De Northampton-klasse kruisers waren een serie van zes zware kruisers die tussen 1928 en 1931 werden gebouwd voor de United States Navy. Deze schepen speelden een belangrijke rol tijdens de Tweede Wereldoorlog. Drie van de kruisers — USS Northampton, USS Chicago en USS Houston — gingen tijdens de oorlog verloren, terwijl de overgebleven drie kort na het einde van de oorlog werden ontmanteld en tussen 1959 en 1961 werden gesloopt.
Inhouds opgave
Ontwerp en constructie
Het ontwerp van de Northampton-klasse kruisers werd sterk beïnvloed door de beperkingen die waren opgelegd door het Washington Naval Treaty van 1922, dat tot doel had een nieuwe wapenwedloop op zee te voorkomen. Dit verdrag beperkte de waterverplaatsing van kruisers tot een maximum van 10.000 ton en de hoofdwapens tot een kaliber van 8 inch (203 mm). Deze klasse was een reactie op de zwaardere en duurdere Pensacola-klasse die eraan voorafging, met enkele significante aanpassingen om te voldoen aan de verdragsvoorwaarden.
In tegenstelling tot de Pensacola-klasse, die was uitgerust met een hoofdbatterij van tien 8-inch kanonnen verdeeld over vier geschuttorens (twee dubbel en twee drieling), hadden de Northamptons negen 8-inch kanonnen in drie drielingtorens. Twee van deze torens waren vooraan geplaatst en één achteraan, een lay-out die werd gehandhaafd in alle daaropvolgende Amerikaanse zware kruisers. Dit ontwerpresultaat leidde tot een lichtere kruiser, ongeveer 1.000 ton onder de verdraglimiet, en met verbeterde bepantsering in vergelijking met zijn voorganger.
Innovaties en modificaties
Ondanks de toegenomen bepantsering bleek de Northampton-klasse lichter dan de Pensacola-klasse. Deze gewichtsbesparing werd gedeeltelijk bereikt door het ontwerp van een hoog boegdek, dat werd doorgetrokken naar achteren in de laatste drie schepen om ze geschikt te maken als vlaggenschepen. Deze schepen waren ook de eerste Amerikaanse kruisers die een hangar voor vliegtuigen integreerden en stapelbedden gebruikten in plaats van hangmatten, wat de leefomstandigheden voor de bemanning verbeterde. Echter, het lichte ontwerp veroorzaakte overmatig rollen in ruwe zee, wat leidde tot de installatie van diepe kielbeenders om de stabiliteit te verbeteren. De hierop volgende Portland-klasse kruisers waren in wezen een aangepaste versie van de Northampton-klasse met verbeterde stabiliteit en bescherming.
Technische specificaties en bewapening
De Northampton-klasse kruisers waren ontworpen om te voldoen aan de operationele eisen van de U.S. Navy in de jaren 1930 en 1940, waarbij de nadruk lag op een combinatie van snelheid, vuurkracht en strategische veelzijdigheid. De schepen van deze klasse, gebouwd door verschillende scheepswerven zoals Bethlehem Steel Corporation en Newport News Shipbuilding, vertegenwoordigden een significante vooruitgang in maritieme technologie en bewapening voor hun tijd.
Technische specificaties
De schepen hadden een standaard waterverplaatsing van ongeveer 9.050 lange ton (9.200 ton) en konden een lengte bereiken van 582 voet (177 meter) op de waterlijn, met een totale lengte van 600 voet (180 meter). De breedte van de schepen was 66 voet en 1 inch (20,14 meter) en een diepgang van 16 voet en 4 inch (4,98 meter). Voor de voortstuwing maakten de Northamptons gebruik van een krachtige combinatie van vier Parsons-stoomturbines en acht White-Forster ketels, die gezamenlijk zorgden voor een indrukwekkende output van 107.000 pk (80.000 kW). Dit leverde de schepen een topsnelheid van 32,5 knopen (60,2 km/u) op, waarmee ze sneller waren dan veel van hun tijdgenoten.
