De Marine-Brigade von Loewenfeld, ook bekend als de 3. Marine-Brigade, was een Freikorps dat werd opgericht na de Eerste Wereldoorlog. Dit artikel gaat in op de oorsprong, acties, en de controversiële nalatenschap van deze brigade, die bestond uit voormalige leden van de Keizerlijke Marine en zich positioneerde tegen de Weimarrepubliek. De rol van de brigade in de gewelddadige onderdrukking van opstanden en haar betrokkenheid bij extremistisch geweld maakt haar tot een belangrijke, zij het controversiële, historische entiteit.
Inhouds opgave
De oprichting van de Marine-Brigade von Loewenfeld
Achtergrond en initiatief
Op 3 februari 1919 gaf de toenmalige Reichswehrminister Gustav Noske de opdracht aan Korvettenkapitän Wilfried von Loewenfeld om een Freikorps op te richten, bestaande uit voormalige leden van de Keizerlijke Marine. De brigade, later bekend als de Marine-Brigade von Loewenfeld, werd al snel berucht vanwege haar antirepublikeinse en antisemitische opvattingen. Wilhelm Canaris, een vooraanstaand lid van de brigade, speelde een cruciale rol in de oprichting ervan, mede door zijn nauwe band met Von Loewenfeld.
Samenstelling en ideologie
De brigade groeide snel uit tot een macht van ongeveer 1500 man. De leden waren voornamelijk afkomstig uit de rangen van de Keizerlijke Marine en deelden een sterke afkeer van de nieuwe Weimarrepubliek. De brigade bestond uit radicale marineofficieren en stond bekend om haar extreme politieke opvattingen. Ze uitte openlijk haar vijandigheid tegenover de democratische instellingen en droeg symbolen zoals de marine-oorlogsvlag en zelfs hakenkruizen, die later zouden worden geassocieerd met het nationaalsocialisme.
Beginjaren en eerste missies
In de vroege maanden van 1919 werd de brigade ingezet in verschillende operaties in het oosten van Duitsland. Haar eerste missies omvatten de strijd tegen Poolse vrijwilligers in Opper-Silezië en de onderdrukking van stakingen in het industriële hart van Duitsland. De brigade speelde ook een rol in de verdediging van de oostgrenzen van Duitsland, waar ze betrokken was bij gewelddadige confrontaties die vaak gericht waren op het verkrijgen van buit. De eenheden van de brigade stonden bekend om hun brute optreden, waarbij duizenden slachtoffers vielen, inclusief onder de eigen bondgenoten.
De rol van de Marine-Brigade von Loewenfeld in de Kapp-Lüttwitz-Putsch
De coup van maart 1920
In maart 1920 was Duitsland getuige van de Kapp-Lüttwitz-Putsch, een mislukte staatsgreep tegen de jonge Weimarrepubliek, uitgevoerd door conservatieve en monarchistische elementen binnen het leger. De Marine-Brigade von Loewenfeld speelde een belangrijke rol in deze coup, met als doel de democratische regering omver te werpen en een autocratisch bewind te vestigen.
Bezetting van Breslau
De brigade werd ingezet in Breslau (het huidige Wrocław) en ondersteunde de staatsgreep door de stad te bezetten. Deze actie was onderdeel van een breder plan om strategische steden en locaties in handen te krijgen, wat cruciaal werd geacht voor het succes van de putsch. De brigade voerde haar opdracht met extreme hardheid uit, waarbij arrestanten werden gefolterd en sommigen zelfs werden geëxecuteerd zonder vorm van proces.
Mislukking en terugtrekking
De Kapp-Lüttwitz-Putsch werd echter al snel een mislukking. De massale stakingen door arbeiders en de weigering van staatsambtenaren om samen te werken, dwongen de coupplegers om zich terug te trekken. De Marine-Brigade von Loewenfeld trok zich terug uit Breslau, maar liet een spoor van geweld en onderdrukking achter. Dit geweld en de mislukking van de staatsgreep droegen bij aan de groeiende politieke instabiliteit in Duitsland, die later zou leiden tot de opkomst van het nationaalsocialisme.
Onderdrukking van de arbeidersbeweging
Na de mislukte staatsgreep bleef de brigade betrokken bij de onderdrukking van de arbeidersbewegingen die als reactie op de putsch waren ontstaan. In Kiel, een belangrijk centrum van arbeidersverzet, werd de brigade ingezet om de stakende arbeiders te onderdrukken. De arbeiders, die hun eigen milities hadden gevormd, vochten terug, en in sommige gevallen liepen leden van de brigade over naar de kant van de arbeiders. Dit verraad werd echter snel onderdrukt, en de brigade werd vervolgens naar het Ruhrgebied gestuurd om een andere opstand neer te slaan.
De brutale onderdrukking van de Ruhr-opstand
Achtergrond van de Ruhr-opstand
In april 1920, kort na de mislukte Kapp-Lüttwitz-Putsch, laaide het verzet in Duitsland opnieuw op in de vorm van de Ruhr-opstand. Deze opstand was een reactie van arbeiders en socialisten op de toenemende invloed van rechtse elementen binnen het leger en de overheid. Het Ruhrgebied, een belangrijk industrieel centrum in Duitsland, werd het toneel van gewelddadige confrontaties tussen arbeidersmilities en het leger, inclusief de Marine-Brigade von Loewenfeld.
De inzet van de Marine-Brigade von Loewenfeld
De Reichsregierung stuurde de Marine-Brigade von Loewenfeld naar het Ruhrgebied met de opdracht om de opstand neer te slaan. De brigade, berucht om haar gewelddadige aanpak, ging met brute kracht te werk. Tijdens de bezetting van de stad Bottrop werden artilleriebeschietingen en huis-aan-huis gevechten uitgevoerd om de controle over de stad terug te krijgen.
