Operatie Cerberus: Duitse doorbraak door het Kanaal (1942)

De ontsnapping van Scharnhorst, Gneisenau en Prinz Eugen door het Kanaal vanuit Brest op 12 en 13 februari 1942 tijdens Operatie Cerberus.
De Duitse slagschepen Scharnhorst, Gneisenau en Prinz Eugen doorbreken de Britse verdediging in het Kanaal tijdens Operatie Cerberus, februari 1942.

Operatie Cerberus, ook wel bekend als de “Channel Dash”, was een militaire operatie van de Duitse Kriegsmarine tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op 11 en 12 februari 1942 wisten de Duitse slagschepen KMS Scharnhorst, KMS Gneisenau en de zware kruiser KMS Prinz Eugen door het Engels Kanaal van Brest naar Duitse havens te ontsnappen, ondanks de inspanningen van de Britse Royal Navy en Royal Air Force (RAF) om hen te onderscheppen.

De operatie werd door Duitsland gezien als een tactisch succes, omdat de schepen hun bestemming bereikten. Strategisch gezien was de waarde echter beperkt, omdat de Duitse oppervlaktevloot na de operatie grotendeels teruggedrongen werd naar een defensieve rol in plaats van offensieve aanvallen op geallieerde konvooien. De Britse reactie op de doorbraak werd als een mislukking beschouwd en leidde tot een diepgaand onderzoek naar de tekortkomingen van de Britse marine- en luchtverdediging.

Achtergrond: Duitse oppervlakteoorlogsvoering en geallieerde tegenmaatregelen

De Atlantische Operaties en het gevaar vanuit Brest

In de vroege jaren van de Tweede Wereldoorlog probeerde de Duitse Kriegsmarine geallieerde konvooien in de Atlantische Oceaan te verstoren. De slagschepen Scharnhorst en Gneisenau vertrokken begin 1941 op een missie tegen Britse koopvaardijschepen in de Atlantische Oceaan. Tijdens deze missie, bekend als Operatie Berlin, vernietigden ze verschillende schepen en keerden ze op 22 maart 1941 terug naar de Franse havenstad Brest.

Brest was strategisch gelegen, maar bevond zich ook binnen het bereik van de Britse luchtmacht. De RAF Bomber Command begon vanaf 30 maart 1941 met luchtaanvallen op de haven om de Duitse schepen uit te schakelen of zware schade toe te brengen. Ondanks deze aanvallen bleven de schepen een bedreiging voor de geallieerde scheepvaart, wat leidde tot voortdurende gevechten tussen de Duitse marine en de Britse luchtmacht en marine.

In de zomer van 1941 verhevigde de luchtoorlog rond Brest. Gneisenau werd op 6 april getroffen en moest gerepareerd worden, terwijl Scharnhorst op 24 juli geraakt werd bij een aanval op La Pallice. Ook Prinz Eugen, die zich later bij de vloot voegde, werd getroffen op 1 juli. De voortdurende Britse aanvallen zorgden ervoor dat de Duitse schepen aanzienlijke schade opliepen en gedwongen waren tot langdurige reparaties.

Hitlers Besluit en de Strategie achter Operatie Cerberus

In de tweede helft van 1941 begon Adolf Hitler zich steeds meer zorgen te maken over de mogelijkheid van een Britse invasie van Noorwegen. De Kriegsmarine werd daarom bevolen een operatie te plannen om de slagschepen en kruiser terug te brengen naar Duitse havens, waar ze zouden kunnen bijdragen aan de verdediging van Noorwegen.

De snelste route naar Duitsland liep via het Engels Kanaal, maar dit was een risicovolle onderneming, gezien de sterke Britse aanwezigheid in het gebied. De gebruikelijke route om Groot-Brittannië heen via de Atlantische Oceaan en de Noordzee werd als te gevaarlijk beschouwd vanwege de dreiging van Britse en geallieerde onderzeeërs en patrouillevliegtuigen. Hitler gaf op 12 januari 1942 toestemming voor de operatie, die bekend zou worden als Unternehmen Zerberus (Operatie Cerberus).

De operatie werd gekenmerkt door snelheid, verrassing en luchtdekking van de Luftwaffe. De Duitse marine plande een nachtelijke uitbraak en een snelle doorvaart door het Kanaal onder zware luchtbescherming, met als doel de Britse verdedigingslinies te doorbreken voordat zij adequaat konden reageren.

