Panzerjäger I: Eerste Duitse tankjager uit WOII

De Panzerjäger I was een Duits antitankvoertuig in de Tweede Wereldoorlog, gebaseerd op het verouderde Panzer I chassis.
De Panzerjäger I was een Duits antitankvoertuig in de Tweede Wereldoorlog, gebaseerd op het verouderde Panzer I chassis.

De Panzerjäger I, een gemotoriseerd antitankkanon, was het eerste voertuig in zijn soort dat werd ingezet door de Duitse Wehrmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit voertuig markeerde een belangrijke stap in de evolutie van Duitse pantserwapens, specifiek ontworpen om de toenemende dreiging van zware geallieerde tanks, zoals de Franse Char B1 bis, het hoofd te bieden.

Aan het begin van de oorlog was de Duitse Panzerkampfwagen I, oorspronkelijk ontworpen als een lichte trainings- en verkenningstank, al verouderd. De opkomst van beter gepantserde vijandelijke tanks dwong de Wehrmacht om nieuwe middelen te ontwikkelen om deze te bestrijden. De Panzerjäger I werd geboren uit deze noodzaak, waarbij een Tsjechoslowaaks 4,7 cm KPÚV vz. 38 antitankkanon (in Duitse dienst bekend als de 4,7 cm PaK (t)) op het chassis van de Panzerkampfwagen I Ausf. B werd geplaatst. Dit initiatief had als doel het levensduur van het Panzer I-chassis te verlengen en tegelijkertijd de slagkracht van het Duitse leger te vergroten.

Ontwerp en productie

Het ontwerp van de Panzerjäger I was zowel eenvoudig als doeltreffend. De oorspronkelijke toren van de Panzer I werd verwijderd en vervangen door een vast kanonschild om zowel de bemanning als het kanon te beschermen. Het antitankkanon werd gemonteerd op een voetstuk in het gevechtscompartiment, nadat de wielen, assen en trails waren verwijderd, hoewel het oorspronkelijke kanonschild behouden bleef.

De bewapening bestond uit de 4,7 cm PaK(t), die in staat was om vijandelijke pantservoertuigen met een pantserschild van maximaal 40 mm op een afstand van 1000 meter te doorboren. De keuze voor dit Tsjechoslowaakse kanon werd gedreven door de beschikbaarheid van deze wapens in grote hoeveelheden, na de annexatie van Tsjechoslowakije door Duitsland, terwijl de Duitse 5 cm PaK 38 nog niet klaar was voor gebruik.

Productieaantallen en varianten

In de periode tussen 1940 en begin 1941 werden in totaal 202 Panzer I-chassis omgebouwd tot Panzerjäger I-voertuigen. De productie werd uitgevoerd door Alkett in Berlijn, waar de eerste serie van 132 voertuigen werd vervaardigd, gevolgd door een tweede serie van 70 voertuigen, waarvan 10 bij Alkett en 60 bij Klöckner-Humboldt-Deutz werden gebouwd.

De eerste serie onderscheidde zich door een vijfzijdig beschermend schild, terwijl de tweede serie werd uitgerust met een zevenzijdig schild. Opmerkelijk is dat deze schilden geen pantserbescherming boden aan de achterkant en bovenkant van het voertuig, wat het voertuig kwetsbaar maakte voor aanvallen van bovenaf.

Kenmerken en bewapening

Het Panzerjäger I-voertuig had een hoogte van 2,25 meter, woog 6,4 ton en werd bemand door een drie man sterke bemanning. Het gebruikte kanon had een elevatiehoek van −8° tot +12° en een schietbereik tot 6000 meter, hoewel het effectieve bereik aanzienlijk korter was. Het voertuig vervoerde 86 granaten, waarvan het merendeel antitankgranaten waren.

Het pantser van de Panzerjäger I varieerde van 6 mm aan de boven- en onderkant tot 14,5 mm aan de voorkant en zijkanten van het kanonschild, met een lichte helling om de effectiviteit van inkomende projectielen te verminderen. Dit relatief dunne pantser maakte het voertuig kwetsbaar voor vijandelijke tegenaanvallen, met name vanuit de lucht en vanop korte afstand.

Operationele inzet van de Panzerjäger I

Organisatie en toewijzing

De Panzerjäger I werd georganiseerd in zelfstandige antitankbataljons, die elk uit drie compagnieën bestonden met negen voertuigen per compagnie. Tijdens de vroege campagnes in de Tweede Wereldoorlog, zoals de Slag om Frankrijk, werden deze bataljons strategisch ingezet om de geallieerde tankdreiging te neutraliseren.

Voor de campagne in Frankrijk werden vier specifieke Panzerjäger-Abteilungen (521, 616, 643, en 670) uitgerust met in totaal 99 Panzerjäger I-voertuigen. Panzerjäger-Abteilung 521 was de eerste die deelnam aan de gevechten, terwijl de andere drie bataljons nog in training waren. Ze werden echter snel naar het front gestuurd zodra hun training was voltooid, enkele dagen na het begin van de campagne.

