
De River-klasse fregatten, een serie van 151 schepen gebouwd tussen 1941 en 1944, speelden een belangrijke rol in de Atlantische Oceaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze schepen dienden hoofdzakelijk als anti-onderzeeboot escortes voor geallieerde konvooien. Ze waren voornamelijk in dienst van de Royal Navy en de Royal Canadian Navy (RCN), met enkele exemplaren die ingezet werden door andere geallieerde marines, waaronder de Royal Australian Navy (RAN), de Vrije Franse Marine, de Koninklijke Nederlandse Marine en, na de oorlog, de Zuid-Afrikaanse Marine.
Inhouds opgave
Ontstaan en productie
De eerste orders voor de River-klasse fregatten werden geplaatst door de Royal Navy in 1940. De Britse schepen in deze klasse kregen hun naam naar rivieren in het Verenigd Koninkrijk, wat de naam aan de gehele klasse gaf. In Canada kregen de schepen echter namen van steden en dorpen, hoewel het kenmerk ‘River-klasse’ behouden bleef. De oorsprong van de term “fregat” voor deze schepen komt van Vice-Admiral Percy W. Nelles van de Royal Canadian Navy, die voorstelde deze naam te gebruiken in plaats van het oorspronkelijke “twin-screw corvette” ontwerp .
In totaal bestelde Canada 70 fregatten in de River-klasse, waaronder tien die gebouwd werden voor de Royal Navy en waarvan er twee (de USS Asheville en USS Natchez) later aan de United States Navy werden overgedragen. De omvang van het ontwerp maakte de bouw van deze fregatten in de Canadese Great Lakes-regio onmogelijk, waardoor de Canadese schepen gebouwd werden in werven langs de westkust en langs de rivier de St. Lawrence, beneden Montreal .
Ontwerp en technische specificaties
De River-klasse fregatten werden ontworpen door de Britse scheepsingenieur William Reed van Smith’s Dock Company, gevestigd aan de South Bank-on-Tees. Het doel was een schip te ontwikkelen dat de reikwijdte en anti-onderzeebootcapaciteiten van de Black Swan-klasse sloepen kon evenaren, maar sneller en goedkoper gebouwd kon worden in civiele scheepswerven. Reed gebruikte bij de constructie technieken en materialen die al ontwikkeld waren voor de Flower-klasse korvetten, waaronder de toepassing van stoommachines in plaats van turbines .
De schepen hadden een grotere snelheid en reikwijdte dan de korvetten, wat essentieel was voor langdurige operaties in de Noord-Atlantische Oceaan. De standaardconfiguratie van een River-klasse fregat omvatte twee stoomketels van het type Admiralty, die de schepen een snelheid van 20 knopen (ongeveer 37 km/u) gaven en een actieradius van 7.200 nautische mijlen (ongeveer 13.300 km) bij een kruissnelheid van 12 knopen .
Bewapening en uitrusting
De bewapening van de River-klasse fregatten werd specifiek aangepast voor hun rol als anti-onderzeebootschepen. Ze waren uitgerust met twee QF 4-inch (102 mm) kanonnen, meestal aan de voorzijde geplaatst, en een hedgehog anti-onderzeeboot mortier, die speciaal ontworpen was om U-boten effectief te bestrijden. Daarnaast waren de schepen voorzien van dieptebomrails en -werpers, waarmee zij een dichte lading dieptebommen konden afwerpen. Sommige schepen waren uitgerust met meer geavanceerde bewapening, zoals de QF 12-pounder kanonnen en de Oerlikon 20 mm luchtafweergeschut, afhankelijk van de operationele behoeften en beschikbaarheid van wapens .