De bemanning van een Northampton-klasse kruiser bestond typisch uit ongeveer 1.100 man, waaronder 105 officieren en 995 matrozen. Deze hoge bemanningssterkte was deels te wijten aan de noodzaak om de uitgebreide bewapening en verschillende gevechtsstations effectief te bemannen.
Bewapening
De hoofdbewapening van de Northampton-klasse bestond uit negen 8-inch/55 kaliber kanonnen in drie drielingtorens. Deze zware artillerie maakte de schepen geschikt voor langeafstandsgeschut en was krachtig genoeg om zowel vijandelijke kruisers als torpedojagers uit te schakelen. Naast de primaire kanonnen hadden de Northamptons ook acht 5-inch/25 kaliber kanonnen, die voornamelijk werden gebruikt voor luchtafweer en secundaire doelen.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werden de luchtafweercapaciteiten van de Northamptons aanzienlijk verbeterd met de installatie van 24 Bofors 40 mm luchtafweergeschut in vier vierlingopstellingen en 28 Oerlikon 20 mm kanonnen. Deze moderniseringen waren een directe reactie op de toenemende dreiging van luchtaanvallen door vijandelijke vliegtuigen, met name in de Pacific-theater waar kamikaze-aanvallen een toenemende dreiging vormden.
De bepantsering van de schepen varieerde, met een pantsergordel van 3,75 tot 1 inch (95 tot 25 mm), barbettes van 1,5 inch (38 mm), en geschuttorens met een pantserdikte van 2,5 tot 0,75 inch (64 tot 19 mm). De commandotoren, die de vitale controle- en communicatiecentra van het schip huisvestte, was beschermd door pantserplaten van 1,25 inch (32 mm) dikte.
Schepen van de Northampton-klasse kruisers
Naam van het schip | Indienststelling | Lot |
---|---|---|
USS Northampton (CA-26) | 17 mei 1930 | Gezonken in de Slag bij Tassafaronga op 30 november 1942 |
USS Chester (CA-27) | 24 juni 1930 | Uit dienst gesteld op 10 juni 1946; Gesloopt op 11 augustus 1959 |
USS Louisville (CA-28) | 15 januari 1931 | Uit dienst gesteld op 17 juni 1946; Gesloopt op 14 september 1959 |
USS Chicago (CA-29) | 9 maart 1931 | Gezonken in de Slag bij Rennell Island op 30 januari 1943 |
USS Houston (CA-30) | 17 juni 1930 | Gezonken in de Slag in de Straat van Soenda op 1 maart 1942 |
USS Augusta (CA-31) | 30 januari 1931 | Uit dienst gesteld op 16 juli 1946; Gesloopt op 9 november 1959 |
Operationele geschiedenis
De Northampton-klasse kruisers speelden een cruciale rol in verschillende gevechtsoperaties tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarbij ze werden ingezet in zowel de Atlantische als de Stille Oceaan. Hun veelzijdigheid en bewapening maakten hen waardevolle eenheden voor vlootacties, konvooibegeleiding, en kustbombardementen.
Deelneming aan grote zeeslagen
Tijdens de oorlog waren de schepen van de Northampton-klasse betrokken bij verschillende grote zeeslagen. De USS Houston (CA-30), bijvoorbeeld, speelde een prominente rol in de Slag in de Javazee en de Slag in de Straat van Soenda. Ondanks hevige tegenstand van Japanse troepen en het gebrek aan luchtondersteuning, toonde de Houston uitzonderlijke vechtlust en uithoudingsvermogen totdat het schip uiteindelijk op 1 maart 1942 tot zinken werd gebracht. Dit verlies markeerde een van de donkerste momenten voor de geallieerde marine in het begin van de oorlog in de Pacific.
