De Wall Street Crash van 1929, ook bekend als de Great Crash, was een grote Amerikaanse beurscrash die plaatsvond in de herfst van 1929. Het begon in september en eindigde eind oktober, toen de aandelenkoersen op de New York Stock Exchange instortten.
Het was de meest verwoestende beurscrash in de geschiedenis van de Verenigde Staten, rekening houdend met de volledige omvang en duur van de nawerkingen. De Grote Crash wordt meestal geassocieerd met 24 oktober 1929, genaamd Black Thursday, de dag van de grootste uitverkoop van aandelen in de Amerikaanse geschiedenis, en 29 oktober 1929, genaamd Black Tuesday, toen beleggers op één dag zo’n 16 miljoen aandelen verhandelden op de New York Stock Exchange. De crash, die volgde op de crash van de London Stock Exchange in september, luidde het begin in van de Grote Depressie.
De verkoop is half oktober geïntensiveerd. Op 24 oktober, ”Zwarte Donderdag”, verloor de markt 11% van zijn waarde bij de openingsbel op zeer zware handel. Het enorme volume betekende dat het rapport van prijzen op de tickertape in makelaarskantoren in het hele land uren te laat was, en dus hadden beleggers geen idee waarvoor de meeste aandelen werden verhandeld. Verschillende vooraanstaande Wall Street-bankiers kwamen bijeen om een oplossing te vinden voor de paniek en chaos op de handelsvloer. Aan de vergadering deed Thomas W. Lamont mee, waarnemend hoofd van Morgan Bank; Albert Wiggin, hoofd van de Chase National Bank; en Charles E. Mitchell, president van de National City Bank of New York. Ze kozen Richard Whitney, vice-president van de Exchange, om namens hen op te treden.
De beurskrach van oktober 1929 leidde direct tot de Grote Depressie in Europa. Toen aandelen kelderden op de New York Stock Exchange, merkte de wereld het meteen. Hoewel financiële leiders in het Verenigd Koninkrijk, net als in de Verenigde Staten, de omvang van de crisis die volgde enorm onderschatten, werd al snel duidelijk dat de economieën van de wereld meer dan ooit met elkaar verbonden waren. De gevolgen van de verstoring van het mondiale systeem van financiering, handel en productie en de daaropvolgende ineenstorting van de Amerikaanse economie waren al snel voelbaar in heel Europa.
Vooral in 1930 en 1931 staakten werkloze arbeiders, demonstreerden in het openbaar en ondernamen anderszins directe actie om de aandacht van het publiek op hun benarde situatie te vestigen. In het Verenigd Koninkrijk richtten de protesten zich vaak op de zogenaamde middelentest, die de regering in 1931 had ingesteld om het bedrag aan werkloosheidsuitkeringen aan individuen en gezinnen te beperken. Voor werkende mensen leek de Middelentest een opdringerige en ongevoelige manier om om te gaan met de chronische en meedogenloze ontbering veroorzaakt door de economische crisis. De stakingen werden krachtig aangepakt, waarbij de politie protesten opbrak, demonstranten arresteerde en hen beschuldigde van misdaden in verband met de schending van de openbare orde.