Naast de fysieke bewapening beschikten de River-klasse fregatten over innovatieve technologieën op het gebied van detectie en communicatie. De schepen waren uitgerust met het 147B Sword sonar-systeem en ASDIC (een vorm van sonar) voor verbeterde detectie van onderzeebootdoelen. Hierdoor konden ze doelen volgen, zelfs tijdens aanvallen. Bovendien waren deze fregatten uitgerust met verbeterde radar en radiopeilingsapparatuur om vijandelijke onderzeeboten op grote afstand te kunnen traceren en te volgen, wat een significante verbetering was ten opzichte van eerdere escorteklassen
Rol van de River-klasse tijdens de Tweede Wereldoorlog
De River-klasse fregatten waren van cruciaal belang tijdens de strijd om de Atlantische Oceaan, een van de grootste campagnes van de Tweede Wereldoorlog. In deze campagne trachtten geallieerde konvooien veilig voedsel, wapens en essentiële voorraden van Noord-Amerika naar het Verenigd Koninkrijk te transporteren, terwijl Duitse onderzeeërs (U-boten) dit probeerden te verhinderen. De River-klasse fregatten, specifiek ontworpen als anti-onderzeeboot escortes, werden daarbij ingezet om de konvooien te beschermen tegen de constante dreiging van U-boten.
Operaties en taken
In de praktijk namen de River-klasse fregatten verschillende taken op zich binnen de geallieerde vloot. Hun primaire missie was het beschermen van konvooien door aanvallen van Duitse U-boten te verijdelen en te neutraliseren. De combinatie van sonar en dieptebommen stelde de bemanning van deze fregatten in staat om vijandelijke onderzeeërs vroegtijdig te detecteren en uit te schakelen. Het was geen ongebruikelijke taak voor de bemanningen van de River-klasse fregatten om gedurende lange perioden op zee te blijven om konvooien door gevaarlijke wateren te begeleiden .
HMS Itchen was bijvoorbeeld een van de bekendere schepen in deze klasse die tijdens de oorlog in actie kwam. Zij begeleidde konvooien en nam deel aan intense confrontaties met Duitse U-boten. Hoewel het schip uiteindelijk ten onder ging na een aanval door U-666, wordt haar inzet gezien als representatief voor de risico’s en gevaren waaraan de bemanning van de River-klasse fregatten dagelijks werd blootgesteld .
Inzet door verschillende geallieerde marines
Hoewel de meerderheid van de River-klasse fregatten in dienst was bij de Royal Navy en de Royal Canadian Navy, werden ze ook door andere geallieerde landen ingezet. De Royal Australian Navy (RAN) zette twaalf fregatten van de River-klasse in, waarvan vier volgens een aangepast ontwerp waren gebouwd. Deze aanpassingen weerspiegelden specifieke behoeften van de RAN en voorzagen de schepen onder andere van andere bewapening en radarapparatuur.
Daarnaast werden enkele van deze fregatten, waaronder schepen van de Vrije Franse Marine en de Koninklijke Nederlandse Marine, ingezet door de marines van bevrijde of bezette landen. Hun deelname aan de oorlogsinspanningen symboliseerde de samenwerking tussen geallieerde naties en hun gezamenlijke doel om het Derde Rijk te verslaan. Na de oorlog verkochten verschillende geallieerde marines hun River-klasse fregatten aan landen over de hele wereld, waardoor de invloed van dit scheepstype zich wereldwijd verspreidde.
Succesvolle tactieken en lessen
De River-klasse fregatten introduceerden nieuwe tactieken en methoden die later de standaard werden voor anti-onderzeeboot oorlogvoering. Een van de belangrijkste innovaties was het gebruik van gecombineerde sonar- en radarinstallaties, die niet alleen detectie vergemakkelijkten maar ook de nauwkeurigheid van de aanvallen verbeterden.
Deze nieuwe technieken verhoogden de kans om vijandelijke onderzeeërs effectief te traceren en aan te vallen aanzienlijk. Door de grotere actieradius en verbeterde bewapening van de River-klasse konden geallieerde konvooien veiliger en efficiënter worden beschermd over lange afstanden, wat uiteindelijk leidde tot een afname in verliezen door onderzeeërs aan het einde van de oorlog. Bovendien werd de hedgehog-mortier, waarmee dieptebommen in een patroon op doelen afgeschoten konden worden, effectief ingezet om nauwkeurig te mikken op onderzeeërs.
Technische variaties binnen de River-klasse
Hoewel de schepen binnen de River-klasse in grote lijnen hetzelfde doel dienden, waren er verschillende technische varianten afhankelijk van de marine en de behoeften van de betreffende geallieerde naties. Elke variant van de River-klasse werd enigszins aangepast om optimaal te voldoen aan de operationele eisen van het specifieke zeedomein waarin zij zouden opereren, met variaties in onder andere bewapening, sensorsystemen en uitrusting.
