-eilanden, die uiteindelijk leidde tot het verlies van controle over strategisch belangrijke gebieden zoals Kolombangara en New Georgia.
Daarnaast benadrukte de slag de cruciale rol van technologie in de moderne oorlogsvoering. De Amerikanen slaagden erin de slag te winnen zonder zelf verliezen te lijden, grotendeels dankzij hun superieure radar en vuurgeleidingssystemen. Dit contrast met eerdere gevechten, waarin de Japanse torpedoboten vaak een voordeel hadden door hun torpedoaanvallen, markeerde een belangrijke verschuiving in het maritieme oorlogslandschap.
Conclusie: de slag bij Blackett Strait in context
De slag bij Blackett Strait van 6 maart 1943 was een relatief kleine maar symbolisch belangrijke zeeslag binnen de bredere Pacific-campagne van de Tweede Wereldoorlog. Deze overwinning van de Amerikaanse marine illustreerde de groeiende technologische en tactische superioriteit van de Geallieerden. De succesvolle inzet van radar-gestuurde artillerie gaf de Amerikaanse schepen een beslissend voordeel, en het verlies van de Japanse torpedobootjagers Murasame en Minegumo droeg bij aan de verzwakking van de Japanse greep op de Solomon-eilanden.
Hoewel de strijd kort duurde, was de uitkomst ervan een belangrijke stap in de Geallieerde strategie om Japanse versterkingen en bevoorradingslijnen in het gebied te onderbreken. Deze operatie speelde een rol in het succes van latere grondcampagnes, zoals de campagne om New Georgia, die cruciaal was voor de uiteindelijke val van Rabaul, het belangrijkste Japanse bolwerk in de Stille Oceaan.
Daarnaast heeft de slag historische betekenis gekregen door de betrokkenheid van toekomstige president John F. Kennedy bij een ander incident in de Blackett Strait, het beroemde verhaal van PT-109. Dit illustreert hoe deze afgelegen gevechten soms bredere gevolgen kunnen hebben in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding: United States Strategic Bombing Survey (Pacific) Naval Analysis Division. Digitized by Google., Public domain, via Wikimedia Commons
- Morison, Samuel Eliot. History of United States Naval Operations in World War II. Volume VI: Breaking the Bismarcks Barrier, 22 July 1942 – 1 May 1944. University of Illinois Press, 2001.
- Dull, Paul S. A Battle History of the Imperial Japanese Navy, 1941-1945. Naval Institute Press, 2007.
- Office of Naval Intelligence. Combat Narratives: Solomon Islands Campaign, Guadalcanal to Rabaul. United States Government Printing Office, 1943.
- Kennedy, John F. Profiles in Courage. Harper & Brothers, 1956.
- Hara, Tameichi. Japanese Destroyer Captain. Naval Institute Press, 2011.
- Lundstrom, John B. The First Team and the Guadalcanal Campaign: Naval Fighter Combat from August to November 1942. Naval Institute Press, 1994.
- Bronnen Mei1940