De Slag bij Cambrai vond plaats in november en december 1917 en markeerde een belangrijke mijlpaal in de militaire geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. Deze veldslag, waarin zowel innovatieve als traditionele oorlogsvoeringstechnieken werden gebruikt, toonde de potentiële kracht van moderne mechanische oorlogsmiddelen zoals tanks. Het was een Britse aanval, gevolgd door de grootste Duitse tegenaanval tegen de Britse Expeditionary Force (BEF) sinds 1914. Deze veldslag had niet alleen invloed op het verloop van de oorlog, maar ook op de strategische benadering van toekomstige conflicten.
Inhouds opgave
De strategische betekenis van Cambrai
Cambrai, gelegen in het noorden van Frankrijk, was van groot strategisch belang voor de Duitse strijdkrachten. Het diende als een cruciaal bevoorradingscentrum voor de Duitse verdedigingslinie, de Siegfriedstellung, beter bekend als de Hindenburglinie bij de Britten. Het veroveren van Cambrai en de nabijgelegen Bourlon-rug zou de Duitse linies in het noorden ernstig in gevaar brengen en de Britse troepen een belangrijke strategische voorsprong geven.
De Slag bij Cambrai was niet alleen bedoeld om terreinwinst te boeken, maar ook om nieuwe militaire technieken te testen en te verfijnen. Onder leiding van generaal Julian Byng, de commandant van het Derde Leger, werd een combinatie van innovatieve tanktactieken en geavanceerde artillerietechnieken ingezet. De plannen voor deze aanval werden ondersteund door belangrijke militaire figuren zoals generaal-majoor Henry Tudor, die nieuwe artillerie-infanterie tactieken voorstelde, en generaal-majoor J.F.C. Fuller, een stafofficier van het Tankkorps, die een geschikte locatie zocht om tanks in te zetten voor verrassingsaanvallen.
Voorbereidingen voor de slag
De voorbereidingen voor de Slag bij Cambrai begonnen in augustus 1917, toen Tudor het idee opperde van een verrassingsaanval in het IV Corps-sector. Hij stelde een aanval voor die voornamelijk gericht was op het doorbreken van de Duitse verdedigingslinies met behulp van artillerie en infanterie, ondersteund door een klein aantal tanks. Het was een sector die relatief rustig was, waardoor de Duitsers daar een uitgebreide verdediging hadden opgebouwd.
Tudor’s plan was gedurfd en innovatief. Hij wilde nieuwe methoden testen in gecombineerde wapentactieken, waarbij de nadruk lag op de samenwerking tussen artillerie en infanterie om te zien hoe effectief deze waren tegen de Duitse fortificaties. Een belangrijk onderdeel van zijn plan was het gebruik van “silent registration” van artillerie, een techniek waarbij kanonnen stil werden gepositioneerd zonder voorafgaand schieten, om de vijand te verrassen met een plotselinge en verwoestende vuurzee.
Luchtsteun en innovatie
De Royal Flying Corps (RFC) speelde een cruciale rol in de voorbereidingen voor de slag. Twee weken voor de aanval begonnen RFC-piloten met training in grondaanvalstactieken. Deze voorbereidingen waren essentieel voor het succes van de grondtroepen, aangezien de RFC werd belast met het uitschakelen van vijandelijke stellingen, bevoorradingspunten en vliegvelden. De coördinatie tussen lucht- en grondtroepen was een van de vele innovatieve aspecten van de Slag bij Cambrai, die de manier waarop oorlog werd gevoerd aanzienlijk zou veranderen.
De Slag bij Cambrai werd ook gekenmerkt door het gebruik van nieuwe technologieën, waaronder de Mark IV tank. Hoewel tanks eerder in 1917 door de Franse en Britse legers waren gebruikt, was hun effectiviteit beperkt gebleven. Bij Cambrai werd echter een veel groter aantal tanks ingezet, ondersteund door geavanceerde artillerie en infanterietactieken. Dit maakte van de Slag bij Cambrai een belangrijk experiment in de evolutie van industriële oorlogsvoering.
Het Verloop van de Slag: De Eerste Dag van Succes
Op 20 november 1917 begon de Slag bij Cambrai bij het aanbreken van de dag. Rond 06:30 uur opende de Britse artillerie het vuur met een goed voorbereide bombardement van meer dan 1.000 kanonnen op de Duitse stellingen. Dit werd gevolgd door een rookgordijn en een “creeping barrage” waarbij het vuur geleidelijk voor de oprukkende infanterie werd verplaatst, zodat ze konden oprukken onder dekking van de artillerie. Ondanks inspanningen om de aanval geheim te houden, hadden de Duitsers voldoende inlichtingen ontvangen om voorbereid te zijn op een mogelijke aanval, met name op Havrincourt. Ze verwachtten ook de inzet van tanks, wat echter de Britten niet weerhield om aanzienlijke successen te boeken op de eerste dag.