De Duitse slagkruiser Scharnhorst trotseert zware weersomstandigheden tijdens een Atlantische operatie in 1940/41, voorafgaand aan Operatie Cerberus.
Scharnhorst navigeert door zware weersomstandigheden in de Atlantische Oceaan tijdens operaties in 1940/41, voordat ze naar Brest vertrok.

Britse Inlichtingen en Operation Fuller

Het Breken van de Duitse Codes

De Britse inlichtingendiensten beschikten sinds 1941 over de mogelijkheid om de gecodeerde berichten van de Duitse marine te ontcijferen met behulp van de Enigma-code. Dit stelde hen in staat om de Duitse bewegingen nauwlettend te volgen. Gecombineerd met luchtverkenning van de RAF en informatie van verzetsgroepen in Frankrijk, konden de Britten de Duitse activiteiten in Brest in de gaten houden en de schade van hun bombardementen beoordelen.

In de maanden voorafgaand aan de operatie verzamelden de Britse inlichtingendiensten aanwijzingen dat de Duitsers een grote operatie aan het plannen waren. Op 2 februari 1942 concludeerde de Britse Admiraliteit dat een uitbraak door het Kanaal de meest waarschijnlijke optie was. Als reactie hierop werd Operation Fuller opgesteld: een gezamenlijk plan van de Royal Navy en de RAF om een Duitse doorbraak te voorkomen.

De Beperkingen van de Britse Defensie

Ondanks de waarschuwingen hadden de Britten moeite om een effectieve verdediging op te zetten. De Royal Navy hield haar vloot in Scapa Flow in gereedheid voor een eventuele aanval door het slagschip Tirpitz, wat betekende dat er minder Britse schepen beschikbaar waren om een aanval in het Kanaal af te slaan. Bovendien waren veel Britse luchtmachteenheden elders ingezet, en beperkte het winterweer de mogelijkheden om voldoende vliegtuigen beschikbaar te stellen.

De Britten vertrouwden grotendeels op een combinatie van mijnenvelden, kustgeschut, motor-torpedoboten (MTB’s) en luchtaanvallen om een Duitse doorbraak te voorkomen. Echter, gebrekkige coördinatie tussen de verschillende onderdelen van de Britse strijdkrachten en onvoorziene technische problemen zouden later bijdragen aan het mislukken van de Britse verdediging tegen Operatie Cerberus.

De Duitse Uitbraak uit Brest en de Beginfase van Operatie Cerberus

Vertrek uit Brest en de Eerste Uren op Zee

Op 11 februari 1942, om 22:45 uur (Duitse tijd), vertrokken de slagschepen Scharnhorst, Gneisenau en de zware kruiser Prinz Eugen vanuit de haven van Brest. De schepen werden begeleid door zes torpedobootjagers en ondersteund door een vloot van kleinere vaartuigen, waaronder mijnenvegers en torpedoboten. De operatie was afhankelijk van verrassing en een gecoördineerde samenwerking met de Luftwaffe, die luchtdekking zou bieden via Unternehmen Donnerkeil (Operatie Thunderbolt).

De uitbraak was zorgvuldig gepland. De schepen voeren in volledige radiostilte en hielden een hoge snelheid aan om het gevaar van Britse onderzeeboten en luchtaanvallen te minimaliseren. Omdat de Britse luchtverkenning en radarpatrouilles door technische storingen en slechte weersomstandigheden beperkt waren, wisten de Duitse schepen de eerste twaalf uur ongemerkt door te varen.

Terwijl de Duitse vloot het Kanaal binnenvoer, hielden Britse verkenningsvliegtuigen en schepen de kustlijn in de gaten, maar door radarstoringen en de afwezigheid van nachtelijke verkenningsvluchten werd de beweging van de Duitse schepen niet opgemerkt. Hierdoor kon de Duitse vloot zonder tegenstand vorderen richting de Straat van Dover.

Het Britse Reactievermogen en de Radarwaarnemingen

Op de ochtend van 12 februari 1942, rond 08:00 uur, begonnen de eerste tekenen van onrust in de Britse commandostructuur te ontstaan. Radarstations langs de Britse kust, met name in Kent en Sussex, registreerden verdachte bewegingen van Duitse vliegtuigen, die als luchtdekking fungeerden. Deze luchtpatrouilles wekten argwaan, maar zonder visuele bevestiging van vijandelijke schepen ondernamen de Britten nog geen actie.