Een ander voorbeeld is de USS Northampton (CA-26), die deelnam aan de Slag bij de Santa Cruz-eilanden en de Slag bij Tassafaronga. Tijdens de slag bij Tassafaronga op 30 november 1942 werd de Northampton geraakt door torpedo’s afgevuurd door Japanse torpedobootjagers, wat resulteerde in zware schade en uiteindelijk het verlies van het schip. De Slag bij Tassafaronga wordt beschouwd als een van de grootste overwinningen van de Japanse torpedobootjagers en benadrukte de kwetsbaarheid van de Amerikaanse kruisers voor goed gecoördineerde torpedo-aanvallen.
De USS Chicago (CA-29), daarentegen, was actief in de Slag bij Rennell Island, waar het werd aangevallen door Japanse torpedobommenwerpers op 29 en 30 januari 1943. Na verschillende torpedotreffers werd de Chicago uiteindelijk onherstelbaar beschadigd en zonk. Deze nederlagen toonden de gevaren aan van luchtaanvallen en onderstreepten de behoefte aan verbeterde luchtafweer op zware kruisers.
Sensoren en upgrades
Tijdens de oorlog ondergingen de Northampton-klasse kruisers verschillende technologische upgrades om hun gevechtscapaciteiten te verbeteren. Een van de belangrijkste innovaties was de introductie van de RCA CXAM radar, een van de eerste werkende radarinstallaties op marineschepen. De USS Northamptons, USS Chester (CA-27) en USS Augusta (CA-31) waren enkele van de eerste schepen die deze technologie ontvingen, waardoor ze een beter situationeel bewustzijn kregen tijdens nachtgevechten en slechte weersomstandigheden.
Vanaf 1943 waren alle overlevende schepen van de klasse uitgerust met radar- en radargeleide vuurleiding. Deze technologische upgrades waren van cruciaal belang voor de moderne oorlogsvoering op zee, waarbij ze een grote rol speelden in het verbeteren van de effectiviteit van luchtafweer en langeafstandsbeschietingen. Desondanks hadden de schepen geen hydrofoons of sonar aan boord, wat hun mogelijkheden om onderzeebootbedreigingen te detecteren of tegen te gaan, beperkte. Dit maakte hen in sommige gevechtssituaties kwetsbaarder.
Hoewel deze vroege radarsystemen nog relatief primitief waren in vergelijking met latere modellen, betekenden ze een belangrijke stap voorwaarts in de maritieme oorlogsvoering. Deze radarinstallaties stelden de schepen in staat om vijandelijke vliegtuigen en schepen op grotere afstand te detecteren, wat cruciaal was in het verbeteren van de lucht- en zeeverdediging van de vloot. Ondanks het ontbreken van een geavanceerd Combat Information Center (CIC), maakten de bemanningen van de Northampton-klasse gebruik van geïmproviseerde commandocentra waar ze tactische informatie visueel konden bijhouden en coördineren.
Mechanische vuurleidingssystemen: De Northampton-klasse kruisers waren uitgerust met geavanceerde mechanische vuurleidingssystemen, zoals de Mark 33 en Mark 34 vuurleidingssystemen. Deze systemen combineerden optische richtapparatuur met mechanische rekenmachines (analoge computers), die complexe berekeningen uitvoerden om nauwkeurig de schietoplossingen te berekenen voor het artillerievuur van de schepen. Deze systemen konden factoren zoals de snelheid en richting van zowel het schip als het doel, de afstand tot het doel, en omgevingsfactoren zoals wind en zeegang in rekening brengen. Ze speelden een cruciale rol in het verhogen van de nauwkeurigheid en effectiviteit van de scheepsartillerie, vooral tegen snel bewegende luchtdreigingen zoals vliegtuigen en torpedobootjagers.
Deze mechanische rekenmachines worden soms “analoge computers” genoemd omdat ze geen digitale elektronica gebruikten maar toch in staat waren om wiskundige berekeningen uit te voeren voor ballistische trajecten. Het gebruik van deze technologie was een belangrijke stap in de vooruitgang van maritieme oorlogsvoering, met name in de tijd van de Tweede Wereldoorlog.