De Britse opmars
De Britse aanvallende troepen bestonden uit zes infanteriedivisies van het III Corps aan de rechterkant en het IV Corps aan de linkerkant, ondersteund door negen tankbataljons met ongeveer 437 tanks. In reserve stonden een infanteriedivisie in het IV Corps en drie divisies van het Cavalry Corps. Het eerste Britse succes was veelbelovend: de Hindenburglinie werd doorbroken met op sommige plaatsen een opmars van wel acht kilometer. Aan de rechterkant rukte de 12e (Eastern) Divisie op tot aan Lateau Wood voordat ze opdracht kregen om in te graven. De 20e (Light) Divisie slaagde erin om door te breken bij La Vacquerie en vervolgens een brug over het Kanaal van Saint-Quentin bij Masnières te veroveren, hoewel deze brug instortte onder het gewicht van een tank, waardoor verdere vooruitgang werd belemmerd.
In het centrum veroverde de 6e Divisie Ribécourt en Marcoing, maar de cavalerie die later arriveerde, werd teruggeslagen bij Noyelles. Aan het IV Corps-front werd de 51e (Highland) Divisie echter gestopt bij Flesquières, een van de zwaarst verdedigde punten van de Duitse linie, wat de Britse opmars op de flanken blootstelde aan enfiladevuur. De verdedigers van Flesquières, onder leiding van majoor Krebs, slaagden erin om bijna veertig Britse tanks uit te schakelen met hun artillerie, een prestatie die later de “mythische” figuur van de “lone gunner” van Flesquières zou creëren.
De Duitse weerstand
De verdediging van Flesquières was opmerkelijk en dwong de Britten om hun plan aan te passen. De Duitsers hadden niet alleen geprofiteerd van hun ervaringen met Franse tanks tijdens het Nivelle-offensief, maar hadden ook specialistische antitankeenheden ingezet. Ondanks het feit dat de Duitsers Flesquières die nacht ontruimden, had de vertraging de Britten tijd gekost die cruciaal was voor het behalen van hun doelen. Aan de westkant van Flesquières slaagde de 62e (2e West Riding) Divisie erin om door te stoten tot aan de bossen van de Bourlon-rug, terwijl de 36e Divisie de weg naar Bapaume-Cambrai bereikte.
Van de oorspronkelijke 437 tanks waren er na de eerste dag nog ongeveer 180 operationeel, waarvan slechts 65 volledig waren vernietigd. Mechanische storingen en vastzittende voertuigen waren verantwoordelijk voor het verlies van de overige tanks. Hoewel de Britten ongeveer 4.000 verliezen leden, namen ze ook 4.200 Duitse gevangenen. Dit was een opmerkelijk lager aantal verliezen in vergelijking met eerdere veldslagen zoals de Derde Slag om Ieper (Passendale), waar de verliezen veel hoger waren voor vergelijkbare terreinwinst.
De Duitse reactie
De Duitsers reageerden snel op de Britse aanvallen door versterkingen naar het front te sturen en waren opgelucht dat de Britten hun vroege successen niet volledig hadden benut. Op 21 november vertraagde de Britse opmars aanzienlijk, ondanks dat Flesquières en Cantaing in de vroege ochtenduren werden ingenomen. De Britse aanvallen door het III Corps werden gestaakt en de focus verschoof naar het IV Corps, met als doel de strategisch belangrijke Bourlon-rug te veroveren.
De gevechten rond Bourlon waren hevig en kostbaar, met aanzienlijke verliezen aan beide zijden. Duitse tegenaanvallen verdreven de Britten uit Moeuvres op 21 november en Fontaine op 22 november. Hoewel de Britten erin slaagden Anneux in te nemen, vonden ze het onmogelijk om Bourlon Wood binnen te dringen. De Britten bevonden zich nu in een gevaarlijke saillant, een uitstulping in hun linie die kwetsbaar was voor aanvallen van meerdere kanten.
De Duitse Tegenaanval: Het Veranderende Tij
Naarmate de Britten voet aan de grond kregen op de Bourlon-rug, begonnen de Duitse troepen in groten getale aan te komen voor een tegenaanval. Tegen 23 november was het Duitse opperbevel ervan overtuigd dat een Britse doorbraak was voorkomen en begon men plannen te maken voor een grootschalige tegenaanval. In totaal werden twintig divisies in de omgeving van Cambrai verzameld, klaar om de Britse saillant terug te dringen en, waar mogelijk, de oude stellingen op de Hindenburglinie te heroveren.