Tegen 10:00 uur werd de Duitse vloot eindelijk gesignaleerd door een verkenningsvlucht van de RAF. Twee Spitfires van 11 Group RAF Fighter Command meldden de aanwezigheid van meerdere grote schepen, begeleid door jagers en bommenwerpers. Dit leidde tot een onmiddellijke alarmering van de Britse marine en luchtmacht.

De Britse reactie bleef echter traag. Operation Fuller, het plan om de Duitse vloot tegen te houden, moest nu in werking treden, maar door gebrekkige communicatie tussen de marine en de luchtmacht werden cruciale minuten verloren. De geallieerden stonden nu onder enorme tijdsdruk om de Duitse schepen te onderscheppen voordat ze de gevaarlijke Straat van Dover zouden passeren.

De Eerste Britse Aanvallen en de Mislukte Swordfish-aanval

Rond 12:00 uur op 12 februari 1942 waren de Duitse schepen in de buurt van de Franse kust bij Boulogne, en naderden ze de smalste en meest gevaarlijke doorgang in het Kanaal. Dit was het moment waarop de Britse verdediging tot actie moest overgaan.

De eerste aanval kwam van coast guns (kustgeschut) bij Dover, die een spervuur van granaten op de Duitse vloot afvuurden. De Duitse schepen voeren echter met een snelheid van ongeveer 30 knopen (56 km/u) en pasten effectieve ontwijkende manoeuvres toe, waardoor de Britse kanonnen geen directe treffers konden landen.

De meest heroïsche, maar tragische aanval kwam van 825 Naval Air Squadron van de Fleet Air Arm, onder leiding van Luitenant-commandant Eugene Esmonde. Zes Fairey Swordfish-torpedobommenwerpers stegen op vanaf RAF Manston in Kent, begeleid door Spitfire-eskorten. De Swordfish waren echter verouderde, langzaam vliegende tweedekkers en waren daardoor extreem kwetsbaar voor moderne Duitse jagers, zoals de Messerschmitt Bf 109 en Focke-Wulf Fw 190.

De Swordfish-aanval eindigde in een bloedbad. Alle zes de vliegtuigen werden neergeschoten voordat ze hun torpedo’s konden afvuren. Van de achttien bemanningsleden overleefden slechts vijf de aanval. Luitenant-commandant Esmonde werd postuum onderscheiden met het Victoria Cross vanwege zijn moedige inzet. Ondanks het verlies van de Swordfish-vloot waren de Duitse schepen nog altijd ongedeerd en op volle snelheid richting Duitsland.

Fairey Swordfish Mk I torpedobommenwerpers van de Fleet Air Arm tijdens een trainingsvlucht vanuit Crail, Schotland, in 1940.
Fairey Swordfish Mk I torpedobommenwerpers van de Fleet Air Arm oefenen tactieken tijdens een trainingsvlucht vanuit Crail, Schotland, in 1940.

De Slag in het Kanaal: Britse Tegenaanvallen en Duitse Reactie

De Britse Torpedoboten en Mislukte Marine-aanvallen

Na de verwoestende aanval op de Swordfish-torpedobommenwerpers schakelden de Britten over op een nieuwe tactiek: aanvallen met snelle motor-torpedoboten (MTB’s) en torpedobootjagers.

Vijf MTB’s vanuit Dover onderschepten de Duitse vloot om 12:23 uur, maar werden direct geconfronteerd met een verdedigingslinie van Duitse E-boten (Schnellboote) en torpedobootjagers. De Britse boten konden slechts op grote afstand torpedo’s afvuren, waarvan er geen enkele doel trof. Ondertussen bleven Duitse jagers en luchtafweerkanonnen de Britse aanval afweren.

Rond 14:30 uur werden zes Britse torpedobootjagers van Nore Command ingezet. Deze oudere schepen waren oorspronkelijk bedoeld voor escortetaken en hadden een lagere snelheid en minder slagkracht dan de moderne Duitse slagschepen en kruisers. De jagers kwamen rond 15:17 uur in contact met de Duitse vloot nabij de Scheldemonding, maar liepen al snel tegen een spervuur van Duitse zware artillerie aan.

Tijdens de aanval werd HMS Worcester zwaar beschadigd door treffers van Gneisenau en Prinz Eugen. Worcester moest zich terugtrekken met zware schade en meerdere slachtoffers. De overige Britse schepen moesten eveneens de aanval afbreken, omdat ze niet in staat waren om door de zware Duitse verdediging te breken.

