
De Slag bij Raseiniai was een tankslag in de beginfase van Operatie Barbarossa, de Duitse invasie van de Sovjet-Unie. De strijd vond plaats tussen eenheden van de Duitse 4e Pantsergroep en de 3e en 12e Gemotoriseerde Korpsen van het Rode Leger in Litouwen, ongeveer 75 km ten noordwesten van Kaunas. De Sovjetstrijdkrachten probeerden de Duitse troepen, die de Memel (Neman) waren overgestoken, tegen te houden en te vernietigen, maar slaagden hier niet in.
Het gevolg van de slag was de vernietiging van een groot deel van de Sovjetpantserstrijdkrachten van het Noordwestelijk Front, waardoor de weg werd vrijgemaakt voor de Duitse opmars naar de rivier de Westelijke Dvina (Daugava). Deze slag was een van de belangrijkste gevechten in de eerste fase van Operatie Barbarossa, bekend in de Sovjetgeschiedschrijving als de Grensverdedigingsgevechten (22–27 juni 1941). De slag vormde een cruciaal onderdeel van de bredere Sovjet Baltische Strategische Defensieve Operatie.
Inhouds opgave
Achtergrond van de slag
Duitse strategie en troepenopstelling
Operatie Barbarossa begon op 22 juni 1941 en was onderverdeeld in drie legergroepen: Legergroep Noord, Legergroep Midden en Legergroep Zuid. Legergroep Noord, onder leiding van veldmaarschalk Wilhelm Ritter von Leeb, had de taak om de Baltische staten te veroveren en vervolgens op te rukken naar Leningrad.
Voor deze opdracht had Legergroep Noord de beschikking over:
- 18e Leger
- 16e Leger
- 4e Pantsergroep, onder bevel van generaal Erich Hoepner
De 4e Pantsergroep had als speerpunt de XLI Pantserkorps (generaal Georg-Hans Reinhardt) en LVI Pantserkorps (generaal Erich von Manstein). Deze formaties bestonden uit drie pantserdivisies, drie gemotoriseerde divisies en twintig infanteriedivisies. Luchtsteun werd geleverd door Luftflotte 1, die bombardementen uitvoerde op Sovjet luchtbases, signaleringscentra en marine-installaties in de Baltische regio.
De Duitse strategie was gebaseerd op Blitzkrieg-tactieken, waarbij snelle pantseraanvallen gecombineerd werden met luchtaanvallen en infanterieoperaties. De eerste doelstellingen waren het oversteken van de Neman en Daugava, de belangrijkste natuurlijke obstakels voor de Duitse opmars richting Leningrad.

Sovjet verdediging en troepenopstelling
Het Noordwestelijk Front van het Rode Leger stond onder bevel van Kolonel-generaal Fjodor Kuznetsov en bestond uit de 8e en 11e Legers, met het 27e Leger in de tweede verdedigingslinie. In totaal telde het front:
- 28 infanteriedivisies
- 4 tankdivisies
- 2 gemotoriseerde divisies
De Sovjet mechanische eenheden die betrokken waren bij de Slag bij Raseiniai waren:
- 3e Gemotoriseerde Korps (Generaal-majoor Aleksej Koerkin) – 669 tot 672 tanks, waaronder enkele T-34’s en KV-1 zware tanks, maar grotendeels verouderde modellen zoals de BT-7, T-28 en T-26.
- 12e Gemotoriseerde Korps (Generaal-majoor Nikolaj Shestapolov) – 730 tot 749 tanks, bestaande uit lichte BT-7 en T-26 tanks.
De Sovjet-units waren slecht voorbereid op de snelle Duitse opmars. Logistieke problemen, een gebrek aan coördinatie en gebrekkige communicatie bemoeilijkten de verdediging. Bovendien waren veel Sovjet-eenheden net opnieuw ingedeeld en hadden ze onvoldoende munitie, brandstof en bevoorrading.

Begin van de slag (22–23 juni 1941)
Op 22 juni om 03:15 uur begon de Duitse aanval met luchtaanvallen op Sovjet luchtbases in Litouwen en Letland. Sovjet radio- en commandocentra werden vernietigd, waardoor de bevelvoering ernstig werd verstoord. De Duitse pantserdivisies rukten snel op en bereikten de Dubysa-rivier bij Raseiniai.
Om 09:30 uur kreeg Kuznetsov bevel om de 3e en 12e Gemotoriseerde Korpsen klaar te maken voor een tegenaanval op de Duitse pantsergroepen. De Sovjetstrijdkrachten wilden de flanken van de Duitse troepen aanvallen en hen zo terugdringen achter de Neman.
