De Pijlkruiserspartij (Hongaars: Nyilaskeresztes Párt – Hungarista Mozgalom), een ultranationalistische partij in Hongarije, werd opgericht door Ferenc Szálasi in 1935. De partij stond bekend om haar antisemitisme en extreemrechtse ideologie, die sterk leunde op nationaalsocialistische en fascistische principes. In de korte periode dat ze aan de macht waren, van 15 oktober 1944 tot 28 maart 1945, werden tienduizenden Hongaarse burgers vermoord, waaronder veel Joden en Roma. Daarnaast werden meer dan 80.000 mensen gedeporteerd naar concentratiekampen, voornamelijk in Oostenrijk.
Inhouds opgave
Oprichting en vroege jaren
De Pijlkruiserspartij had haar wortels in de politieke filosofie van pro-Duitse extremisten, waaronder Gyula Gömbös, die de term “nationaal-socialisme” in de jaren 1920 introduceerde. Ferenc Szálasi richtte in 1935 de Partij van de Nationale Wil op, de voorloper van de Pijlkruisers. Hoewel de partij in 1937 werd verboden, hergroepeerde Szálasi zijn beweging in 1939 onder de naam Pijlkruiserspartij. Deze partij was in verschillende opzichten gemodelleerd naar de NSDAP in Duitsland, hoewel Szálasi regelmatig kritiek uitte op het Duitse nazi-regime.
Embleem en symboliek
De partij gebruikte de Nyilaskereszt (pijlkruis) als embleem, wat symbolisch verwees naar de oude Magyarstammen die het huidige Hongarije in de 9e eeuw veroverden. Net zoals de swastika een belangrijke rol speelde in de nazi-ideologie, diende het pijlkruis als een verwijzing naar de vermeende raciale zuiverheid van de Hongaren. Dit embleem had ook politieke implicaties, zoals het streven naar herstel van de oude grenzen van het Koninkrijk Hongarije, die verloren waren gegaan door het Verdrag van Trianon.
Ideologie van de Pijlkruisers
De ideologie van de Pijlkruisers was een mix van fascistische en nationaalsocialistische ideeën, gecombineerd met elementen van het Hongaarse Turanisme, een etnische en culturele beweging die de superioriteit van de Hongaren benadrukte. Szálasi introduceerde een unieke variant van antisemitisme, die hij “a-semitisme” noemde. In zijn visie was de aanwezigheid van Joden onverenigbaar met de Europese samenleving. Hij breidde deze visie zelfs uit naar andere Semitische groepen, waaronder Arabieren. Hoewel de partij een racistisch en antisemitisch karakter had, week het in bepaalde opzichten af van de Duitse nazi-ideologie. Zo was de Pijlkruiserspartij meer gericht op sociale hervormingen, zoals arbeidersrechten en landhervormingen.
De opkomst en groei van de Pijlkruiserspartij
In de jaren 1930 begon de Pijlkruiserspartij invloed te winnen, vooral in de arbeiderswijken van Boedapest. De partij richtte zich op de armste lagen van de bevolking, waaronder langdurig werklozen, misdadigers en mensen met weinig scholing. Door het verspreiden van populistische en antisemitische boodschappen slaagde de partij erin om deze groepen aan zich te binden. In de nationale verkiezingen van 1939 won de Pijlkruiserspartij 15% van de stemmen, wat hen 29 zetels in het Hongaarse parlement opleverde. Ondanks deze electorale winst bleef de partij politiek marginaal door de strikte controle van het conservatieve Horthy-regime, dat de beweging verbood toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak.
Collaboratie met nazi-Duitsland
De relatie tussen de Pijlkruiserspartij en het nazi-regime van Adolf Hitler was complex. Aanvankelijk was Hitler terughoudend om de beweging te steunen, omdat Szálasi zich kritisch had uitgelaten over de Duitse geopolitieke ambities en de rol van Hongarije hierin. Szálasi’s ideologie van “Hungarisme” was een unieke mix van Hongaars nationalisme en fascisme, wat soms botste met de Duitse belangen in de regio. Desondanks veranderde de situatie drastisch in 1944, toen nazi-Duitsland de Hongaars regent, admiraal Miklós Horthy, als een obstakel begon te zien.
In maart 1944 viel Duitsland Hongarije binnen tijdens Operatie Margarethe, waarbij Horthy gedwongen werd zijn pro-Duitse premier Miklós Kállay te vervangen door de pro-nazi Döme Sztójay. Dit leidde tot een legalisering van de Pijlkruiserspartij, waardoor ze een cruciale rol kregen in het antisemitische beleid dat Duitsland uitvoerde in Hongarije. Met de hulp van de Hongaarse binnenlandse veiligheidsdiensten, werden in het voorjaar en de zomer van 1944 meer dan 400.000 Joden uit de Hongaarse provincies naar vernietigingskampen gedeporteerd.
Brutale terreur onder de Pijlkruisers
Toen Ferenc Szálasi op 15 oktober 1944 aan de macht kwam, na een nazi-gedwongen machtswisseling, werden de vervolgingen en het geweld tegen Joodse burgers in Hongarije verder geïntensiveerd. De partij organiseerde massale executies langs de oevers van de Donau in Boedapest, waarbij duizenden Joden werden gedood. Een favoriet methodologisch martelmiddel was het samenbinden van drie personen met touw, waarbij één werd doodgeschoten, zodat het gewicht van het lichaam de anderen de rivier in trok en verdronk.
In deze chaotische maanden werd Boedapest geteisterd door gewelddadige milities van de Pijlkruisers, die zich voornamelijk richtten op Joden, intellectuelen en politieke tegenstanders. De wreedheden werden zodanig extreem dat zelfs sommige Duitse militairen, onder leiding van generaal Karl Pfeffer-Wildenbruch, weigerden deel te nemen aan deze gruwelijke acties.
