De Ruhropstand (Duits: Ruhraufstand) was een belangrijke arbeidersopstand in het Ruhrgebied in de lente van 1920. Deze opstand was een reactie op de Kapp-putsch en werd uiteindelijk neergeslagen door het Duitse leger en de vrijkorpsen. De arbeiders hadden zich georganiseerd in het Rode Ruhrleger (Rote Ruhrarmee). De Ruhropstand, ook bekend als de Maartopstand (Märzaufstand), was de meest omvangrijke van de linkse opstanden die uitbraken naar aanleiding van de Kapp-putsch. Dit artikel bespreekt de achtergrond, het verloop en de gevolgen van deze opstand.
Inhouds opgave
Achtergrond van de opstand
De Kapp-putsch en de algemene staking
Op 13 maart 1920 poogden vrijkorpsen de macht in Duitsland over te nemen in wat bekend werd als de Kapp-putsch. Het Duitse leger weigerde tegen de coupplegers op te treden, wat leidde tot een algehele staking uitgeroepen door de SPD, KPD en USPD. Deze staking, die zeer effectief bleek te zijn, dwong de coupplegers uiteindelijk om hun poging op te geven. De arbeiders in het Ruhrgebied waren echter vastberaden om verder te gaan dan de staking.
Vorming van het Rode Ruhrleger
In het Ruhrgebied hadden communisten en andere socialisten reeds plannen gesmeed om de politieke macht over te nemen door middel van een dictatuur van het proletariaat. Na de ineenstorting van de Kapp-putsch besloot de Duitse regering de Reichswehr (het Duitse leger) en rechtse vrijkorpsen in te zetten om de opstand neer te slaan. Dit leidde tot bloedige gevechten en de executie van gevangen arbeiders. Het Rode Ruhrleger, met een geschatte sterkte van 50.000 leden, was de belangrijkste strijdmacht van de opstandelingen.
Het verloop van de opstand
De eerste fasen
De eerste demonstraties tegen de putsch vonden plaats in het Ruhrgebied op 13 maart 1920. In Bochum bijvoorbeeld kwamen 20.000 mensen op de been. Tijdens een bijeenkomst in Elberfeld op 14 maart 1920 besloten vertegenwoordigers van de KPD, USPD en SPD tot een spontane alliantie tegen de coupplegers. Dit leidde tot een oproep om de politieke macht te grijpen via de dictatuur van het proletariaat.
De machtsovername door de arbeidersraden
In de context van de algemene staking namen sommige arbeidersorganisaties op regionale schaal de macht over. In het hele Ruhrgebied werden spontaan gevormde lokale “uitvoerende raden” de facto regeringen. Deze raden werden voornamelijk gedomineerd door de USPD, met deelname van de KPD en anarcho-syndicalistische groepen zoals de FAUD. Werkers-soldaten werden ingezet om de steden te controleren en het Rode Ruhrleger groeide snel in omvang.
De confrontaties met de vrijkorpsen
Op 17 maart 1920 vielen eenheden van het Rode Ruhrleger bij Wetter een voorhoede van de Freikorps Lichtschlag aan, waarbij ze 600 vrijkorpsleden gevangen namen en Dortmund bezetten. Tegen het einde van maart had het Rode Ruhrleger vrijwel het hele Ruhrgebied in handen. Ondanks pogingen tot onderhandelingen, zoals in de Bielefelder Vereinbarung, bleef de situatie gespannen en gewelddadig.
De terugtrekking van de staking
Op 22 maart 1920 werd de algemene staking officieel beëindigd door de vakbonden (ADGB), de USPD en de KPD na verdere concessies van de regering van kanselier Gustav Bauer. Deze concessies omvatten onder andere het ontslag van Reichswehrminister Noske en veranderingen in sociale en economische beleidsmaatregelen. Toch weigerden de arbeidersraden de staking en opstand volledig te beëindigen, wat leidde tot een escalatie van het conflict.
Het vervolg van de opstand
Verdere militaire operaties
Na de beëindiging van de algemene staking op 22 maart 1920, weigerden de arbeidersraden de opstand op te geven. Op 24 maart 1920 gaf de legitieme regering in Berlijn een ultimatum waarin werd geëist dat de arbeidersraden de opstand tegen 30 maart zouden beëindigen, later verlengd tot 2 april. Toen de raden hier niet aan voldeden, besloot de regering militaire actie te ondernemen. Op 2 april 1920 marcheerden eenheden van de Reichswehr het Ruhrgebied binnen om de opstand te onderdrukken.
De Bielefeldse onderhandelingen
Een poging om het conflict vreedzaam op te lossen vond plaats tijdens de Bielefeldse onderhandelingen, waar zowel vertegenwoordigers van de opstandige arbeiders als de regering aan deelnamen. De onderhandelingen mislukten echter door de ongeoorloofde acties van de regionale militaire commandant, Oskar von Watter, die hardhandig ingreep tegen de opstandelingen. Dit zorgde voor een hernieuwde oproep tot een algemene staking door de arbeiders.
Heropleving van de opstand
Meer dan 300.000 mijnwerkers, ongeveer 75% van de werkende bevolking in de mijnbouw, sloten zich aan bij de hernieuwde staking. Deze staking leidde tot de tijdelijke controle van steden zoals Düsseldorf en Elberfeld door de communisten. Eind maart was het gehele Ruhrgebied in handen van de opstandelingen, wat leidde tot een burgeroorlogachtige situatie in de regio.
De onderdrukking van de opstand
Inzet van de Reichswehr en de vrijkorpsen
Op 2 april 1920 begonnen regeringstroepen onder leiding van generaal von Watter vanuit Münster een offensief tegen de opstandelingen. Deze troepen bestonden uit eenheden van de Reichswehr en diverse vrijkorpsen die slechts enkele dagen eerder nog de Kapp-putsch hadden gesteund. De regeringstroepen onderdrukten de opstand met brute kracht, wat resulteerde in hevige gevechten en talrijke slachtoffers aan beide zijden.