Duitse doorbraak
De Duitse pantserdivisies rukten snel op en braken door de Sovjet linies, ondanks verzet van Sovjet infanterie. Bij Ariogala wisten Duitse troepen een belangrijke wegviaduct over de Dubysa te veroveren, wat hen een strategisch voordeel gaf.
Tegen de avond van 22 juni hadden de Duitsers een opmars van 80 km gemaakt en bevonden ze zich ten westen van Raseiniai. Kuznetsov besloot om op 23 juni een grote tegenaanval te lanceren met de resterende Sovjetpantserstrijdkrachten.
Hier volgt het tweede deel van het artikel over de Slag bij Raseiniai (23–27 juni 1941).
De tegenaanval van het Rode Leger (23–24 juni 1941)
Sovjet tegenmaatregelen
Op 23 juni 1941 zette het Noordwestelijk Front van generaal Fjodor Kuznetsov zijn pantserstrijdkrachten in voor een tegenaanval tegen de oprukkende Duitse 4e Pantsergroep. De 3e en 12e Gemotoriseerde Korpsen kregen de opdracht om de flanken van het XLI Pantserkorps van generaal Georg-Hans Reinhardt aan te vallen en de Duitse opmars naar het noorden te stoppen.
De Sovjet tegenaanval werd echter al snel opgemerkt door de Luftwaffe. Duitse verkenningsvliegtuigen meldden een grote concentratie Sovjetpantservoertuigen nabij Raseiniai, en Luftflotte 1 voerde bombardementen uit op de opmarsroutes van de Sovjet 12e Gemotoriseerde Korps. Vooral de 23e Tankdivisie kreeg zware verliezen te verduren door lage aanvalsvluchten van Ju 88-bommenwerpers, waarbij 40 voertuigen, waaronder tanks en vrachtwagens, werden vernietigd.
Ondanks deze tegenslagen viel de Sovjet 2e Tankdivisie van het 3e Gemotoriseerde Korps aan ten zuidenwesten van Šiauliai, waar het Kampfgruppe von Seckendorff van de 6e Pantserdivisie trof. Dit gevecht zou een van de meest opmerkelijke tankconfrontaties van de hele operatie worden.
De opkomst van de KV-1 en KV-2 tanks
Tijdens de gevechten bij Skaudvilė (23 juni) kwamen Duitse eenheden voor het eerst in aanraking met de Sovjet KV-1 en KV-2 zware tanks. De Duitse Panzer 35(t)-tanks en 37mm anti-tankkanonnen bleken volledig ineffectief tegen de dikke bepantsering van deze voertuigen.
Sommige Sovjet KV-1 tanks waren buiten munitie, maar bleven in de aanval. Duitse antitankkanonnen werden platgewalst door de KV-tanks die eroverheen reden. Paniek verspreidde zich onder de Duitse troepen, omdat conventionele methoden van anti-tankoorlogvoering niet werkten.
De Duitse troepen pasten verschillende methoden toe om de KV’s te vernietigen:
- Richtten vuur op de rupsbanden om de tanks immobiel te maken.
- Gebruikten 8,8 cm FlaK luchtafweergeschut in een anti-tankrol.
- Probeerden explosieven te plaatsen onder de rupsbanden of motorcompartimenten.
In de vroege ochtend van 24 juni werd een KV-2-tank gespot die een Duitse bevoorradingsroute blokkeerde en de opmars van de 6e Pantserdivisie volledig vertraagde. Dit voertuig kon enkel worden uitgeschakeld door een gecombineerde aanval met luchtafweerkanonnen en explosieven.
Het Duitse offensief hervat (25 juni 1941)
De gevechten bij Raseiniai
Op 25 juni waren de Sovjet tegenaanvallen grotendeels mislukt en bevond de 3e Gemotoriseerde Korps zich in een kritieke positie. De 2e Tankdivisie was bijna volledig vernietigd en de overlevenden trokken zich terug. Generaal Jezjov Solyankin, commandant van de divisie, werd gedood tijdens een Duitse aanval.
Ondertussen hadden de Duitse tanks en infanterie de strategische bruggen over de Dubysa-rivier veiliggesteld. De 5e Tankdivisie en de 84e Gemotoriseerde Divisie leden zware verliezen en konden de Duitse opmars niet langer stoppen.
Duitse gevechtsverslagen wijzen uit dat op 26 juni de gevechten zich verplaatsten naar de omgeving van de Daugava-rivier, waar het LVI Pantserkorps een verrassingsaanval uitvoerde en bruggen bij Daugavpils intact veroverde.
