No. 100 (Bomber Support) Group was een speciale eenheid binnen het RAF Bomber Command die verantwoordelijk was voor elektronische oorlogsvoering en tegenmaatregelen. Deze eenheid werd opgericht op 11 november 1943, toen de technologische complexiteit van elektronische oorlogvoering in de Tweede Wereldoorlog toenam. De noodzaak om deze activiteiten te centraliseren leidde tot de oprichting van de groep, die werd gevestigd op verschillende RAF-bases in East Anglia, met name in Norfolk.
No. 100 Group speelde een sleutelrol in het ontwikkelen, testen en inzetten van geavanceerde elektronische apparatuur die de Duitse luchtmacht (Luftwaffe) kon verstoren. Deze technieken waren van cruciaal belang voor het succes van de geallieerde luchtcampagnes tegen Duitsland, vooral tijdens de nachtelijke bombardementen op strategische doelen.
Inhouds opgave
Elektronische oorlogsvoering en tegenmaatregelen
De primaire taak van No. 100 Group was het bestrijden van de Duitse radar- en communicatiesystemen, die door de Luftwaffe werden gebruikt om hun nachtjagers te coördineren. De groep ontwikkelde verschillende soorten elektronische apparatuur die werden gebruikt om Duitse radarsystemen, zoals Lichtenstein en Freya, te storen. Deze apparaten werden geïnstalleerd op vliegtuigen zoals de de Havilland Mosquito, een van de meest succesvolle gevechtsvliegtuigen van de RAF in de Tweede Wereldoorlog.
De Mosquito’s van No. 100 Group werden uitgerust met verschillende ‘homers’, elektronische apparaten die de radiogolven van Duitse nachtjagers detecteerden. Dit stelde de Mosquito’s in staat om vijandelijke vliegtuigen op te sporen en aan te vallen voordat ze hun doelwit konden bereiken, of hun missies te verstoren. Deze strategie was niet alleen effectief in het neerhalen van vijandelijke vliegtuigen, maar leidde ook tot paniek onder de Duitse bemanningen, een fenomeen dat bekend kwam te staan als “Moskito Panik”.
Invloed op de Luftwaffe
De voortdurende aanvallen en bedreigingen door de Mosquito’s hadden een verwoestend effect op de moraal en efficiëntie van de Luftwaffe. Duitse nachtjagers moesten vaak halsoverkop terugkeren naar hun bases om te ontsnappen aan mogelijke aanvallen van de RAF. Dit resulteerde regelmatig in crashes en verliezen van vliegtuigen en bemanningen, niet alleen door directe gevechten, maar ook door de haast en paniek tijdens het landen.
Tijdens de operaties van 1944 tot 1945 claimden de Mosquito’s van No. 100 Group de vernietiging van 258 Luftwaffe-vliegtuigen, met een verlies van slechts 70 eigen toestellen. Deze successen droegen in belangrijke mate bij aan de verzwakking van de Duitse luchtafweer, vooral in de laatste fase van de oorlog toen de Duitse middelen en mankracht uitgeput raakten.
Toepassing van geavanceerde technologie
No. 100 Group was verantwoordelijk voor het testen en inzetten van meer dan 32 verschillende elektronische storings- en afleidingsapparaten gedurende hun operationele periode. Enkele van de meest opvallende systemen die door de groep werden gebruikt, waren de volgende:
- Airborne Cigar (ABC): Een radiojammer die werd gebruikt om Duitse communicatie te verstoren.
- Jostle: Een krachtig radiosysteem dat de Duitse luchtverkeersleiding hinderde.
- Mandrel: Een radarstoorzender die de Duitse Freya-radarsystemen blokkeerde.
- Serrate: Een homing-apparaat dat vijandelijke radarsignalen detecteerde om nachtjagers op te sporen.
- Window: Een eenvoudige maar effectieve techniek waarbij strips van aluminiumfolie werden gedropt om Duitse radarsystemen te verwarren.