Inzet in Noord-Afrika

Een van de belangrijkste theaters waarin de Panzerjäger I werd ingezet, was de Noord-Afrikaanse campagne. Panzerjäger-Abteilung 605, uitgerust met 27 Panzerjäger I-voertuigen, arriveerde tussen 18 en 21 maart 1941 in Tripoli, Libië. Deze voertuigen speelden een cruciale rol in de woestijngevechten tegen de Britse pantservoertuigen.

Tijdens de Slag om Gazala, een van de belangrijkste confrontaties in Noord-Afrika, verloor de eenheid 13 voertuigen, voornamelijk als gevolg van mechanische storingen en de harde omgevingsomstandigheden in de woestijn. Ondanks de inspanningen om extra voertuigen naar het front te sturen, waren er bij het begin van de Tweede Slag om El Alamein in oktober 1942 nog maar 11 Panzerjäger I’s operationeel.

De Oostfrontcampagne

Naast de inzet in West-Europa en Noord-Afrika, werd de Panzerjäger I ook ingezet tijdens Operatie Barbarossa, de Duitse invasie van de Sovjet-Unie in juni 1941. Vijf Panzerjäger-Abteilungen (521, 529, 616, 643 en 670) waren uitgerust met in totaal 135 Panzerjäger I-voertuigen voor deze operatie. Deze eenheden werden strategisch toegewezen aan verschillende legerkorpsen en legers binnen Heeresgruppen Noord, Mitte en Süd.

De inzet aan het Oostfront bleek echter uitdagend. De hoge verliezen die deze eenheden leden, waren het resultaat van de hevige gevechten en de ontoereikendheid van de Panzerjäger I tegen de beter gepantserde Sovjettanks, zoals de T-34. Panzerjäger-Abteilung 529 meldde bijvoorbeeld op 23 november 1941 dat het nog slechts 16 voertuigen over had, waarvan er twee niet operationeel waren. Door de zware verliezen werd Panzerjäger-Abteilung 529 uiteindelijk ontbonden op 30 juni 1942.

Tactische evaluatie en gebreken

De tactische inzet van de Panzerjäger I onthulde zowel de sterke punten als de tekortkomingen van het voertuig. Hoewel het 4,7 cm PaK(t) kanon in staat was om vijandelijke pantservoertuigen te vernietigen, had het voertuig verschillende tactische nadelen. Het relatief hoge profiel van de Panzerjäger I maakte het een gemakkelijk doelwit voor vijandelijke artillerie en antitankkanonnen. Bovendien bood het beperkte pantser van het voertuig weinig bescherming tegen granaatscherven en kleinere antitankwapens.

In stedelijke gevechten werd de kwetsbaarheid van de Panzerjäger I nog meer zichtbaar. De bemanning, die buiten de bescherming van het kanonschild moest kijken om de situatie voor het voertuig in te schatten, liep het risico op dodelijke verwondingen door vijandelijk vuur. Deze beperkingen maakten de Panzerjäger I minder geschikt voor gevechten in dichtbebouwde gebieden en verminderden zijn effectiviteit op het slagveld.

Strijdprestaties en gebruikerservaringen

Gevechtsprestaties in West-Europa

Tijdens de Slag om Frankrijk in 1940 speelde de Panzerjäger I een cruciale rol in het ondersteunen van de Duitse opmars door vijandelijke pantserformaties uit te schakelen. De vier Panzerjäger-Abteilungen die aan deze campagne deelnamen, rapporteerden wisselende successen. De 4,7 cm PaK(t) was effectief tegen de meeste Franse en Britse tanks die tijdens de veldtocht werden ingezet, vooral op afstanden tot 500 meter. De inzet tegen zware tanks zoals de Char B1 bis toonde echter de beperkingen van het voertuig aan, vooral op grotere afstanden en in moeilijke terreinomstandigheden.

Ondanks de tactische beperkingen van de Panzerjäger I, zoals de beperkte bescherming van de bemanning en het dunne pantser, wisten de bemanningen hun voertuigen effectief te gebruiken in defensieve rollen, waarbij ze vijandelijke tanks uitschakelden vanuit goed verborgen posities. De snelheid en wendbaarheid van het voertuig werden vaak benut om snel posities te wisselen, waardoor vijandelijke tegenaanvallen werden vermeden.

Ervaringen in de Noord-Afrikaanse woestijn

De ervaring van de Panzerjäger I in de Noord-Afrikaanse woestijn was gemengd. Terwijl de eenheden die in Libië en Egypte opereerden aanvankelijk succesvol waren in het vernietigen van Britse tanks, werden de beperkingen van het voertuig snel duidelijk. De zanderige en rotsachtige terreinen van de woestijn stelden het chassis, de motor en de ophanging van de Panzerjäger I zwaar op de proef. De extra belasting van het antitankkanon en de munitie zorgde voor frequente mechanische problemen, die de inzetbaarheid van de voertuigen verminderden.