Brutaliteit en executies
De onderdrukking van de opstand ging gepaard met extreme wreedheden. Opstandelingen die gevangen werden genomen en in het bezit van wapens waren, werden vaak ter plekke geëxecuteerd. Op 3 april 1920 vaardigde Reichspräsident Friedrich Ebert een verbod uit op deze standrechtelijke executies. Generaal von Watter volgde dit verbod op 12 april 1920 op met een bevel aan zijn soldaten om zich te onthouden van onwettig gedrag. Tegen die tijd was de opstand echter grotendeels onderdrukt.
Internationale repercussies
Franse reactie op de Duitse acties
De aanwezigheid van de Reichswehr in het Ruhrgebied schond de bepalingen van het Verdrag van Versailles, wat leidde tot een reactie van de Franse troepen. Op 6 april 1920 bezetten de Fransen steden zoals Frankfurt, Hanau en Darmstadt als reactie op de Duitse militaire acties. Dit dreigde de situatie verder te escaleren en internationale spanningen te verergeren.
Brits dreigement
Ook de Britse bezettingsmacht reageerde op de schendingen van het Verdrag van Versailles. De Britten dreigden het Bergische Land te bezetten indien de Reichswehr haar operaties niet zou staken. Door deze internationale druk werd de Reichswehr gedwongen haar opmars te stoppen bij de rivier de Ruhr. Tegen 8 april 1920 had de Reichswehr de controle over het noordelijke Ruhrgebied hersteld, waarmee de opstand effectief was beëindigd.
Nasleep en gevolgen
Politieke consequenties
De nasleep van de Ruhropstand leidde tot aanzienlijke politieke veranderingen in Duitsland. De regering van kanselier Gustav Bauer trad af op 25 maart 1920 en werd opgevolgd door Hermann Müller. Deze machtswissel reflecteerde de druk op de regering om zich aan te passen aan de veranderende politieke situatie en om tegemoet te komen aan de eisen van de arbeidersbewegingen.
Beïnvloeding van de arbeidersbewegingen
De brutale onderdrukking van de opstand door de Reichswehr en vrijkorpsen had een demoraliserend effect op de arbeidersbewegingen. De arbeidersraden, die aanvankelijk grote invloed en controle hadden verworven, werden gedwongen zich terug te trekken en hun activiteiten te beperken. Dit leidde tot een heroverweging van de strategieën en doelstellingen binnen de arbeidersbewegingen en versterkte de interne verdeeldheid.
Economische impact
Effecten op de industrie
De opstand had een aanzienlijke impact op de industriële productie in het Ruhrgebied, dat een van de belangrijkste industriële regio’s van Duitsland was. De stakingen en gevechten leidden tot stillegging van fabrieken en mijnen, wat resulteerde in economische verliezen en verstoringen in de productie. De wederopbouw van de industrie na de opstand was een langdurig en moeizaam proces.
Sociaal-economische hervormingen
Als reactie op de opstand en de eisen van de arbeidersbewegingen, voerde de Duitse regering een aantal sociaal-economische hervormingen door. Deze hervormingen waren gericht op het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, het verhogen van lonen en het versterken van de sociale zekerheid. Hoewel deze maatregelen bedoeld waren om de spanningen te verminderen, hadden ze slechts een beperkt effect op de lange termijn.
Culturele en maatschappelijke repercussies
Herinnering en herdenkingen
De Ruhropstand werd later herdacht door middel van monumenten en gedenktekens, zoals het monument in Hagen dat de offers van de arbeiders herdenkt. Deze herdenkingen speelden een belangrijke rol in het collectieve geheugen van de arbeidersbewegingen en dienden als symbool van hun strijd voor sociale rechtvaardigheid en politieke invloed.
Invloed op de Duitse samenleving
De opstand en de daaropvolgende onderdrukking hadden een diepgaande invloed op de Duitse samenleving. De gebeurtenissen droegen bij aan de verdere polarisatie tussen verschillende politieke en sociale groepen. Het wantrouwen jegens de regering en de militaire leiding werd versterkt, wat leidde tot een groeiende steun voor extremistische bewegingen aan zowel de linker- als rechterzijde van het politieke spectrum.
Conclusie
De Ruhropstand van 1920 was een cruciaal moment in de Duitse geschiedenis, dat de spanningen en conflicten binnen de samenleving blootlegde en versterkte. De opstand en de brutale onderdrukking ervan hadden verstrekkende politieke, economische en sociale gevolgen. Hoewel de arbeidersbewegingen belangrijke concessies wisten af te dwingen, leidde de opstand uiteindelijk tot een versterking van de polarisatie en radicalisering binnen de Duitse politiek. De gebeurtenissen van de Ruhropstand blijven een belangrijk referentiepunt in de studie van de sociale en politieke dynamiek van het interbellum Duitsland.
Bronnen en meer informatie
- Winkler, Heinrich August. Weimar 1918–1933: Die Geschichte der ersten deutschen Demokratie. C.H. Beck, 1993.
- Haffner, Sebastian. Der Verrat: Deutschland 1918/19. Verlag 1900, 1969.
- Peukert, Detlev J.K. The Weimar Republic: The Crisis of Classical Modernity. Hill and Wang, 1993.
- Broué, Pierre. The German Revolution 1917–1923. Brill Academic Publishers, 2005.
- Bronnen Mei1940
- Fowkes, Ben. Communism in Germany under the Weimar Republic. St. Martin’s Press, 1984.
- Afbeelding: unknown / неизвестно, Public domain, via Wikimedia Commons