Deze geavanceerde apparatuur werd voornamelijk ontwikkeld door de Telecommunications Research Establishment (TRE) in het Verenigd Koninkrijk, een belangrijk onderzoeksinstituut dat nauw samenwerkte met No. 100 Group om nieuwe technologieën te ontwikkelen en te testen.
Operationele inzet en tactieken van No. 100 (Bomber Support) Group
Eerste missies en vroege successen
No. 100 Group begon haar operationele inzet in december 1943, kort na de oprichting van de eenheid. De eerste missie vond plaats op 16/17 december 1943 ter ondersteuning van een bomaanval op Berlijn. Hierbij werden vier vliegtuigen ingezet, waaronder Beaufighters en Mosquito’s van 141 Squadron. De eerste overwinning volgde al snel toen een Junkers Ju 88 op 23/24 december werd neergeschoten door een Beaufighter.
Ondanks deze vroege successen had de groep in het begin te maken met verschillende uitdagingen. De Mosquito’s die werden gebruikt waren vaak verouderde modellen en niet in optimale staat. De Beaufighters waren bovendien in de overgangsfase en werden geleidelijk vervangen. Pas eind januari 1944 waren 239 en 169 Squadron volledig operationeel, waardoor No. 100 Group een significante bijdrage kon leveren aan de geallieerde luchtoperaties.
Tactieken en intrudermissies
De tactieken van No. 100 Group waren gericht op het verstoren en neutraliseren van de Duitse nachtjagers en hun ondersteunende systemen. Een van de meest effectieve methoden was het gebruik van zogeheten “intruders”. Deze vliegtuigen, vaak Mosquito’s, opereerden diep achter de vijandelijke linies en vielen Duitse nachtjagers aan wanneer deze opstegen of landden. Dit verhoogde de stress en onzekerheid bij de Duitse piloten, die nooit zeker wisten wanneer ze onder vuur zouden komen te liggen.
Naast deze directe aanvallen richtte No. 100 Group zich ook op het storen van Duitse radarsystemen. De Short Stirlings en later de B-17 Flying Fortresses werden uitgerust met apparatuur zoals Mandrel en Carpet, die de Duitse Freya- en Würzburg-radars verstoorden. Hierdoor werd het voor de Luftwaffe veel moeilijker om de geallieerde bommenwerpers te lokaliseren en aan te vallen.
Elektronische oorlogsvoering in de praktijk
Tijdens de nachtelijke bombardementen op Duitsland vlogen de vliegtuigen van No. 100 Group vaak binnen de geallieerde bommenwerperstromen. Door gebruik te maken van gespecialiseerde storingsapparatuur en radarverstorende technologieën konden deze vliegtuigen de Duitse luchtverdediging ernstig hinderen. Dit vergemakkelijkte de doorgang van de bommenwerpers naar hun doelwitten en verminderde het aantal verliezen.
Naast hun rol als elektronische storingsvliegtuigen fungeerden de Mosquito’s van No. 100 Group ook als nachtjagers die het luchtruim bewaakten tegen de Luftwaffe. Dit gaf de groep een dubbele rol: het beschermen van de geallieerde bommenwerpers en het actief aanvallen van vijandelijke toestellen. Deze gecombineerde strategie bleek uiterst effectief in het verzwakken van de Duitse luchtverdediging en het verminderen van de verliezen aan geallieerde zijde.
Moskito Panik
Het succes van No. 100 Group leidde tot een fenomeen dat door de Duitse piloten werd aangeduid als “Moskito Panik”. De Mosquito’s, die vaak als onzichtbare dreiging opereerden, zorgden voor constante angst en onzekerheid onder de Duitse bemanningen. Het feit dat deze vliegtuigen snel, wendbaar en zwaar bewapend waren, maakte ze tot een gevreesde tegenstander. De Duitse nachtjagers, die in eerste instantie vooral gefocust waren op het onderscheppen van bommenwerpers, moesten nu ook rekening houden met de Mosquito’s die hen in hun eigen luchtruim belaagden.
