Projector Infantry Anti Tank (PIAT) Mk I: Ontwikkeling en gebruik

Britse soldaten demonstreren de PIAT (Projectile Infantry Anti-Tank) op een schietbaan in Tunesië, 19 februari 1943.
Een PIAT (Projectile Infantry Anti-Tank) in actie op een schietbaan in Tunesië, 19 februari 1943, tijdens een demonstratie.

De Projector, Infantry, Anti-Tank (PIAT) Mk I was een draagbaar antitankwapen, ontwikkeld door Groot-Brittannië tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het wapen werd ontworpen in 1942 om te voldoen aan de dringende behoefte van het Britse leger aan een effectiever infanterie-antitankwapen en kwam in 1943 in dienst. Het was gebaseerd op een spigot-mortiersysteem en had enkele unieke voordelen ten opzichte van andere antitankwapens uit die tijd, maar kende ook beperkingen, waaronder een aanzienlijke terugstoot.

Ontwikkeling van de PIAT

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog beschikte het Britse leger over twee primaire antitankwapens voor infanterie: het Boys-antitankgeweer en de No. 68 antitankgranaat. Deze wapens bleken echter niet effectief tegen de nieuwere, zwaarder gepantserde tanks die door de Asmogendheden werden ingezet.

De Boys was zwaar en verouderd; tegen 1940 was het alleen effectief op korte afstand en dan voornamelijk tegen lichte tanks en gepantserde voertuigen. Tijdens de Noord-Afrikaanse campagne (1941) bleek het bijna nutteloos tegen de Duitse pantservoertuigen. Dit gebrek aan effectief infanterie-antitankmaterieel leidde tot de ontwikkeling van de PIAT.

De basis van het ontwerp

De technologie achter de PIAT was gebaseerd op de ontdekking van de ‘Monroe-effect’, een fenomeen waarbij een holle lading in een explosief leidt tot een geconcentreerde ontploffing die pantser kan penetreren. Duitse en Zwitserse wetenschappers, waaronder Egon Neumann en Henry Mohaupt, ontwikkelden deze technologie verder tot vormladingen, die een enorme druk uitoefenden op een klein oppervlak en zo pantserdoordringende munitie mogelijk maakten.

Tegelijkertijd werkte luitenant-kolonel Stewart Blacker aan een nieuw type lichtgewicht mortier op basis van het spigot-mortierprincipe, waarbij een metalen staaf (spigot) de granaat lanceerde. Blackers ontwerp, hoewel niet effectief als antitankwapen, vormde de basis voor het uiteindelijke PIAT-ontwerp.

In 1941 combineerde Major Millis Jefferis, werkzaam bij een geheime Britse ontwikkelingsafdeling, het spigotmechanisme met een vormlading, wat uiteindelijk leidde tot de creatie van de PIAT.

Ontwerp en werking

De PIAT had een lengte van 99 cm en woog 15 kg. Het werd meestal bediend door een team van twee personen, hoewel het door één persoon kon worden gebruikt. Het wapen lanceerde een 2,5 pond (1,1 kg) zware granaat met een vormlading, die door een klein explosief in de staart van de granaat werd afgevuurd. Dit gaf het een effectief bereik van ongeveer 105 meter in een directe antitankrol en tot 320 meter in een indirecte vuurrol.

Het spigotmechanisme van de PIAT was ongebruikelijk omdat het zowel diende voor het afvuren van de granaat als voor het automatisch herladen van het wapen. Wanneer de trekker werd overgehaald, schoot een metalen staaf naar voren om de granaat af te vuren. Door de kracht van de ontploffing werd de staaf automatisch teruggeduwd in de veer, waardoor het wapen zichzelf opnieuw spande.

Voordelen en nadelen

De PIAT had enkele belangrijke voordelen ten opzichte van andere antitankwapens van die tijd:

  • Verhoogde penetratiekracht: De vormlading zorgde voor een aanzienlijke penetratie van pantser, waardoor het effectiever was dan de eerdere antitankgeweren.
  • Geen terugwaartse explosie: In tegenstelling tot de Amerikaanse bazooka had de PIAT geen terugwaartse explosie. Dit betekende dat het wapen in nauwe ruimtes gebruikt kon worden zonder gevaar voor de gebruiker of omstanders.
  • Eenvoudig ontwerp: Door het spigot-systeem was de PIAT robuust en eenvoudig in constructie, zonder bewegende delen zoals een loop, wat het minder vatbaar maakte voor schade.

Daarentegen kende de PIAT ook enkele belangrijke nadelen:

  • Sterke terugstoot: Het wapen had een aanzienlijke terugstoot, wat het moeilijk maakte om herhaaldelijk af te vuren zonder ongemak of verwondingen. Hoewel de terugstoot werd verminderd door het veermechanisme dat de spigot terugtrok, bleef het een probleem voor de schutter.
  • Zwaar en onhandig: Met een gewicht van 15 kg en een omvangrijk ontwerp was de PIAT niet gemakkelijk mee te dragen door infanterie. Dit maakte het minder populair bij troepen die snel moesten bewegen.
  • Moeilijk te spannen: Het handmatig spannen van de veer vereiste aanzienlijke fysieke kracht. Soldaten moesten op het wapen staan en het opwaarts trekken, wat vooral voor kleinere soldaten problematisch was. Hoewel het wapen zichzelf kon spannen na het afvuren, was het eerste spannen een uitdaging.