De val van de Pijlkruisers en het einde van de oorlog
Naarmate de Sovjet- en geallieerde troepen dichterbij kwamen, begon de greep van de Pijlkruisers op Hongarije te verslappen. Tegen het einde van 1944 stond het Rode Leger aan de poorten van Boedapest. De Pijlkruisers reageerden met een laatste golf van terreur, waarbij ze zich steeds meer richtten op de overgebleven Joodse gemeenschap van de stad. Hun methoden werden wreder en ongeremder naarmate hun greep op de macht afnam. Dit resulteerde in massale moorden, vaak uitgevoerd in het zicht van buitenlandse diplomaten, wat zorgde voor internationale verontwaardiging.
Een opmerkelijke episode uit deze periode is de inspanning van diplomaten zoals de Zweedse Raoul Wallenberg, de Zwitserse Carl Lutz, en de Spaanse Ángel Sanz Briz, die duizenden Hongaarse Joden wisten te redden door hen onder diplomatieke bescherming te plaatsen. De brutaliteit van de Pijlkruisers bracht zelfs sommige Duitse officieren ertoe om enige afstand te nemen van hun Hongaarse bondgenoten. Desondanks bleven de executies doorgaan, en velen werden in de laatste maanden van de oorlog nog steeds naar de vernietigingskampen gestuurd of in Boedapest zelf vermoord.
Het einde van de Pijlkruisersregering
In december 1944 begonnen de Sovjettroepen aan het beleg van Boedapest. De stad, die al zwaar was beschadigd door luchtaanvallen en grondgevechten, werd het toneel van enkele van de laatste en meest gewelddadige confrontaties van de Tweede Wereldoorlog in Europa. De Pijlkruisers, nu wanhopig, probeerden hun controle te behouden, maar hun regime viel uit elkaar toen de Sovjets de stad binnenvielen. De Hongaarse hoofdstad viel op 13 februari 1945 definitief in handen van de Sovjetlegers.
Ferenc Szálasi, die eerder was gevlucht naar het westen, werd uiteindelijk gevangengenomen door de geallieerden. Zijn bewind had geleid tot de moord op tienduizenden Hongaarse Joden en Roma, en zijn partij liet een nalatenschap van angst en vernietiging achter. De laatste resten van de Pijlkruisersbeweging werden in het voorjaar van 1945 opgerold, toen de Duitse troepen, samen met de Hongaarse fascisten, hun verzet in West-Hongarije staakten.
De nasleep en het lot van de Pijlkruisers
Na de val van Boedapest en de ineenstorting van de Pijlkruiserspartij in het voorjaar van 1945, begon de vervolging van haar leiders. Ferenc Szálasi en andere prominente figuren van de partij werden opgepakt door de geallieerden en overgedragen aan de Hongaarse autoriteiten. In een reeks processen, waaronder die van Szálasi zelf, werden vele Pijlkruisersleiders schuldig bevonden aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Szálasi werd in maart 1946 geëxecuteerd, samen met andere leiders van de Pijlkruisers.
De wreedheden die door de Pijlkruisers werden gepleegd, lieten diepe sporen achter in de Hongaarse samenleving. Tienduizenden Hongaarse Joden en andere minderheden waren vermoord, en het land zelf lag in puin na jaren van oorlog en onderdrukking. De herinnering aan de Pijlkruisers en hun terreur werd verankerd in de nationale geschiedenis van Hongarije en in de bredere geschiedenis van de Holocaust.
Herinnering en hedendaagse reflecties
In de jaren na de oorlog zijn er verschillende monumenten opgericht ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Pijlkruisers. Een van de meest bekende is het monument Schoenen aan de Donau, opgericht in 2005 in Boedapest. Dit gedenkteken bestaat uit bronzen schoenen aan de waterkant, ter nagedachtenis aan de Joden die door de Pijlkruisers werden geëxecuteerd langs de Donau en wiens lichamen in de rivier werden geworpen.
Hoewel de ideologie van de Pijlkruisers grotendeels is verdwenen, zijn er sporadisch pogingen gedaan om hun gedachtegoed te doen herleven. Een voorbeeld hiervan is de Hongaarse Welvaart Vereniging, die in de jaren 1990 probeerde om het “Hungarisme” van Szálasi nieuw leven in te blazen. Hoewel deze pogingen op weinig steun konden rekenen en de vereniging uiteindelijk werd ontbonden, blijft er een kleine, maar marginale groep in Hongarije bestaan die zich identificeert met extreemrechtse en neofascistische ideeën.
Conclusie
De Pijlkruiserspartij was een van de meest extreme fascistische bewegingen in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog. Onder leiding van Ferenc Szálasi speelden de Pijlkruisers een sleutelrol in de laatste fase van de Holocaust in Hongarije. Ondanks hun korte machtsperiode, veroorzaakten zij een enorme menselijke tragedie, met tienduizenden vermoorde burgers en een land dat zwaar beschadigd was door hun wreedheid en destructie. De erfenis van hun terreur blijft een sombere herinnering aan de gevolgen van extremisme en haat.
Bronnen en meer informatie
- Deák, István. The Politics of Retribution in Europe: World War II and Its Aftermath. Princeton University Press, 2000.
- Braham, Randolph L. The Politics of Genocide: The Holocaust in Hungary. Wayne State University Press, 1981.
- Ungváry, Krisztián. The Siege of Budapest: One Hundred Days in World War II. Yale University Press, 2006.
- Vági, Zoltán, László Csősz, and Gábor Kádár. The Holocaust in Hungary: Evolution of a Genocide. Rowman & Littlefield, 2013.