Geweld en schendingen van mensenrechten
Het optreden van de Marine-Brigade von Loewenfeld in Bottrop werd gekenmerkt door extreme wreedheid. In de kelder van het stadhuis werd een “folterkamer” ingericht waar gevangengenomen arbeiders werden mishandeld en soms zelfs geëxecuteerd. Deze martelingen en moorden werden vaak uitgevoerd onder het voorwendsel van verraad of vermeende steun aan de opstandelingen. De brutaliteit van de brigade bereikte een dieptepunt met de verkrachting en mishandeling van de 19-jarige Maria Lippert, die als verpleegster voor de opstandelingen werkte. Haar zaak werd een symbool van de excessen van de Freikorpsen in die tijd.
De gevolgen van het geweld
De gewelddadige onderdrukking van de Ruhr-opstand had verstrekkende gevolgen. Hoewel de opstand werd neergeslagen, versterkte het de kloof tussen de arbeidersklasse en de overheid, en voedde het de groeiende onvrede met de Weimarrepubliek. Het geweld van de Marine-Brigade von Loewenfeld, en andere soortgelijke eenheden, droeg bij aan de radicalisering van de politiek in Duitsland, wat uiteindelijk leidde tot de opkomst van het nationaalsocialisme.
De nalatenschap van de Marine-Brigade von Loewenfeld
Ontbinding en nasleep
Na de onderdrukking van de Ruhr-opstand werd de Marine-Brigade von Loewenfeld in mei 1920 formeel ontbonden, zoals vereist door de bepalingen van het Verdrag van Versailles. Ondanks het ontbindingsbevel bleef het Freikorps nog enkele jaren actief. Veel van de leden van de brigade werden opgenomen in de Reichsmarine, het nieuwe Duitse zeemacht, terwijl anderen hun weg vonden naar paramilitaire organisaties die bleven opereren in de schaduw van de officiële instanties.
De ervaringen die de brigadeleden tijdens hun diensttijd hadden opgedaan, werden vaak gedocumenteerd en gedeeld in verschillende publicaties en herdenkingsschriften. Dit heeft bijgedragen aan een bepaalde mythologisering van de brigade, vooral in conservatieve en extreemrechtse kringen, die de brigade beschouwden als helden van de strijd tegen het bolsjewisme en het verraad van de Weimarrepubliek.
Herdenkingen en controverses
De nagedachtenis aan de Marine-Brigade von Loewenfeld bleef een bron van controverse, vooral in het Duitsland van de jaren 50 en 60. Voormalige leden van de brigade organiseerden zich in de “Kameradschaft der 3. Marine-Brigade v. Loewenfeld” en hielden herdenkingsbijeenkomsten, zoals de jaarlijkse “Grote Marineavonden”. Deze bijeenkomsten, die vaak plaatsvonden in steden zoals Bottrop en Kirchhellen, werden door velen gezien als een eerbetoon aan de strijd van de brigade tegen communistische opstanden, maar wekten ook veel kritiek vanwege hun verheerlijking van extreemrechts geweld.
In Bottrop werd een “Ehrengrab” ingericht voor de gevallen leden van de brigade, wat tot op de dag van vandaag bestaat en aanleiding blijft geven tot discussies. De straatnaam “Loewenfeldstraße”, die na de Tweede Wereldoorlog was omgedoopt, werd later opnieuw vernoemd naar de brigade, wat herhaaldelijk heeft geleid tot oproepen tot herbenoeming.
Kritiek en historische beoordeling
De historische beoordeling van de Marine-Brigade von Loewenfeld is sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog veranderd. Waar de brigade aanvankelijk door sommigen werd gezien als een patriottische strijdmacht die vocht tegen de interne vijanden van Duitsland, werd later duidelijk dat haar daden vaak werden gekenmerkt door extreme wreedheid en schendingen van mensenrechten. Deze herbeoordeling leidde in sommige gevallen tot het intrekken van eerbewijzen, zoals in 2019 in Kiel, waar het “Ehrengrab” van Wilfried von Loewenfeld zijn speciale status verloor.
Historici wijzen op de rol van de brigade in het ondermijnen van de democratie in Duitsland en de bijdrage die zij leverde aan de gewelddadige cultuur die uiteindelijk zou uitmonden in het nationaalsocialisme. Publicaties zoals die van Emil Julius Gumbel uit 1922 hebben deze realiteit onder de aandacht gebracht en dienen als kritische bronnen over de activiteiten van de brigade.
Conclusie
De Marine-Brigade von Loewenfeld is een complex en controversieel onderdeel van de Duitse geschiedenis na de Eerste Wereldoorlog. Hoewel ze aanvankelijk werd opgericht als een Freikorps om de orde te handhaven in een tijd van chaos, speelden haar acties een grote rol in het bevorderen van extreemrechts geweld en het ondermijnen van de democratie in Duitsland. De nalatenschap van de brigade blijft tot op de dag van vandaag omstreden, met zowel herdenkingen als hernieuwde kritiek die de discussie over haar rol in de geschiedenis levend houden.
Bronnen en meer informatie
- Jones, Mark. Founding Weimar: Violence and the German Revolution of 1918-1919. Cambridge University Press, 2016.
- Gumbel, Emil Julius. Vier Jahre politischer Mord. Berlin, 1922.
- Salomon, Ernst von. Der Fragebogen. Rowohlt Verlag, 1951.
- Schumann, Dirk. Politische Gewalt in der Weimarer Republik 1918-1933. Wallstein Verlag, 2001.
- Diefenbacher, Michael. Freikorps und Volkswehr in der Frühphase der Weimarer Republik. De Gruyter, 2003.