Prins Bernard (1911 – 2004) (Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karel Godfried Pieter)
Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karel Godfried Pieter (Jena 29 juni 1911 – Utrecht, 1 december 2004), prins der Nederlanden, prins van Lippe-Biesterfeld, zoon van Bernhard, Prins zur Lippe, en Armgard, barones van Cramm-Grieben, werd op het landgoed van zijn ouders, Woynowo (later Reckenwalde), opgevoed en bezocht het gymnasium in Züllichau en Berlijn. Van 1929 tot 1935 studeerde hij rechten te Lausanne, München en Berlijn. In 1935 trad hij in dienst bij de I.G. Farben (kantoor Parijs).
In sept. 1936 werd de verloving van prins Bernhard met prinses Juliana der Nederlanden bekend. Op 7 jan. 1937 werd het burgerlijk huwelijk te ‘s-Gravenhage voltrokken, gevolgd door de kerkelijke inzegening in de Grote Kerk. Uit dit huwelijk werden vier dochters geboren: Beatrix, Irene, Margriet en Christina.
De staatsrechtelijke positie van Prins Bernhard werd bepaald door bekrachtiging van het huwelijk door de Staten-Generaal en door naturalisatie.
Bij K.B. van 3 dec. 1936 werd hij benoemd tot kapitein (ritmeester) à la suite bij de Koninklijke Landmacht en tot luitenant ter zee 1ste klasse a la suite bij de Koninklijke Marine en nam zijn militaire loopbaan een aanvang. Bij K.B. van 6 jan. 1937 volgde de verlening van de titel van Prins der Nederlanden. Ook werd de prins benoemd tot adjudant in buitengewone dienst van koningin Wilhelmina.
Na de Duitse inval op 10 mei 1940 stak het prinselijk gezin naar Engeland over. Daar hield Bernhard zich vooral bezig met de reconstructie van de Nederlandse krijgsmacht. Met ingang van 3 sept. 1944 werd de prins benoemd tot bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten en als zodanig van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.
Na de bevrijding werd hij op 13 sept. 1945 eervol ontheven uit zijn functie als bevelhebber van de Nederlandse Strijdkrachten en op dezelfde dag benoemd tot inspecteur-generaal der Koninklijke Landmacht, op 31 dec. 1946 gevolgd door zijn benoeming tot inspecteur-generaal van de Koninklijke Marine en op 21 maart 1953 tot inspecteur-generaal van de Koninklijke Luchtmacht. Deze functies werden opgeheven bij reorganisatie van de krijgsmacht en vervangen door de functie van inspecteur-generaal van de krijgsmacht (1 jan. 1970).
Prins Bernard vervulde na 1945 ook tal van functies in het culturele, sociale en economische leven. Te noemen zijn: regent van de Stichting Prins Bernhard Fonds en van de Stichting Praemium Erasmianum, president van de Fondation européenne de la Culture, van het World Wild Life Fund (ook van de Nederlandse afdeling; zie Wereld Natuur Fonds) en van de Bilderbergconferenties. Zijn verdiensten voor de bevordering van de eenwording van Europa en vooral op het terrein van de Europese culturele samenwerking werden geëerd met de Europaprijs 1960 van de Raad van Europa.
De prins ontving eredoctoraten van de Rijksuniversiteit te Utrecht, de Technische Hogeschool te Delft, de Vrije Universiteit te Amsterdam en de universiteiten van Montreal, Brits Columbia en Michigan. Hij hield ook commissariaten bij Nederlandse bedrijven (KLM, Hoogovens, Fokker).
Helaas werd begin 1976 de naam van Prins Bernard genoemd in verband met een uitgebreid corruptieschandaal, de Lockheedaffaire. Op grond van de voor de prins belastende bevindingen van een door de regering ingestelde zgn. Commissie van Drie, waaruit door de regering de conclusie werd getrokken dat de prins door zijn handelwijze het belang van de staat had geschaad, werd hij bij K.B. van 9 sept. 1976 eervol ontheven van zijn voornaamste militaire functies.
De prins zelf trok zich bovendien naar aanleiding van deze affaire uit een groot aantal andere functies terug. Sinds de troonsafstand van Juliana trad Prins Bernard nog meer naar de achtergrond. Hij beperkt zich ertoe goodwill-ambassadeur te zijn voor de natuur en bedreigde diersoorten. In mei 1991 mocht de prins zich voor het eerst weer in uniform vertonen.