Nasleep van de oorlog en ontmanteling
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog ondergingen de overgebleven schepen van de Northampton-klasse een periode van herbeoordeling en aanpassing. De snelle technologische vooruitgang tijdens en na de oorlog leidde ertoe dat veel oudere schepen verouderd raakten. Hoewel drie schepen uit deze klasse verloren gingen tijdens de oorlog, overleefden de andere drie — USS Chester (CA-27), USS Louisville (CA-28), en USS Augusta (CA-31) — de conflicten en keerden terug naar de Verenigde Staten.
Ontmanteling en sloop
De naoorlogse strategische evaluatie van de Amerikaanse marine benadrukte de behoefte aan moderne schepen die beter waren uitgerust voor de uitdagingen van de Koude Oorlog, zoals de dreiging van nucleaire aanvallen en de noodzaak voor verbeterde luchtafweer en anti-onderzeebootcapaciteiten. Als gevolg hiervan werden de drie overgebleven schepen van de Northampton-klasse al snel beschouwd als niet meer in lijn met de nieuwe eisen van de marine. De USS Chester werd op 10 juni 1946 ontmanteld en uiteindelijk op 1 maart 1959 uit het scheepsregister geschrapt en gesloopt. De USS Louisville en USS Augusta volgden kort daarna, beide ook geschrapt in 1959 en gesloopt respectievelijk in september en november van dat jaar.
Deze schepen, hoewel verouderd in termen van technologie tegen het einde van hun dienst, hadden gedurende hun operationele levensduur belangrijke bijdragen geleverd aan de geallieerde oorlogsinspanningen. Ze speelden een sleutelrol in diverse vlootoperaties en boden waardevolle ondersteuning tijdens enkele van de meest kritieke gevechten in de Pacific en de Atlantische Oceaan.
Conclusie
De Northampton-klasse kruisers markeerden een significante fase in de ontwikkeling van de Amerikaanse marine. Ontworpen in de nasleep van het Washington Naval Treaty, belichaamden deze schepen een compromis tussen de behoefte aan krachtige bewapening en de beperkingen van tonnage. Hun veelzijdige ontwerp en de daaropvolgende technologische upgrades maakten hen tot waardevolle eenheden in de Amerikaanse vloot tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Ondanks het verlies van drie van de zes schepen tijdens de oorlog, bewezen de Northamptons hun waarde door hun deelname aan talloze gevechtsoperaties en hun vermogen om zich aan te passen aan de snel veranderende technologische en strategische eisen van de maritieme oorlogsvoering. De verbeteringen in radar- en vuurleidingssystemen maakten hen tot vroege voorbeelden van moderne marinestrijdkrachten, en hun ervaringen hebben belangrijke lessen opgeleverd voor het ontwerp van latere kruisers en oorlogsschepen.
Hoewel geen enkel schip van de Northampton-klasse bewaard is gebleven als museumstuk, blijven ze een belangrijk onderdeel van de maritieme geschiedenis, niet alleen voor de Verenigde Staten maar ook voor de bredere ontwikkeling van marine-strategie en scheepsontwerp in de 20e eeuw. Hun verhaal herinnert ons aan de voortdurende evolutie van de oorlogsvoering op zee en de voortdurende aanpassing van militaire technologieën om te voldoen aan de eisen van veiligheid en verdediging.
Bronnen en meer informatie
- Chesneau, R., & Gardiner, R. (1980). “Conway’s All the World’s Fighting Ships, 1922-1946”. Conway Maritime Press.
- Friedman, N. (1984). “U.S. Cruisers: An Illustrated Design History”. Naval Institute Press.
- Naval History and Heritage Command (n.d.). “Northampton-class cruisers”. Retrieved from https://www.history.navy.mil.
- Office of Naval Intelligence (1943). “Combat Narratives: Solomon Islands Campaign, June – October 1942”. United States Navy.
- Bronnen Mei1940
- Afbeelding: Naval History & Heritage Command , Public domain, via Wikimedia Commons