Tijdens de Slag om Gazala in 1942 bleek het moeilijk om de Panzerjäger I effectief in te zetten tegen goed gepantserde Britse Matilda II-tanks, die op grotere afstanden vaak bestand bleken tegen de 4,7 cm granaten. Dit leidde tot hoge verliezen en maakte duidelijk dat de Panzerjäger I niet langer opgewassen was tegen de nieuwste generatie geallieerde tanks.

Inzet aan het Oostfront

De ervaringen van de Panzerjäger I aan het Oostfront waren vergelijkbaar met die in Noord-Afrika, maar met extra uitdagingen door de strenge weersomstandigheden en de robuustheid van de Sovjettanks. Tijdens de vroege fasen van Operatie Barbarossa was het voertuig nog in staat om lichte en middelzware Sovjettanks uit te schakelen, maar de komst van de T-34 en KV-1 tanks maakte het voor de Panzerjäger I bijna onmogelijk om effectief te blijven.

Eenheidsrapporten geven aan dat de bemanningen van de Panzerjäger I vaak creatief moesten zijn om hun voertuigen effectief te gebruiken, waarbij ze hinderlaagtechnieken en samenwerking met andere antitankeenheden gebruikten om vijandelijke tanks te vernietigen. Ondanks deze inspanningen werden de verliezen onder de Panzerjäger I eenheden al snel onhoudbaar, wat leidde tot het uitfaseren van het voertuig uit de frontliniedienst in de loop van 1942.

Tactische aanpassingen en innovaties

Gedurende zijn operationele leven werd de Panzerjäger I aangepast om beter tegemoet te komen aan de veranderende behoeften van het slagveld. Bemanningen en commandanten ontwikkelden verschillende tactieken om de beperkingen van het voertuig te omzeilen. Een van deze tactieken was het gebruik van de Panzerjäger I in een ondersteunende rol, waarbij het voertuig werd ingezet achter sterkere Duitse tanks zoals de Panzer III en IV, om vijandelijke tanks die door het primaire pantser waren gebroken, uit te schakelen.

Daarnaast werd de Panzerjäger I vaak gebruikt in samenwerking met infanterie en artillerie om sterke vijandelijke posities aan te vallen of te verdedigen. Deze gecombineerde wapensystemen strategieën hielpen om de zwakheden van het voertuig te compenseren en verhoogden de overlevingskansen van de bemanning.

Conclusie

Beoordeling en impact

De Panzerjäger I speelde een belangrijke rol in de vroege fasen van de Tweede Wereldoorlog, vooral tijdens de veldtochten in West-Europa en Noord-Afrika. Het voertuig was een voorlopige oplossing om de tekortkomingen van de bestaande Duitse antitankcapaciteiten te overbruggen totdat geavanceerdere en effectievere tankjagers beschikbaar waren. Hoewel het ontwerp beperkingen kende, waaronder dun pantser en een relatief laag penetratievermogen, bood het de Wehrmacht waardevolle ervaring in het gebruik van gemotoriseerde antitankeenheden.

De operationele inzet van de Panzerjäger I toonde aan dat snelheid, wendbaarheid en effectieve inzet van antitankwapens van cruciaal belang waren voor succes op het slagveld. De ervaringen opgedaan met de Panzerjäger I beïnvloedden de ontwikkeling van latere, meer geavanceerde tankjagers zoals de Marder-serie en het beroemde Jagdpanzer-ontwerp.

De technische erfenis

Technisch gezien liet de Panzerjäger I een gemengde erfenis achter. Het gebruik van een verouderd chassis gecombineerd met een krachtig, maar beperkt antitankkanon, illustreerde de uitdagingen van het snel aanpassen van bestaande technologieën om tegemoet te komen aan de behoeften van een veranderend slagveld. Hoewel de Panzerjäger I zijn beperkingen had, diende het als een belangrijk overgangsvoertuig en leverde het cruciale lessen op voor de Duitse militaire ingenieurs en strategen.

Einde van operationele dienst

Tegen 1942 was het duidelijk dat de Panzerjäger I niet langer voldeed aan de eisen van het front. De komst van beter gepantserde en bewapende vijandelijke tanks maakte het voertuig grotendeels verouderd. Desondanks bleef de Panzerjäger I in sommige ondersteunende rollen dienstdoen tot het einde van de oorlog, vooral in secundaire theaters of in gebieden waar de dreiging van zware vijandelijke pantserdivisies minder groot was.

Bronnen en literatuur

  • Anderson, Thomas. Panzerjäger: German Anti-Tank Battalions of World War II. Osprey Publishing, 2014.
  • Spielberger, Walter J. Panzerjäger I & II: The Birth of German Anti-Tank Weapons. Schiffer Military History, 1993.
  • Jentz, Thomas L., and Doyle, Hilary Louis. Panzer Tracts No. 7-1 – Panzerjager (7.5cm Pak 40/4 to 8.8cm Waffentrager). Panzer Tracts, 2004.
  1. Afbeelding: Bundesarchiv, Bild 101I-782-0041-31 / Borchert, Erich (Eric) / CC-BY-SA 3.0CC BY-SA 3.0 DE, via Wikimedia Commons
  2. Bronnen Mei1940