Luchtaanvallen door de RAF: Operation Fuller Faalt

Ondanks de mislukte maritieme aanvallen bleef de RAF pogingen ondernemen om de Duitse schepen tot zinken te brengen. De Britten hoopten dat een gecombineerde aanval van Bomber Command, Coastal Command en Fighter Command de Duitse vloot alsnog kon tegenhouden. Dit bleek een misrekening.

Om 15:00 uur arriveerde een eerste golf van Avro Manchester, Halifax en Stirling-bommenwerpers boven de Duitse schepen. Door zware bewolking en intens Duits luchtafweervuur slaagde slechts een klein aantal vliegtuigen erin hun bommen op de schepen te richten. Geen enkele bom trof een doel.

Later op de middag voerden de RAF Coastal Command en Bomber Command nog enkele torpedobomaanvallen uit. 42 Squadron Beauforts, afkomstig uit Schotland, werd ingezet, maar had problemen met coördinatie en brandstof. Door slechte communicatie misten veel vliegtuigen hun doel of bereikten ze de Duitse vloot te laat.

In totaal voerden de Britten ruim 400 luchtaanvallen uit, maar de Scharnhorst, Gneisenau en Prinz Eugen wisten zonder ernstige schade door te varen. De luchtaanvallen hadden geen enkel groot Duits schip kunnen stoppen.

De Duitse Mijnproblemen en De Laatste Gevechten

Ondanks de tactische successen die de Kriegsmarine had behaald, bleef Operatie Cerberus niet zonder risico’s. Toen de vloot de Nederlandse kust naderde, kwamen de schepen in een recent gelegd Brits mijnenveld terecht.

  • Scharnhorst liep rond 19:55 uur op een mijn, wat resulteerde in tijdelijke schade aan haar voortstuwing. De bemanning wist de schade onder controle te krijgen en de snelheid te herstellen.
  • Gneisenau raakte rond 21:00 uur een mijn bij Terschelling, waardoor ze een lekkage kreeg en kortstondig haar snelheid moest verminderen.
  • Scharnhorst werd later opnieuw door een mijn getroffen, waardoor haar snelheid verder afnam. Desondanks bleef ze drijvende en kon ze haar reis voortzetten.

Hoewel deze schade de Duitse vaart vertraagde, was het inmiddels te laat voor de Britten om alsnog een effectieve aanval uit te voeren. Op de ochtend van 13 februari 1942 bereikte de Duitse vloot Wilhelmshaven en Brunsbüttel, waarmee de operatie als geslaagd werd beschouwd.

De Gevolgen van Operatie Cerberus

Duitse Evaluatie: Een Tactisch Succes, maar een Strategische Terugval

Nadat de Duitse vloot op 13 februari 1942 veilig de havens van Wilhelmshaven en Brunsbüttel had bereikt, werd Operatie Cerberus in eerste instantie als een tactisch succes beschouwd. De Kriegsmarine was erin geslaagd om drie van haar belangrijkste oppervlakte-eenheden te verplaatsen zonder vernietigd te worden door de Britten.

Toch was de operationele waarde van deze verplaatsing twijfelachtig. De dreiging die de Duitse slagschepen vanuit Brest vormden voor de Atlantische konvooien was nu verdwenen. In plaats daarvan werden Scharnhorst, Gneisenau en Prinz Eugen beperkt tot defensieve taken in Noord-Europa en Noorwegen. Hierdoor verloor Duitsland een aanzienlijk deel van zijn offensieve slagkracht op zee.

De schade die de schepen onderweg opliepen, droeg verder bij aan hun verminderde gevechtscapaciteit:

  • Scharnhorst moest drie maanden worden gerepareerd voordat ze opnieuw operationeel werd.
  • Gneisenau werd in Kiel getroffen door een zware Britse luchtaanval op 26/27 februari 1942, waardoor ze nooit meer volledig in dienst werd genomen.
  • Prinz Eugen werd kort na de operatie door een Britse onderzeeboot getorpedeerd, wat haar inzet verder beperkte.

De Britse Reactie: Een Militair Fiasco en Publieke Verontwaardiging

In Groot-Brittannië werd de mislukking om de Duitse doorbraak te voorkomen gezien als een ernstige nederlaag voor de Royal Navy en RAF. Winston Churchill beval een officieel onderzoek naar de Britse reactie, wat leidde tot forse kritiek op de coördinatie tussen de verschillende krijgsmachtonderdelen.