De voortdurende aanvallen van No. 100 Group leidden niet alleen tot directe verliezen in de lucht, maar veroorzaakten ook aanzienlijke indirecte schade. Veel Duitse nachtjagers maakten haastige landingen uit angst voor een aanval, wat vaak resulteerde in crashes en andere ongelukken. Dit versterkte het morele en materiële verlies aan Duitse zijde en zorgde ervoor dat de Luftwaffe steeds minder effectief kon opereren.
Een belangrijke bijdrage aan de geallieerde overwinning
Gedurende 1944 en 1945 nam de invloed van No. 100 Group verder toe. De voortdurende verbetering van de technologie en de toenemende ervaring van de bemanningen maakten de groep tot een van de meest gevreesde eenheden binnen de RAF. Hun bijdragen aan de bomaanvallen op Duitse steden en industriële centra waren essentieel voor het succes van de geallieerde luchtcampagnes.
De combinatie van technologische superioriteit, effectieve tactieken en goed getrainde bemanningen zorgde ervoor dat No. 100 Group een belangrijke rol speelde in het verzwakken van de Duitse luchtverdediging. Hun inspanningen resulteerden in een significante afname van het aantal verliezen onder de geallieerde bommenwerpers en droegen bij aan de uiteindelijke nederlaag van de Luftwaffe in de lucht.
De invloed van technologie en apparatuur op de missies van No. 100 Group
Innovatie in elektronische oorlogsvoering
No. 100 Group was een pionier op het gebied van elektronische oorlogsvoering. De technologieën die door de groep werden ontwikkeld en getest, gaven de geallieerden een cruciaal voordeel tegen de Duitse luchtmacht. Gedurende de oorlog werden meer dan 32 verschillende elektronische apparaten en systemen ingezet om de vijandelijke communicatie, radar en vliegtuigen te verstoren. Deze apparaten varieerden van geavanceerde radardetectors tot storingssystemen en ‘spoofing’-technologieën die de Duitse radars en radio’s misleidden.
Een van de belangrijkste innovaties die door No. 100 Group werd gebruikt, was de Airborne Cigar (ABC). Dit systeem, gemonteerd op Avro Lancasters, was ontworpen om de radiocommunicatie van de Duitse luchtverkeersleiding te verstoren. Door het zenden van krachtige radiosignalen konden de geallieerde vliegtuigen voorkomen dat de Duitse nachtjagers effectief werden geleid. ABC was een van de meest effectieve wapens in het arsenaal van No. 100 Group en speelde een belangrijke rol bij het verminderen van het aantal geallieerde verliezen tijdens nachtelijke bombardementen.
Een ander essentieel systeem was Serrate, een radardetector die werd geïnstalleerd op Mosquito-vliegtuigen. Serrate detecteerde de Lichtenstein-radarsignalen die door de Duitse nachtjagers werden gebruikt om geallieerde bommenwerpers op te sporen. Door deze signalen te onderscheppen, konden de Mosquito’s van No. 100 Group de Duitse nachtjagers zelf aanvallen, waardoor de Duitse luchtverdediging in de war raakte en minder effectief werd.
Andere elektronische storingsapparatuur
Naast ABC en Serrate waren er nog vele andere storingssystemen die door No. 100 Group werden gebruikt. De Mandrel was een apparaat dat de Freya-radars van de Duitsers verstoorde. Freya was een vroeg waarschuwingssysteem dat werd gebruikt om de aanvliegroutes van geallieerde bommenwerpers te detecteren. Door deze radars uit te schakelen, verminderde Mandrel het vermogen van de Luftwaffe om zich voor te bereiden op luchtaanvallen, wat de effectiviteit van de bommenwerperstromen vergrootte.