Operationele inzet

De PIAT werd voor het eerst ingezet tijdens de Tunesische campagne in 1943 en bleef in gebruik bij Britse en andere geallieerde troepen tot het begin van de jaren 1950. Het wapen werd ook geleverd aan of in handen gegeven van andere landen en verzetsgroepen, waaronder de Sovjet-Unie, de Franse weerstand, de Poolse Ondergrondse en de Israëlische Haganah.

Inzet in verschillende campagnes

Het wapen speelde een belangrijke rol in verschillende veldslagen en campagnes, waaronder de invasie van Sicilië, de Slag om Normandië en de Slag om Arnhem. In de Slag om Arnhem gebruikte Major Robert Henry Cain de PIAT om een Duits gemechaniseerd kanon uit te schakelen en drie Duitse Panzer IV-tanks te dwingen zich terug te trekken, waarvoor hij het Victoria Cross ontving.

Ook tijdens de Slag om Monte Cassino en de opmars naar de Rijn bewees de PIAT zijn waarde in zowel antitank- als infanteriegevechten. De PIAT werd vaak ingezet om vijandelijke posities in gebouwen en bunkers uit te schakelen, waarbij de explosieve kracht van de vormlading effectief bleek tegen versterkte posities.

Gebruik door verzetsgroepen

De PIAT werd ook veelvuldig gebruikt door verzetsgroepen in bezet Europa. Tijdens de Opstand van Warschau werd het ingezet tegen Duitse tanks en versterkte posities. In Frankrijk gebruikte de Maquis (Franse verzetsstrijders) het wapen als een ad-hoc mortier vanwege het ontbreken van zwaardere artillerie.

Technische beperkingen en verbeteringen

Hoewel de PIAT effectief was, had het in de beginjaren enkele technische problemen, vooral met betrekking tot de betrouwbaarheid van de munitie. Tijdens de invasie van Sicilië bleek bijvoorbeeld dat slechts 60% van de afgevuurde granaten het doelwit trof en dat slechts 75% daarvan explodeerde zoals bedoeld. Deze problemen werden deels opgelost door verbeteringen aan de munitie, zoals nieuwe ontstekingsmechanismen en een betere behuizing.

Daarnaast bleek de PIAT minder effectief te worden tegen Duitse tanks die vanaf 1944 waren uitgerust met gepantserde rokken (schürzen), die de vormlading voortijdig tot ontploffing brachten.

Opleiding en gebruik in het veld

Soldaten die met de PIAT werden uitgerust, kregen specifieke training in het gebruik van het wapen, waarbij nadruk werd gelegd op het element van verrassing en dekking. Geadviseerd werd om tanks vanuit de flank of de achterkant aan te vallen, waar het pantser vaak dunner was.

De PIAT kon ook worden gebruikt als een mortier door het wapen op de grond te plaatsen en schuin omhoog te richten. Hoewel het wapen zwaar en omslachtig was, beschouwden veel soldaten het als een waardevol hulpmiddel, vooral in situaties waarin geen ander antitankmaterieel beschikbaar was.

Erfenis van de PIAT

Na de Tweede Wereldoorlog bleef de PIAT nog enkele jaren in dienst, vooral bij Britse troepen in het Midden-Oosten en bij andere Gemenebest-troepen. Het werd uiteindelijk vervangen door modernere antitankwapens, zoals de Amerikaanse bazooka en de Britse ENERGA-antitanklanceerder.

Hoewel het een moeilijk wapen was om te gebruiken, vooral vanwege het gewicht en de terugslag, werd de PIAT door veel soldaten gewaardeerd vanwege zijn eenvoud, betrouwbaarheid (na vroege aanpassingen) en het ontbreken van een terugstoot. Het feit dat zes Victoria Crosses werden toegekend aan soldaten die het wapen gebruikten, getuigt van zijn belangrijke rol in de oorlog.

Conclusie

De Projector, Infantry, Anti-Tank (PIAT) Mk I was een innovatief antitankwapen dat essentieel was voor de Britse en Gemenebest-troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het bood een robuuste en krachtige oplossing voor de strijd tegen gepantserde vijandelijke voertuigen, ondanks de uitdagingen van terugstoot, gewicht en moeilijk te spannen mechanisme. De PIAT blijft een belangrijk wapen in de geschiedenis van antitanktechnologie.

Bronnen

  1. Bishop, Chris (1998). The Encyclopedia of Weapons of World War II. New York: Sterling Publishing.
  2. Bull, Stephen (2004). British Infantryman in World War II. Oxford: Osprey Publishing.
  3. Weeks, John (1975). Men Against Tanks: A History of Anti-Tank Warfare. New York: Mason/Charter.
  4. Afbeelding:Loughlin (Sgt), No 2 Army Film & Photographic Unit, Public domain, via Wikimedia Commons
  5. Bronnen Mei1940