Britse en Canadese varianten
De Britse River-klasse fregatten, bekend als RN Group I en RN Group II, varieerden voornamelijk in snelheid en actieradius. De standaardconfiguratie omvatte twee stoomketels en een tweeschroef-aandrijving, wat de schepen een kruissnelheid van ongeveer 20 knopen gaf. De RN Group II schepen hadden een iets hogere brandstofcapaciteit, wat hen een actieradius van 7.500 nautische mijlen gaf bij een kruissnelheid van 15 knopen.
De Canadese versie van de River-klasse fregatten, aangeduid als de RCN-groep, verschilde op enkele punten van de Britse ontwerpen. Deze schepen hadden bijvoorbeeld een grotere waterverplaatsing en waren uitgerust met meer bewapening, waaronder twee QF 4-inch (102 mm) kanonnen op een dubbele opstelling en meerdere luchtafweerkanonnen van het type Oerlikon 20 mm. Canada paste enkele van haar schepen aan met de 12-pounder (76 mm) kanonnen voor extra vuurcapaciteit. Hierdoor waren de Canadese schepen iets zwaarder dan hun Britse tegenhangers, met een bemanning die in sommige gevallen opliep tot 157 manschappen.
Australische varianten
De Royal Australian Navy ontwikkelde haar eigen versies, RAN Group I en RAN Group II, met belangrijke aanpassingen voor gebruik in de wateren rond Australië en de Stille Oceaan. De RAN Group I fregatten hadden een iets lagere waterverplaatsing dan hun Canadese en Britse tegenhangers en beschikten over een aangepaste bewapening, waaronder een kleiner aantal dieptebommen. De RAN Group II fregatten daarentegen hadden een toegenomen waterverplaatsing en waren uitgerust met vier 4-inch (102 mm) kanonnen op dubbele opstellingen voor verbeterde slagkracht en luchtafweer. Daarnaast hadden de Australische schepen vaak radarsystemen die specifiek waren afgestemd op de weersomstandigheden en operationele omstandigheden in de Stille Oceaan.
Sonar- en detectiesystemen
Een van de grootste technologische voordelen van de River-klasse fregatten was hun geavanceerde sonar- en detectieapparatuur. Naast de standaard ASDIC-sonar die onderzeeboten opspoorde, werden deze schepen ook uitgerust met de 147B Sword sonar, een horizontale sonar met een brede straal die ervoor zorgde dat doelen, zelfs tijdens gevechtssituaties, nauwkeurig gevolgd konden worden. Dit was vooral effectief bij onderzeebootbestrijding, aangezien de sonar de bemanning de mogelijkheid gaf om constant contact te houden met vijandelijke onderzeeboten, zelfs wanneer deze bewogen.
Naast sonar waren de River-klasse fregatten uitgerust met een verbeterde radar en radio direction finding (RDF) apparatuur. Dit stelde hen in staat vijandelijke schepen en onderzeeërs op lange afstand te lokaliseren en hun locatie nauwkeurig te bepalen, een significant voordeel voor de geallieerde konvooien die beschermd moesten worden tegen U-bootaanvallen. Deze combinatie van sonar en radar was een van de kenmerken die de River-klasse fregatten onderscheidde van oudere escorteschepen en hen effectief maakte in hun rol tijdens de oorlog.
Naoorlogse inzet en blijvende invloed van de River-klasse fregatten
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog vonden veel River-klasse fregatten een nieuwe bestemming in de marines van landen over de hele wereld. Door de robuuste bouw en bewezen effectiviteit van deze fregatten, kochten verschillende naties ze voor hun eigen verdediging, en sommige bleven tot ver in de twintigste eeuw in dienst. Onder andere Argentinië, Sri Lanka (destijds Ceylon), Chili, Denemarken, Egypte, India, Israël, Maleisië, Marokko, Myanmar, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Pakistan, Peru en Portugal gebruikten deze schepen als kern van hun marine-escortevloten.