Het Carpet-systeem was een andere technologie die door No. 100 Group werd ingezet. Carpet was bedoeld om de Würzburg-radars te storen, die door de Duitsers werden gebruikt voor het richten van luchtafweergeschut. Deze storingssystemen gaven de bommenwerpers meer vrijheid om hun doelen te bereiken zonder onder zwaar vuur te komen liggen. Het succes van deze technologieën was een combinatie van verfijnde wetenschap en slimme toepassing, waarbij No. 100 Group telkens zocht naar manieren om de Duitse defensie te ontregelen en te verzwakken.
Window, hoewel een eenvoudig systeem, was ook van groot belang. Deze techniek bestond uit het laten vallen van aluminium strips vanuit bommenwerpers om vijandelijke radar te verwarren. Deze strips reflecteerden radarsignalen en zorgden ervoor dat de radarschermen van de Duitsers werden overspoeld met valse echo’s. Dit maakte het voor de Luftwaffe veel moeilijker om onderscheid te maken tussen echte vliegtuigen en de afleidingsmanoeuvres die werden uitgevoerd door de geallieerde vliegtuigen.
Samenwerking met andere eenheden
De operaties van No. 100 Group werden vaak uitgevoerd in nauwe samenwerking met andere RAF-eenheden, met name de Pathfinder Force. De Pathfinders waren verantwoordelijk voor het markeren van doelen voor de hoofdmacht van Bomber Command door het gebruik van nauwkeurige markeerverlichting en bommen. No. 100 Group speelde een ondersteunende rol door de Duitse radar en communicatie te verstoren, waardoor de Pathfinders hun taken efficiënter konden uitvoeren.
De samenwerking tussen No. 100 Group en andere RAF-eenheden werd verder versterkt door het gebruik van gedeelde informatie over de Duitse luchtverdediging. Gegevens die werden verzameld door de inlichtingeneenheden van No. 100 Group, zoals 192 Squadron, werden gebruikt om toekomstige missies te plannen en aan te passen. Deze samenwerking leidde tot een steeds verfijndere strategie van de geallieerden, waarbij de effectiviteit van hun luchtaanvallen voortdurend werd verbeterd.
Verlies en winst in cijfers
Ondanks de technologische en tactische superioriteit van No. 100 Group leed de eenheid ook verliezen. In totaal gingen tijdens de operaties van 1944 tot het einde van de oorlog in mei 1945 ongeveer 70 Mosquito’s en hun bemanningen verloren. Dit aantal staat echter in schril contrast met de aanzienlijke verliezen die de Duitsers leden. In dezelfde periode claimden de Mosquito’s van No. 100 Group dat ze 258 Duitse nachtjagers hadden vernietigd. Deze indrukwekkende cijfers benadrukken niet alleen de effectiviteit van de groep, maar ook hun cruciale bijdrage aan de geallieerde luchtmacht.
De verliezen die door de Duitsers werden geleden, waren vaak niet alleen het gevolg van directe luchtgevechten. Zoals eerder beschreven, leidde de constante dreiging van Mosquito-aanvallen ook tot ongelukken en crashes tijdens het landen, omdat Duitse piloten probeerden te ontsnappen aan de aanvallen. De voortdurende druk van No. 100 Group ondermijnde de moraal en het vertrouwen van de Luftwaffe, wat leidde tot wat Duitse piloten noemden “Moskito Panik”.
De ontbinding van No. 100 Group en de nalatenschap
Ontbinding na de oorlog
Met het einde van de oorlog in Europa in mei 1945 vervulde No. 100 Group haar taak. De Duitse luchtmacht was tegen die tijd ernstig verzwakt en niet meer in staat om een effectieve luchtoorlog te voeren. Na bijna twee jaar van intensieve operaties werd No. 100 Group op 17 december 1945 officieel ontbonden. Gedurende haar bestaan had de eenheid slechts één commandant, Air Vice-Marshal Edward Addison, die van begin tot eind aan het hoofd stond van de groep.