Belangrijke conclusies uit het onderzoek waren:

  • Onvoldoende communicatie tussen de marine en de luchtmacht. Het gebrek aan centrale coördinatie zorgde ervoor dat aanvallen piecemeal (in losse golven) werden uitgevoerd, in plaats van een goed gecoördineerde aanval.
  • Tekortkomingen in radar- en verkenningsoperaties. De Britten hadden de technologie om de Duitse vloot vroegtijdig te detecteren, maar faalden in het correct interpreteren van de signalen.
  • Te late inzet van bommenwerpers. Bomber Command had de Duitse schepen pas laat op de dag kunnen aanvallen, terwijl de operatie al grotendeels voltooid was.

De Britse pers reageerde met scherpe kritiek. The Times omschreef de gebeurtenis als een vernedering voor de Britse marine. Het idee dat de Kriegsmarine in staat was geweest door het Engels Kanaal te varen zonder vernietigd te worden, was een zware klap voor het Britse prestige.

Langdurige Invloed en Nasleep

De impact van Operatie Cerberus strekte zich uit tot ver na februari 1942:

  • Versterking van Duitse defensieve strategieën: Hitler werd na de operatie steeds defensiever in zijn marinestrategie. Dit beperkte verdere offensieve operaties op de Atlantische Oceaan.
  • Britse herzieningen van luchtoorlogvoering: De Royal Air Force en de Royal Navy verbeterden hun coördinatie en inlichtingendiensten om toekomstige Duitse bewegingen effectiever tegen te gaan.
  • De ondergang van de Duitse oppervlaktevloot: De Duitse slagschepen verloren hun operationele relevantie. Scharnhorst werd in 1943 tot zinken gebracht bij de Slag om de Noordkaap, en Gneisenau werd in 1945 als blokkadeschip tot zinken gebracht in de haven van Gotenhafen.

Conclusie

Operatie Cerberus was een gewaagde onderneming die de Duitse Kriegsmarine in staat stelde haar schepen vanuit Brest naar veiligere havens te brengen. Ondanks de tactische overwinning had de operatie weinig strategische waarde en droeg het bij aan de afname van de Duitse maritieme slagkracht in de Atlantische Oceaan. De Britse reactie werd als onvoldoende beschouwd en bracht ernstige tekortkomingen aan het licht in de coördinatie tussen de marine en de luchtmacht.

De operatie staat bekend als een van de meest gedurfde en controversiële maritieme missies van de Tweede Wereldoorlog en benadrukt het belang van militaire coördinatie, inlichtingenwerk en strategische besluitvorming in oorlogstijd.

Bronnen en meer informatie

  1. Afbeelding 1: Augusta 89CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons
  2. Afbeelding 2: See page for author, Public domain, via Wikimedia Commons
  3. Afbeelding 3: Beadell, S J (Lt), Royal Navy official photographer, Public domain, via Wikimedia Commons
  4. Ford, Ken (2012). Run The Gauntlet: The Channel Dash 1942. Osprey Publishing. ISBN 978-1-84908-570-0.
  5. Roskill, S. W. (1957). The War at Sea 1939–1945: The Defensive. HMSO. ISBN 978-1-84574-342-0.
  6. Hinsley, F. H. (1994). British Intelligence in the Second World War: Its Influence on Strategy and Operations. HMSO. ISBN 978-0-11-630961-7.
  7. Richards, Denis (1974). Royal Air Force 1939–1945: The Fight At Odds. HMSO. ISBN 978-0-11-771592-9.
  8. Caldwell, Donald (1996). JG 26 War Diary: 1939–1942. Grub Street. ISBN 978-1-898697-52-7.
  9. Jones, R. V. (1998). Most Secret War: British Scientific Intelligence 1939-1945. Wordsworth Military Library. ISBN 978-1-85326-699-7.
  10. Boog, H.; Rahn, W.; Stumpf, R.; Wegner, B. (2001). Germany and the Second World War: The Global War, 1941–1943. Clarendon Press. ISBN 978-0-19-822888-2.
  11. Garzke, William H.; Dulin, Robert O. (1985). Battleships: Axis and Neutral Battleships in World War II. Naval Institute Press. ISBN 978-0-87021-101-0.
  12. Breyer, Siegfried (1990). The German Battleship Gneisenau. Schiffer Publishing. ISBN 978-0-88740-290-6.
  13. Bronnen Mei1940