De Sovjet terugtocht
Op 26 juni beval Kolonel-generaal Kuznetsov een terugtocht richting Riga. De situatie was chaotisch:
- De Sovjet 12e Gemotoriseerde Korps had een tekort aan brandstof en munitie.
- De 3e Gemotoriseerde Korps was grotendeels vernietigd.
- De Sovjet Baltische Vloot werd teruggetrokken uit Liepāja, Ventspils en Rīga.
Met het verlies van Raseiniai en de val van de Dubysa-linie lag de weg naar Riga en de Westelijke Dvina (Daugava) open voor de Duitsers.
Op 27 juni brak de Sovjet verdediging volledig in elkaar en werden de Duitse troepen niet meer tegengehouden. De overgebleven Sovjet-eenheden probeerden naar Estland te ontsnappen, terwijl de Duitse opmars richting Leningrad doorging.
Samenvatting
- De Sovjet tegenaanval op 23 juni faalde grotendeels door Duitse luchtaanvallen en superieure tactiek.
- De Sovjet KV-1 en KV-2 tanks veroorzaakten aanvankelijk paniek, maar de Duitsers pasten effectieve tactieken toe met 8,8 cm luchtafweerkanonnen en explosieven.
- De Duitse doorbraak op 25–26 juni vernietigde de resterende Sovjetpantserstrijdkrachten.
- Op 27 juni trok het Noordwestelijk Front zich in wanorde terug, waardoor de Duitsers ongestoord verder konden oprukken.

De gevolgen van de slag (27 juni – begin juli 1941)
Duitse consolidatie en opmars naar de Daugava
Na de vernietiging van de Sovjetpantserstrijdkrachten bij Raseiniai verschoof de focus van de Duitse Legergroep Noord naar de volgende strategische doelen:
- Beveiliging van de rivier de Daugava (Westelijke Dvina)
- Snelle opmars naar Riga en verder richting Leningrad
De LVI Pantserkorps (onder generaal Erich von Manstein) werd naar het noordoosten gestuurd, waar het op 26 juni een verrassingsaanval uitvoerde en de bruggen over de Daugava bij Daugavpils intact in handen kreeg. Dit was een cruciale strategische overwinning, omdat deze bruggen het mogelijk maakten voor de Duitse pantserdivisies om zonder vertraging verder op te rukken.
Het XLI Pantserkorps (onder generaal Georg-Hans Reinhardt) bleef de overlevende Sovjeteenheden opjagen, die zich richting Riga en Estland probeerden terug te trekken.
Ondanks de snelle Duitse vooruitgang kreeg veldmaarschalk Wilhelm von Leeb op 28 juni bevel van het OKH (Oberkommando des Heeres) om te wachten op de infanteriedivisies, voordat de opmars naar Leningrad werd voortgezet. Dit gaf het Rode Leger een korte adempauze, waardoor ze hun verdediging rond de Daugava konden organiseren.

De verwoesting van het Noordwestelijk Front
De Slag bij Raseiniai had het Noordwestelijk Front van het Rode Leger vrijwel vernietigd. De verliezen waren enorm:
- Meer dan 700 tanks van het 3e en 12e Gemotoriseerde Korps waren vernietigd of verlaten.
- De 2e Tankdivisie was volledig vernietigd, samen met de meeste troepen van het 3e Gemotoriseerde Korps.
- De 5e Tankdivisie en 84e Gemotoriseerde Divisie waren zo uitgeput dat ze niet meer effectief konden vechten.
- Generaal-majoor Yegor Solyankin, commandant van de 2e Tankdivisie, sneuvelde tijdens de gevechten.
Op 29 juni 1941 werd generaal Kuznetsov uit zijn functie ontheven en vervangen door generaal Pjotr Sobennikov, die de taak kreeg om een nieuwe verdedigingslinie langs de Daugava te organiseren.
De Sovjet reactie: hergroepering en nieuwe verdediging
Ondanks de catastrofale verliezen probeerde het Rode Leger zich opnieuw te organiseren. Op 28 juni gaf maarschalk Semjon Timosjenko het bevel om de Daugava-rivier koste wat kost te verdedigen.
Nieuwe troepen werden naar het front gestuurd, waaronder:
- Het 27e Leger onder generaal Nikolai Berzarin, dat werd overgebracht vanuit de eilanden Hiiumaa en Saaremaa in Estland.
- Het 21e Gemotoriseerde Korps onder generaal Dmitri Leljushenko, dat bestond uit 98 tanks en 129 artilleriestukken.
Op 5:00 uur in de ochtend van 28 juni probeerde Leljushenko een tegenaanval uit te voeren om de Duitse bruggenhoofden bij Daugavpils te vernietigen. Deze aanval werd echter snel afgeslagen door de Duitse troepen, die al stevige posities hadden ingenomen.
De impact op het verdere verloop van Operatie Barbarossa
Waarom de Sovjet tegenaanval mislukte
De Slag bij Raseiniai toonde verschillende zwakke punten van het Rode Leger in de eerste fase van de oorlog:
- Gebrek aan coördinatie – De Sovjet bevelstructuur was slecht georganiseerd, en bevelen kwamen vaak te laat aan.
- Slechte logistiek – Veel Sovjettanks liepen vast zonder brandstof of munitie, waardoor ze door de Duitsers werden uitgeschakeld.
- Luchtverdediging faalde – De Luftwaffe had luchtmeesterschap en vernietigde veel Sovjet voertuigen voordat ze de frontlinie bereikten.
- Onervarenheid en communicatieproblemen – De Sovjetlegerleiding kon geen effectieve tegenaanval organiseren, waardoor de strijdkrachten stuk voor stuk werden vernietigd.
Na de Slag bij Raseiniai was de Sovjet verdediging in de Baltische regio volledig verzwakt, wat de weg vrijmaakte voor de Duitse opmars naar Estland en Leningrad.
De Duitse vertraging en de gevolgen daarvan
Ondanks de grote overwinning in Litouwen had de Duitse opmars een onverwachte vertraging opgelopen. In plaats van onmiddellijk naar Leningrad te marcheren, moest Legergroep Noord wachten op infanteriedivisies om hun posities veilig te stellen.
Dit gaf het Rode Leger de kans om:
- Nieuwe verdediging te organiseren langs de Luga-rivier, de laatste natuurlijke barrière vóór Leningrad.
- Meer troepen naar het front te sturen, waaronder divisies uit het Moskouse Militaire District.
Uiteindelijk zou deze vertraging een belangrijke rol spelen in het uitstel van de inname van Leningrad en zou het bijdragen aan de lange belegering die tot 1944 zou duren.
Samenvatting
- Op 27 juni was de Sovjet verdediging bij Raseiniai volledig ineengestort, waardoor de Duitsers vrij konden oprukken naar de Daugava.
- Het Rode Leger probeerde nieuwe verdedigingslinies op te zetten, maar kon de Duitse opmars niet tegenhouden.
- De Duitse opmars naar Leningrad werd vertraagd doordat het OKH de troepen liet wachten op infanterieondersteuning.
- De Slag bij Raseiniai toonde aan dat het Rode Leger slecht voorbereid was op de Duitse Blitzkrieg-tactieken.
- Ondanks de Duitse overwinning kreeg het Rode Leger extra tijd om Leningrad te versterken, wat later cruciaal bleek in de belegering van de stad.

Conclusie
De Slag bij Raseiniai was een beslissend gevecht in de beginfase van Operatie Barbarossa, waarbij de Duitse 4e Pantsergroep de Sovjet 3e en 12e Gemotoriseerde Korpsen vernietigde. Dit gevecht had verstrekkende gevolgen voor de verdere ontwikkelingen aan het noordelijke front van de Duitse invasie.
Belangrijke uitkomsten van de slag
- Vernietiging van het Noordwestelijk Front – De Sovjet 3e en 12e Gemotoriseerde Korpsen verloren bijna al hun tanks en troepen, waardoor de verdediging van de Baltische regio ernstig verzwakt werd.
- Ongehinderde Duitse opmars – Met de Sovjet pantserstrijdkrachten uitgeschakeld, kon Legergroep Noord snel oprukken naar de Daugava-rivier en Riga innemen.
- Falen van Sovjet tegenaanvallen – Ondanks hun numerieke superioriteit waren de Sovjetformaties slecht gecoördineerd en inadequaat bevoorraad, waardoor hun tegenoffensieven geen strategisch effect hadden.
- Tactische lessen voor beide partijen –
- De Duitsers realiseerden zich dat ze zware Sovjettanks zoals de KV-1 en KV-2 niet konden uitschakelen met hun standaard antitankwapens, en begonnen 8,8 cm FlaK-luchtafweergeschut in te zetten tegen gepantserde doelen.
- Het Rode Leger begreep dat hun tankeenheden slechte communicatie, onvoldoende luchtsteun en logistieke problemen hadden, wat resulteerde in strategische herzieningen in latere veldslagen.
Ondanks deze grote Duitse overwinning vertragingen in de opmars en de hergroepering van het Rode Leger langs de Luga-rivier zorgden ervoor dat Leningrad niet snel ingenomen werd, wat leidde tot de langdurige belegering van de stad (1941–1944).
Nasleep en strategische gevolgen
Voor Duitsland
- De Duitse Blitzkrieg-tactieken werkten in eerste instantie goed, maar de vertragingen in Leningrad en de Sovjet tegenstand leidden tot een langere oorlog dan verwacht.
- De enorme afstand en het aanhoudende Sovjetverzet zouden later leiden tot problemen in bevoorrading en personeelsverliezen, die de Duitse oorlogsinspanning beïnvloedden.
Voor de Sovjet-Unie
- De Slag bij Raseiniai was een van de vele vroege nederlagen van het Rode Leger, maar de ervaringen uit deze slag hielpen later bij de hervorming van de Sovjet militaire strategie.
- De verdediging van de Daugava en later de Luga-linie zorgde ervoor dat Leningrad standhield, wat een cruciale factor was in het uitputten van de Duitse aanvalsmacht.
De Slag bij Raseiniai was dus niet alleen een grote tactische overwinning voor Duitsland, maar speelde ook een cruciale rol in de uiteindelijke Sovjetstrategie, die leidde tot het keren van het tij in de oorlog.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding 1: US Army Historical Division from a sketch by Raus, Public domain, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 2: Gdr, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 3: Bundesarchiv, Bild 101I-209-0074-16A / Zoll / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 4: Der Grossvater von Ra Boe, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 5: Bundesarchiv, Bild 101I-209-0091-11 / Nägele / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 6: Bundesarchiv, Bild 146-1982-077-11 / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons
- Anušauskas, Arvydas et al. (2005). Lietuva, 1940–1990 (in Litouws). Vilnius: Genocide and Resistance Research Centre of Lithuania. ISBN 9986-757-65-7.
- Bergstrom, Christer (2007). Barbarossa – The Air Battle: July–December 1941. Shepperton, Verenigd Koninkrijk: Ian Allan Publishing. ISBN 978-1-85780-270-2.
- Buttar, Prit (2013). Between Giants: The Battle for the Baltics in World War II. Oxford: Osprey Publishing. ISBN 978-1-47280-287-3.
- Forczyk, Robert (2014). Tank Warfare on the Eastern Front 1941–1942: Schwerpunkt. Barnsley, Zuid-Yorkshire: Pen & Sword. ISBN 978-1-78159-008-9.
- Glantz, David M. (1998). Stumbling Colossus: The Red Army on the Eve of World War II. Lawrence, Kansas: University Press of Kansas. ISBN 0-7006-0879-6.
- Glantz, David M. (2002). The Battle for Leningrad 1941–1944. Lawrence, Kansas: University Press of Kansas. ISBN 0-7006-1208-4.
- Glantz, David M. (2005). Colossus Reborn: The Red Army at War 1941–1943. Lawrence: University Press of Kansas. ISBN 0-7006-1353-6.
- Glantz, David M. (2010). Barbarossa Derailed: The Battle for Smolensk 10 July – 10 September 1941. Helion & Company. ISBN 978-1-90603-372-9.
- Kirchubel, Robert (2005). Operation Barbarossa 1941 (2): Army Group North. Oxford: Osprey Publishing. ISBN 978-1-84176-857-1.
- Raus, Erhard (2003). Panzer Operations: The Eastern Front Memoir of General Raus, 1941–1945. Cambridge, Massachusetts: Da Capo Press. ISBN 0-306-81247-9.
- Rosado, Jorge; Bishop, Chris (2005). German Wehrmacht Panzer Divisions 1939–45. Londen: Amber Books. ISBN 1-90468-746-6.
- Taylor, Brian (2003). Barbarossa to Berlin: A Chronology of the Campaigns on the Eastern Front 1941 to 1945. Vol. 1. Staplehurst, Kent, Verenigd Koninkrijk: Spellmount. ISBN 1-862-27206-9.
- Zaloga, Steven J.; Kinnear, Jim; Sarson, Peter (1995). KV-1 & 2 Heavy Tanks 1939–45. Osprey Publishing. ISBN 1-85532-496-2.
- Zaloga, Steven J. (2015). Armored Champion: The Top Tanks of World War II. Stackpole Books. ISBN 978-0-81171-437-2.
- Bronnen Mei1940