De ontbinding van No. 100 Group was symbolisch voor het einde van een tijdperk van intensieve technologische en tactische innovatie binnen de RAF. De ervaringen en lessen die door de groep werden opgedaan in elektronische oorlogsvoering zouden echter een blijvende invloed hebben op de ontwikkeling van militaire technologieën in de decennia na de oorlog. De groep wordt nog steeds herinnerd als een van de meest geavanceerde eenheden binnen Bomber Command, die erin slaagde de Duitse luchtverdediging op effectieve wijze te ondermijnen.
De structuur en het operationele bereik van No. 100 Group
No. 100 Group opereerde vanaf acht vliegvelden in East Anglia, met een vloot van ongeveer 260 vliegtuigen. Hiervan waren er ongeveer 140 Mosquito-nachtjagers die werden ingezet voor intrudermissies en elektronische oorlogsvoering. De resterende vliegtuigen bestonden uit een mix van bommenwerpers en transportvliegtuigen die speciaal waren uitgerust met jammingsystemen. De groep gebruikte ook enkele Bristol Beaufighters, hoewel deze gedurende een korte tijd operationeel waren.
Een belangrijk onderdeel van de structuur van No. 100 Group was de diversiteit aan vliegtuigen en missies. Naast Mosquito’s omvatte de groep Handley Page Halifaxes, Short Stirlings, Vickers Wellingtons en Amerikaanse vliegtuigen zoals de B-17 Flying Fortress en de B-24 Liberator. Deze toestellen waren uitgerust met geavanceerde storingsapparatuur en werden ingezet om Duitse radar- en radiosystemen te storen, waardoor ze een cruciale rol speelden in het succes van de geallieerde bomaanvallen.
De technische nalatenschap van No. 100 Group
De belangrijkste nalatenschap van No. 100 Group ligt in haar pioniersrol op het gebied van elektronische oorlogsvoering. De technologische ontwikkelingen die tijdens de oorlog werden ingezet, legden de basis voor de moderne elektronische oorlogsvoering. De systemen die door de groep werden getest en toegepast, zoals ABC, Mandrel, Carpet en Serrate, vormden de blauwdruk voor latere systemen die in de Koude Oorlog en daarna werden gebruikt.
Daarnaast heeft No. 100 Group laten zien hoe cruciaal het is om technologie en tactiek te integreren in militaire strategieën. De succesverhalen van de groep waren te danken aan het vermogen om technologische vooruitgang te koppelen aan slimme operationele tactieken. Deze combinatie van innovatie en strategie was bepalend voor het succes van de geallieerden in de lucht.
Conclusie
No. 100 (Bomber Support) Group van de RAF was een baanbrekende eenheid tijdens de Tweede Wereldoorlog, gespecialiseerd in elektronische oorlogsvoering en tegenmaatregelen. De groep speelde een cruciale rol in het verstoren van de Duitse nachtjagers en hun ondersteunende systemen door het gebruik van geavanceerde technologieën zoals ABC en Mandrel, en was verantwoordelijk voor het neerhalen van honderden vijandelijke vliegtuigen. Hoewel de groep in december 1945 werd ontbonden, blijft haar technologische en tactische nalatenschap voortleven in de moderne militaire luchtvaart en elektronische oorlogsvoering.
De invloed van No. 100 Group op de geallieerde luchtoorlogvoering, en met name op de bescherming van bommenwerpers tijdens hun missies, kan niet worden onderschat. Hun succes, behaald door een combinatie van innovatie, technologische expertise en tactisch inzicht, heeft niet alleen bijgedragen aan de overwinning van de geallieerden, maar heeft ook de basis gelegd voor de ontwikkeling van elektronische oorlogsvoering in de daaropvolgende decennia.
Bronnen en verdere informatie
- Harris, Arthur T. Despatch on War Operations: 23rd February, 1942, to 8th May, 1945. Routledge, 2011.
- Afbeelding: RAF, Public domain, via Wikimedia Commons
- Richards, Denis. Royal Air Force 1939-1945: Volume II: The Fight Avails. HMSO, 1954.
- Galland, Adolf. The First and the Last: Germany’s Fighter Force in WWII. Buccaneer Books, 1994.
- Bronnen mei1940