Duitse tactieken: de opkomst van infiltratietactieken
De Duitse strategie voor de tegenaanval was gebaseerd op nieuwe militaire tactieken die eerder succesvol waren gebleken tegen de Russen en de Italianen. Deze zogenaamde Hutier-tactieken, genoemd naar generaal Oskar von Hutier, omvatten een korte maar intense artilleriebeschieting gevolgd door een snelle aanval waarbij kleine groepen infanterie diep in vijandelijk gebied infiltreerden in plaats van traditionele massale aanvallen in golven. Deze tactiek, gecombineerd met de ervaring die de Duitsers hadden opgedaan in eerdere gevechten, maakte hun tegenaanval uiterst effectief.
Op 30 november 1917 begon de Duitse tegenaanval om 07:00 uur, en vrijwel onmiddellijk raakten de meeste divisies van het Britse III Corps zwaar betrokken. De Duitse opmars in het zuiden was onverwacht snel, en de bevelhebbers van de 12e (Eastern) Divisie en de 29e Divisie werden bijna gevangen genomen, waarbij brigadegeneraal Berkeley Vincent persoonlijk moest vechten om zijn hoofdkwartier te verlaten en mannen uit terugtrekkende eenheden moest verzamelen om de Duitse opmars te stuiten.
De Britse linies onder druk
In het zuidelijke deel van het front breidde de Duitse opmars zich uit over een gebied van 13 kilometer en kwam gevaarlijk dicht bij het dorp Metz, dat de verbinding vormde met de Bourlon-rug. Ondanks de hevige Duitse druk wisten Britse eenheden, vaak met grote moed en vasthoudendheid, hun posities te verdedigen. Een opmerkelijk incident was het verzet van een Britse eenheid die met acht machinegeweren meer dan 70.000 kogels afvuurde op de oprukkende Duitse troepen. Deze vastberaden verdediging rond Bourlon leidde tot zware Duitse verliezen, maar gaf de Duitse troepen elders de kans om verder op te rukken.
Hoewel de Britse linies onder enorme druk stonden, slaagden ze erin stand te houden dankzij een combinatie van tegenaanvallen door de Guards Division, de inzet van Britse tanks en het invallen van de duisternis. Tegen de volgende dag begon de Duitse opmars zijn momentum te verliezen, maar de situatie bleef kritiek. Op 3 december wisten de Duitsers La Vacquerie in te nemen en dwongen ze de Britten zich terug te trekken op de oostelijke oever van het Saint-Quentin kanaal. De Duitsers hadden een linie bereikt die liep van de Quentin-rug tot nabij Marcoing, wat de Britse positie op de Bourlon-rug in gevaar bracht.
De Britse terugtrekking
De Britse opperbevelhebber, veldmaarschalk Douglas Haig, beval op 3 december een gedeeltelijke terugtrekking uit de noordelijke saillant. Tegen 7 december hadden de Britten vrijwel al hun terreinwinst opgegeven, met uitzondering van een klein deel van de Hindenburglinie rond Havrincourt, Ribécourt en Flesquières. De Duitse troepen hadden dit terrein geruild voor een iets kleiner gebied ten zuiden van Welsh Ridge, maar het momentum van hun tegenaanval was uitgeput.
De Slag bij Cambrai eindigde daarmee in een soortgelijke situatie als waarin het begon: beide partijen hadden terrein gewonnen en verloren, maar geen van beiden had een doorslaggevende overwinning behaald. Wat wel duidelijk werd, was dat de toekomst van oorlogsvoering in de combinatie van infanterie, artillerie, tanks en luchtmacht lag, een les die vooral de Britten in de daaropvolgende maanden en jaren zouden toepassen.
Buitgemaakte Mark IV-tanks door de Duitsers
De buitgemaakte Mark IV-tanks tijdens de Slag bij Cambrai in 1917 speelden een cruciale rol in de ontwikkeling van de Duitse tankeenheden. Nadat de Duitsers veel van deze Britse tanks in handen kregen, begonnen ze deze voertuigen grondig te onderzoeken. Dit leidde tot waardevolle inzichten in tankontwerp en operationele tactieken. De kennis die ze verwierven, werd vervolgens toegepast op hun eigen tankontwikkelingsprogramma’s. Hoewel Duitsland pas later in de oorlog actief tanks begon te produceren, markeerden deze buitgemaakte Mark IV-tanks een belangrijk keerpunt in de oprichting van hun eigen gepantserde eenheden.
De Duitsers hadden tijdens de Slag bij Cambrai in november 1917 in totaal 98 Britse Mark IV-tanks buitgemaakt. Deze tanks werden door de Duitsers gerepareerd en deels ingezet onder de naam “Beutepanzer” in hun eigen strijdkrachten.