Opmerkelijke overgebleven schepen en civiele conversies
Enkele River-klasse fregatten hebben een opmerkelijke geschiedenis behouden na hun militaire dienst. Zo werd HMCS Stormont, na dienst te hebben gedaan als konvooi-escorte tijdens de Slag om de Atlantische Oceaan en bij de D-Day-landingen, in 1947 gekocht door de Griekse scheepsmagnaat Aristotle Onassis. Hij liet het schip ombouwen tot een luxueuze superjacht genaamd de Christina O, vernoemd naar zijn dochter Christina. De Christina O is tegenwoordig een van de meest iconische jachten en wordt ingezet voor exclusieve cruises en verhuur.
Een ander opmerkelijk voorbeeld is de SLNS Gajabahu, voorheen HMCS Hallowell. Dit schip, oorspronkelijk ingezet bij de Royal Canadian Navy, werd na de oorlog overgedragen aan de Israëlische marine en daarna aan de Koninklijke Ceylonese marine, nu bekend als de Sri Lankaanse marine. De Gajabahu bleef tot 1980 in actieve dienst en dient sindsdien als opleidingsschip in Sri Lanka. In Myanmar is de UBS Mayu, voorheen HMS Fal, bewaard gebleven en bevindt zich momenteel in de stad Seikkyi, waar het als monument functioneert.
Culturele impact en fictieve representatie
De River-klasse fregatten hebben ook hun stempel gedrukt op de populaire cultuur, vooral door hun representatie in literatuur en films over de Tweede Wereldoorlog. Het boek The Cruel Sea (1951) van Nicholas Monsarrat beschrijft de ervaringen op de fictieve River-klasse fregat “HMS Saltash”. Dit boek, en de gelijknamige film uit 1953 met Jack Hawkins, heeft bijgedragen aan het publieke bewustzijn van de uitdagingen en gevaren waarmee bemanningen van deze schepen werden geconfronteerd. De film de Cruel Sea is te zien op Nedflix.
Een ander voorbeeld is het boek HMS Ulysses (1955) van Alistair MacLean, waarin het fictieve fregat “HMS Nairn” voorkomt. Deze werken benadrukken het belang van de River-klasse fregatten in de geallieerde oorlogsvoering en hun aanzien bij zowel de marine als het grote publiek.
Schepen van de River-klasse en hun lot
Scheepsnaam | Indienststelling | Lot |
HMAS Barcoo | 17-jan-44 | Verkocht in 1972, gesloopt in Taiwan. |
HMAS Barwon | 12-jan-46 | Gesloopt op 17 augustus 1962. |
HMAS Burdekin | 27-jun-44 | Gesloopt in Japan in 1961. |
HMAS Condamine | 22-feb-46 | Diende tijdens de Koreaanse oorlog; gesloopt in 1961. |
HMAS Culgoa | 1-apr-47 | Gesloopt in 1972. |
HMAS Diamantina | 27-apr-45 | Behouden als museumschip in Queensland. |
HMAS Gascoyne | 18-nov-43 | Gesloopt in 1972. |
HMAS Hawkesbury | 5-jul-44 | Gesloopt in 1972. |
HMAS Lachlan | 14-feb-45 | Verkocht en gesloopt in 1975. |
HMAS Macquarie | 7-dec-45 | Gesloopt op 5 juli 1972. |
HMAS Murchison | 7-dec-45 | Gesloopt op 5 juli 1972. |
HMAS Shoalhaven | 2-mei-46 | Gesloopt in 1962. |
HMCS Antigonish | 4-jul-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1957. |
HMCS Beacon Hill | 16-mei-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1957. |
HMCS Buckingham | 2-nov-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1954. |
HMCS Cap de la Madeleine | 30-sep-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1954. |
HMCS Cape Breton | 25-okt-43 | Later civiel gebruikt. |
HMCS Carlplace | 13-dec-44 | Overgedragen aan de Dominicaanse Republiek als Presidente Trujillo. |
HMCS Charlottetown | 28-apr-44 | Uit dienst gesteld in 1947. |
HMCS Chebogue | 22-feb-44 | Getorpedeerd door U-1227, 1944; verklaard als totaal verlies. |
HMCS Coaticook | 25-jul-44 | Uit dienst gesteld in 1945. |
HMCS Dunver | 11-sep-43 | Uit dienst gesteld in 1946. |
HMCS Eastview | 3-jun-44 | Uit dienst gesteld in 1946. |
HMCS Ettrick | 29-jan-44 | Teruggegeven aan RN in 1945. |
HMCS Glace Bay | 2-sep-44 | Overgedragen aan Chili in 1946. |
HMCS Grou | 4-dec-43 | Uit dienst gesteld in 1946. |
HMCS Hallowell | 8-aug-44 | Overgedragen aan Israël als INS Miznak in 1949. |
HMCS Inch Arran | 18-nov-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1954. |
HMCS Joliette | 14-jun-44 | Overgedragen aan Chili in 1946. |
HMCS Jonquiere | 10-mei-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1954. |
HMCS Kirkland Lake | 21-aug-44 | Uit dienst gesteld in 1945. |
HMCS Kokanee | 6-jun-44 | Verkocht civiel in 1949. |
HMCS La Hulloise | 20-mei-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1957. |
HMCS Lanark | 6-jul-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1956. |
HMCS Lasalle | 29-jun-44 | Uit dienst gesteld in 1945. |
HMCS Lauzon | 30-aug-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1953. |
HMCS Levis | 21-jul-44 | Tot zinkens gebracht als golfbreker aan Vancouver Island. |
HMCS Longueuil | 18-mei-44 | Uit dienst gesteld in 1945. |
HMCS Magog | 7-mei-44 | Getorpedeerd door U-1223, verklaard als totaal verlies. |
HMCS Matane | 22-okt-43 | Gebruikt als golfbreker tussen Courtney en Campbell River, B.C. |
HMCS Monnow | 3-aug-44 | Verkocht aan Denemarken, hernoemd HDMS Holger Danske. |
HMCS Montreal | 12-nov-43 | Verkocht in 1947, gesloopt in Sydney, NS. |
HMCS Nene | 4-jun-44 | Teruggegeven aan RN in 1945. |
HMCS New Glasgow | 23-dec-43 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1954. |
HMCS New Waterford | 21-jan-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1958. |
HMCS Orkney | 18-apr-44 | Overgedragen aan Israël als INS Mivtakh in 1950. |
HMCS Outremont | 27-nov-43 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1955. |
HMCS Penetang | 19-okt-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1954. |
HMCS Port Colborne | 5-dec-43 | Uit dienst gesteld in 1945. |
HMCS Poundmaker | 17-sep-44 | Overgedragen aan Peru als BAP Teniente Ferré. |
HMCS Prestonian | 13-sep-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1953. |
HMCS Prince Rupert | 30-aug-43 | Tot zinkens gebracht als golfbreker bij Royston, B.C. |
HMCS Ribble | 24-jul-44 | Teruggegeven aan RN in 1945, gesloopt in 1957. |
HMCS St. Catharines | 12-jun-43 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat. |
HMCS St. Pierre | 28-aug-44 | Overgedragen aan Peru als BAP Teniente Palacios in 1947. |
HMCS Sussexvale | 29-nov-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1955. |
HMCS Swansea | 4-okt-43 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1957. |
HMCS Teme | 28-feb-44 | Getorpedeerd, verklaard als totaal verlies in 1945. |
HMCS Thetford Mines | 24-mei-44 | Uit dienst gesteld in 1945. |
HMCS Toronto | 6-mei-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1953. |
HMCS Valleyfield | 7-dec-43 | Getorpedeerd en gezonken op 7 mei 1944. |
HMCS Victoriaville | 11-nov-44 | Heropgebouwd als Prestonian-klasse fregat in 1959. |
HMCS Waskesiu | 16-jun-43 | Overgedragen aan India als HMIS Hooghly in 1950. |
HMCS Wentworth | 7-dec-43 | Uit dienst gesteld in 1945. |
HMS Adur | 1-dec-42 | Overgedragen aan de Amerikaanse marine als USS Asheville. |
HMS Aire | 28-jul-43 | Werd een basis-schip, gesloopt na op de klippen gelopen te zijn. |
HMS Annan | 16-mrt-42 | Teruggegeven aan RN in 1945, later verkocht aan Denemarken. |
HMS Avon | 18-sep-43 | Overgedragen aan Portugal als NRP Nuno Tristão in 1949. |
HMS Awe | 21-apr-44 | Overgedragen aan Portugal als NRP Diogo Gomes in 1949. |
HMS Ballinderry | 2-sep-43 | Gesloopt op 7 juli 1961. |
HMS Bann | 7-mei-43 | Overgedragen aan India als HMIS Tir. |
HMS Barle | 30-apr-43 | Teruggegeven aan de Amerikaanse marine als PG-103 in 1946. |
HMS Braid | 21-jan-44 | Overgedragen als L’Aventure in 1944. |
HMS Cam | 31-jan-44 | Totaal verlies na dieptebomaanval, gesloopt in 1945. |
HMS Chelmer | 29-sep-43 | Gesloopt in augustus 1957. |
HMS Cuckmere | 14-mei-43 | Getorpedeerd en totaal verlies verklaard, teruggegeven aan USN. |
HMS Dart | 15-mei-43 | Verkocht voor sloop, november 1956; gesloopt in 1957. |
HMS Derg | 10-jun-43 | Overgedragen aan RNVR als oefenschip in 1951, gesloopt in september 1960. |
HMS Deveron | 2-mrt-43 | Overgedragen aan India als HMIS Dhanush in 1945. |
HMS Dovey | 25-feb-44 | Gesloopt op 2 november 1955. |
HMS Ettrick | 11-jul-43 | Teruggegeven aan RN en gesloopt in juni 1953. |
HMS Evenlode | 4-jun-43 | Teruggegeven aan de Amerikaanse marine als USS Danville. |
HMS Exe | 6-aug-42 | In reserve 1946–1955; gesloopt op 20 september 1956. |
HMS Fal | 2-jul-43 | Overgedragen aan Birma als UBS Mayu in 1948. |
HMS Findhorn | 25-jun-43 | Overgedragen aan de Amerikaanse marine als PG-106 in 1946. |
HMS Frome | – | Overgedragen als L’Escarmouche in 1944. |
HMS Glenarm | 17-jan-44 | Overgedragen als Croix de Lorraine in 1944. |
HMS Halladale | 11-mei-44 | Verkocht als veerboot, hernoemd tot Norden, later Turist Expressen. |
HMS Helford | 26-jun-43 | Gesloopt op 29 juni 1956. |
HMS Helmsdale | 15-okt-43 | Gesloopt op 14 november 1957. |
HMS Inver | 19-jul-43 | Teruggegeven aan de Amerikaanse marine als PG-107 in 1946. |
HMS Itchen | 28-dec-42 | Getorpedeerd door U-666, gezonken 23 september 1943. |
HMS Jed | 30-nov-42 | In reserve vanaf 1946; gesloopt op 25 mei 1957. |
HMS Kale | 4-dec-42 | Verkocht in november 1956; gesloopt in 1957. |
HMS Lagan | 21-dec-42 | Getorpedeerd en gesleept naar VK, verklaard als totaal verlies. |
HMS Lochy | 8-feb-44 | Gesloopt in Troon op 29 juni 1956. |
HMS Lossie | 14-aug-43 | Teruggegeven aan de Amerikaanse marine in 1946. |
HMS Meon | 7-feb-44 | Teruggegeven aan RN in 1945, gesloopt op 14 mei 1966. |
HMS Monnow | 11-mei-44 | Teruggegeven aan RN in 1945, later verkocht aan Denemarken als HDMS Holger Danske. |
HMS Mourne | 30-apr-43 | Getorpedeerd door U-767, gezonken op 15 juni 1944. |
HMS Moyola | 15-jan-43 | Overgedragen als Tonkinois in 1944, later hernoemd tot La Confiance. |
HMS Nadder | 20-jan-44 | Overgedragen aan India als HMIS Shamsher in 1945. |
HMS Nene | 8-apr-43 | Teruggegeven aan RN, gesloopt in augustus 1955. |
HMS Ness | 22-dec-42 | Gesloopt in september 1956. |
HMS Nith | 16-feb-43 | Overgedragen aan Egypte als Domiat, gezonken tijdens de Suez-crisis op 31 oktober 1956. |
HMS Odzani | 2-sep-43 | Gesloopt in juni 1957. |
HMS Parret | 31-aug-43 | Teruggegeven aan de Amerikaanse marine in 1946. |
HMS Plym | 16-mei-43 | Vernietigd tijdens Britse nucleaire test, 3 oktober 1952. |
HMS Ribble | – | Overgedragen aan Nederland als HNLMS Johan Maurits van Nassau. |
HMS Ribble | 24-jul-44 | Teruggegeven aan RN, gesloopt op 9 juli 1957. |
HMS Rother | 3-apr-42 | Gesloopt op 22 april 1955. |
HMS Shiel | 30-sep-43 | Teruggegeven aan de Amerikaanse marine als USS Shiel. |
HMS Spey | 19-mei-42 | Overgedragen aan Egypte als Rasheed in november 1948. |
HMS Swale | 24-jun-42 | Overgedragen aan Zuid-Afrika als HMSAS Swale, later teruggegeven en gesloopt in februari 1955. |
HMS Taff | 7-jan-44 | Gesloopt in juni 1957. |
HMS Tavy | 3-jul-43 | Getorpedeerd, gesloopt op 28 september 1956. |
HMS Tay | 5-aug-42 | Gesloopt op 28 september 1956. |
HMS Tees | 28-aug-43 | Gesloopt op 16 juli 1956. |
HMS Teme | 28-feb-44 | Getorpedeerd, gesleept naar VK en als verlies verklaard. |
HMS Test | 12-okt-42 | Overgedragen aan India in 1946, gesloopt februari 1955. |
HMS Teviot | 30-jan-43 | Overgedragen aan Zuid-Afrika, gesloopt in maart 1955. |
HMS Torridge | 6-jun-44 | Overgedragen als La Surprise in 1944. |
HMS Towy | 10-jun-43 | Gesloopt op 27 juli 1956. |
HMS Trent | 27-feb-43 | Overgedragen aan India als HMIS Kukri in 1946. |
HMS Tweed | 28-apr-43 | Getorpedeerd door U-305 op 7 januari 1944. |
HMS Usk | 14-jul-43 | Overgedragen aan Egypte als Abikir in 1948. |
HMS Waveney | 16-sep-42 | Gesloopt in december 1957. |
HMS Wear | 24-okt-42 | Gesloopt op 29 december 1957. |
HMS Windrush | 3-nov-43 | Overgedragen als Découverte, later hernoemd tot Lucifer II. |
HMS Wye | 9-feb-44 | Gesloopt op 22 februari 1955. |
Conclusie: blijvende erfenis van de River-klasse
De River-klasse fregatten worden gezien als een van de meest effectieve escorte-scheepstypen van de Tweede Wereldoorlog, vooral in hun rol als anti-onderzeeboot escortes in de Noord-Atlantische Oceaan. Hun geavanceerde detectietechnologieën, vergrote actieradius en speciale aanpassingen per land zorgden ervoor dat ze effectief waren tegen de bedreigingen van die tijd. Ook na de oorlog bleven veel van deze schepen een belangrijke rol spelen in andere marines over de hele wereld, een bewijs van hun veelzijdigheid en duurzaamheid.
Dankzij hun cruciale bijdrage aan de veiligheid van geallieerde konvooien tijdens de oorlog, en hun langdurige inzet in naoorlogse marines, blijven de River-klasse fregatten een belangrijk voorbeeld van succesvol maritiem ontwerp en militaire technologie uit de twintigste eeuw. Hun erfgoed leeft voort in de maritieme geschiedenis, en ze worden nog steeds erkend voor hun rol in de bescherming van geallieerde scheepvaart en het verslaan van de U-bootdreiging in de Atlantische Oceaan.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding: Royal Navy official photographer, Public domain, via Wikimedia Commons
- Canadian Naval Heritage: “River-Class Frigates”.
- Smith, G. (2000). Escorts for the North Atlantic: The River-Class Frigates. Naval History Publishers.
- Williams, H. (2005). Sonar and Submarine Warfare in WWII. Navy Historical Association.
- Historical Maritime Society: “The Legacy of the River-Class Frigates”.
- bronnen Mei1940