Rantsoenering

Buying food at the Eaton's department store using ration coupons. Toronto, Canada.

Met rantsoenering wordt bedoeld, een eerlijke verdeling van alle goederen over de bevolking noodzakelijk wordt Heel vaak ziet men in een oorlog of andere crisissituatie, dat de aanwezige grondstoffen en/of voedsel moeten worden verdeeld, omdat anders het gevaar van hamsteren ontstaat en sommige mensen van voedsel en goederen blijven verstoken. Bovendien zijn sommige hamsteraars in feite speculanten, die misbruik van de situatie maken door de goederen later tegen woekerprijzen te verkopen.

Wanneer een product als bijvoorbeeld koffie gerantsoeneerd tot 1 pak per persoon, zal in theorie de winkel slechts een pak per persoon verkopen. Maar deze persoon kan meerdere winkels afgaan, of zijn gehele familie op pad sturen om ieder een pak koffie te kopen. Om de rantsoenering effectief te maken is daarom een controlemiddel nodig: de distributiebon.

Om ervoor te zorgen dat iedereen tijdens deze tijden van gebrek toch aan grondstoffen en voedsel kan komen, gaat de overheid over tot de verstrekking van z.g. Distributiebonnen. Zowel in de Eerste Wereldoorlog als in de Tweede Wereldoorlog bestond in Nederland distributie, waarbij allerlei voedingsmiddelen en goederen “op de bon” waren. Ook ná de Tweede Wereldoorlog was nog een aantal jaren distributie nodig van schaarse artikelen. Gedurende de Duitse bezetting in Nederland moest men deze distributiebonnen ook gebruiken. Om aan deze bonnen te komen moest men eerst in het bezit komen van de z.g. Distributie-stamkaart. Wanneer men deze bonnen had verkregen, kon men op aangekondigde tijden de winkel bezoeken om deze producten te kopen. Deze tijden werden via de krant bekend gemaakt. Omdat iedereen op het zelfde moment zijn bonnen moest inleveren, stonden voor de winkels lange rijen. Men had geld en distributiebonnen nodig. Had men wel geld maar geen bonnen, dan kon je niets kopen. Zonder bonnen bestaat immers het distributiesysteem niet.

Op 11 oktober 1939 werd in Nederland suiker als eerste product alleen verkrijgbaar met bonnen. Vanaf januari 1940 gold dit ook voor erwten. Tot in de jaren ’50 bleven veel goederen slechts “op de bon” verkrijgbaar, koffie was in 1952 het laatste product dat ten slotte weer vrij verkrijgbaar werd.

De volgende distributiebescheiden zijn tijdens de bezetting in Nederland van kracht geweest.

• Eerste Distributiestamkaart
• Tweede Distributiestamkaart
• Tabakskaart
• Textielkaart
• Servicegoed kaart
• Nieuwe bonkaart
• Lopende bonkaart
• Inlegvel

De Eerste Distributiestamkaart werd vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Nederland ingevoerd. De kaart uitwisselen met anderen (familieleden en anderen) was verboden. De Tweede Distributiestamkaart werd door de Duitse bezetter ingevoerd om de duizenden onderduikers van voedsel af te snijden. (Deze mensen zaten veelal ondergedoken, omdat zij niet voor de Duitse bezetter wilden werken in Duitsland). Wie immers geen stamkaart had, kon geen bonnen krijgen en dus ook geen voedsel en andere goederen kopen. Om aan de Tweede Distributiestamkaart te komen, moest men zich eerst bij de overheid melden met het Persoonsbewijs. Was dit in orde (er waren wel vervalsingen in omloop), dan kreeg het Persoonsbewijs en de Stamkaart een controlezegel opgeplakt. Zat men ondergedoken (deze mensen hadden veelal een vervalst Persoonsbewijs), dan kon men zich niet legaal melden en dus verkeeg men geen stamkaart en dus ook geen distributiebonnen. Deze maatregel werd door het Ambtenarenverzet zorgvuldig gesaboteerd. Tot irritatie van de Duitse Overheid bleken er uiteindelijk meer stamkaarten verstrekt dan de bevolking volgens haar groot was, zonder dat duidelijk was waar gefraudeerd was. Verzetsgroeperingen gingen dan ook tijdens de oorlog over tot het overvallen van de kantoren waar de bonnen werden bewaard, de distributiekantoren. De aldus verkregen bonnen werden verdeeld onder personen die onderduikers hadden, zodat men extra voedsel voor de onderduikers kon kopen.

Door een tekort aan allerlei grondstoffen werd vaak overgegaan tot surrogaatmiddelen. Op de Tabakskaart was tabak te verkrijgen. Dit was tegen het einde van de oorlog al lang geen gewone tabak meer zoals men die voor de oorlog kende. Tabak, van inferieure kwaliteit, werd ook wel in de eigen tuin gekweekt. Veel rokers dekten hun nicotinebehoefte met “bukshag”.

Zeep bestond uit klei en zand, vandaar de naam “kleizeep”. Muntgeld was van zink gemaakt, schoenen van karton en papier. Ook andere zaken waren van surrogaat gemaakt. Brood (Regeringsbrood) bestond grotendeels uit aardappel- en peulvruchtenmeel, was donker van kleur en smaakte klef en vies. Op de Textielkaart was textiel te verkrijgen en met de Servicegoed-kaart was servicegoed te kopen. De z.g. Bonkaarten konden Vleeskaarten, Broodkaarten, Boterkaarten, Versnaperingskaarten en Bloemkaarten zijn. Ook was er een bonkaart Algemeen. Ook brandstoffen waren “op de bon”. Bij de inlevering van brandstofbonnen werd door de leverancier voor die bonnen een bewijs van ontvangst verstrekt. Als er, bijvoorbeeld bij het transport van die brandstoffen (meestal steenkool), een controle plaatsvond moest een dergelijk ontvangstbewijs getoond worden, anders werden de brandstoffen in beslag genomen.

Naast de gewone Distributiestamkaarten, bestonden ook z.g. Noodstamkaarten. Het inlegvel was een kaart waarop stond wanneer je de volgende bonnenvellen kon afhalen. Hiervoor moest je een zegel afscheuren en die inleveren. Vervolgens werd dan op de Stamkaart en het Inlegvel aangetekend welke bonnen waren afgehaald. De inlegvellen bestonden uit K-inlegvellen en L-Inlegvellen. Dit onderscheid werd gemaakt naar leeftijd en welstand van de betrokkenen. Kinderen bijvoorbeeld hadden nu eenmaal andere bonnen (en dus ook andere inlegvellen) nodig dan volwassenen.

Gedurende de Hongerwinter (september 1944 tot/met mei 1945) waren er nog genoeg bonnen in omloop, maar er was door de Duitse blokkade geen voedsel meer in West-Nederland. Daarom trokken tienduizenden mensen vanuit de steden naar het oosten van Nederland, in de hoop nog iets te kunnen kopen. Gedurende deze tochten werden honderden kilometers te voet of per fiets afgelegd. In de Hongerwinter stierven meer dan 20.000 Nederlanders de hongerdood.

Winkeliers moesten de verkregen bonnen op hun beurt weer inleveren om hun voorraad aan te vullen. Winkeliers die een valse bon inleverden, riskeerden hun vergunning kwijt te raken.

Buying food at the Eaton's department store using ration coupons. Toronto, Canada.
Buying food at the Eaton’s department store using ration coupons. Toronto, Canada.