Conclusies en Nasleep van de Slag bij Cambrai
De Slag bij Cambrai eindigde zonder een duidelijke winnaar, maar de gevolgen van deze veldslag waren diepgaand en veranderden de aard van oorlogsvoering. Hoewel de Britten aanvankelijk succesvol waren, zorgden mechanische problemen en een effectieve Duitse tegenaanval ervoor dat veel van de terreinwinst verloren ging. Toch liet de slag zien dat de combinatie van tanks, artillerie en infanterie, ondersteund door luchtmacht, een potentiële doorbraak in de statische loopgravenoorlog kon betekenen.
Strategische en tactische lessen
De Slag bij Cambrai toonde aan dat zelfs de sterkste verdedigingslinies konden worden doorbroken door een verrassingsaanval, gebruikmakend van een combinatie van nieuwe technieken en apparatuur. De Britse capaciteiten om infanterie, artillerie, tanks en vliegtuigen in gezamenlijke aanvallen in te zetten, hadden een nieuw niveau van effectiviteit bereikt, ondanks de tekortkomingen die tijdens de slag naar voren kwamen. Deze slag wordt vaak gezien als een voorloper van de gecombineerde wapenstrategieën die in de latere fasen van de oorlog, met name tijdens het Honderddagenoffensief in 1918, meer volledig tot wasdom kwamen.
Aan de Duitse kant toonde de slag het belang van flexibel en snel reageren op onverwachte situaties. De Duitse tegenaanval maakte gebruik van nieuwe stormtroeperstactieken, die later in de oorlog een standaardbenadering zouden worden. Deze slag benadrukte ook de noodzaak voor de Duitsers om middelen te herverdelen naar antitankverdediging, wat een extra belasting vormde voor hun al uitgeputte voorraden.
Slagoffers en impact
De menselijke tol van de Slag bij Cambrai was aanzienlijk. Volgens de statistieken van de militaire inspanningen van het Britse Rijk tijdens de Grote Oorlog, leden de Britse troepen tijdens de slag 75.681 slachtoffers, waaronder 10.042 doden of dodelijk gewonden, 48.702 gewonden en 16.987 vermisten of krijgsgevangenen. De Duitse troepen verloren 54.720 manschappen, waarvan 8.817 gedood of dodelijk gewond, 22.931 gewonden en 22.972 vermisten of krijgsgevangenen. Het verlies van tanks was ook aanzienlijk, met bijna 180 vernietigde Britse tanks.
De Slag bij Cambrai had ook een psychologische impact, vooral in Groot-Brittannië, waar het aanvankelijke succes werd gevierd met het luiden van kerkklokken, een zeldzame eer in oorlogstijd. De inzet van een groot aantal tanks, hoewel niet geheel nieuw, werd in de media geprezen als een beslissende factor, zelfs als hun werkelijke impact gemengd was. De Duitse tegenaanval toonde echter aan dat de oorlog nog lang niet voorbij was en dat beide zijden moesten blijven innoveren en aanpassen om voordeel te behalen.
Historische betekenis
Historici beschouwen de Slag bij Cambrai als een belangrijk keerpunt in de evolutie van de moderne oorlogsvoering. Het succes van de Britse tactieken op de eerste dag werd beschouwd als een bewijs dat massale tankaanvallen gecombineerd met precisie-artillerievuur en luchtsteun effectief konden zijn, zelfs tegen de zwaarste verdedigingslinies. De slag vormde een voorbode van de methoden die in 1918 zouden worden verfijnd en uiteindelijk zouden bijdragen aan de Geallieerde overwinning.
De slag diende ook als een wake-up call voor de Duitse militaire leiders, die werden gedwongen hun verdedigingsstrategieën te herzien in het licht van de nieuwe bedreigingen die door de geallieerden werden gepresenteerd. Hoewel de Duitsers erin slaagden een groot deel van hun verloren terrein terug te winnen, werd het duidelijk dat hun middelen en mankracht snel afnamen, vooral in vergelijking met de steeds sterker wordende geallieerde strijdkrachten, die nu versterkt werden door de Amerikaanse troepen.
Bronnen en meer informatie
- Miles, Wilfrid. History of the Great War: Military Operations, France and Belgium, 1917. London: HMSO, 1948.
- Fuller, J.F.C.. Tanks in the Great War 1914–1918. London: John Murray, 1920.
- Statistics of the Military Effort of the British Empire during the Great War. London: HMSO, 1922.
- Liddell Hart, Basil. A History of the World War, 1914-1918. London: Faber & Faber, 1934.
- Germany’s War Ministry. The German Army Medical Report in the World War 1914–1918. Berlin: Mittler & Sohn, 1924.
- Bronnen Mei1940
- Afbeelding 1: Bundesarchiv, Bild 183-S12137 / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 2: Bundesarchiv, Bild 146-1998-098-10 / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons
- Afbeelding 3: Bundesarchiv, Bild 104-0962 / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons