De Malmedy-moorden waren een beruchte oorlogsmisdaad gepleegd door soldaten van de Waffen-SS op 17 december 1944 bij het kruispunt van Baugnez, nabij de stad Malmedy in België. Deze gebeurtenis vond plaats tijdens het Ardennenoffensief (16 december 1944 – 25 januari 1945), ook wel bekend als het Von Rundstedt-offensief of de Slag om de Ardennen. Tijdens deze slag werden 84 Amerikaanse krijgsgevangenen (POW’s) geëxecuteerd nadat zij zich hadden overgegeven. De moorden, uitgevoerd door de eenheid Kampfgruppe Peiper, leidden tot internationale verontwaardiging en werden later onderzocht in de Dachau-processen (1945–1947).
Inhouds opgave
Achtergrond van het Ardennenoffensief
Politieke situatie
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog zocht nazi-Duitsland naar manieren om de geallieerde opmars te vertragen en een breuk te forceren in de geallieerde linies. Het offensief in de Ardennen, dat werd geïnitieerd door Adolf Hitler, was bedoeld om paniek en wanorde te zaaien bij de geallieerden. De brute aanpak van de Wehrmacht en de Waffen-SS aan het oostfront tegen de Sovjet-Unie werd ook toegepast aan het westfront. Deze methoden omvatten grove schendingen van de Conventies van Genève, bedoeld om angst te verspreiden onder de geallieerde troepen.
Militaire situatie en de planning
Het Ardennenoffensief had als doel een bres te slaan in de geallieerde linies tussen de steden Monschau en Losheimergraben, en vervolgens de Maas over te steken om de stad Antwerpen te veroveren. Het 6e SS Pantserleger, onder bevel van SS-generaal Sepp Dietrich, werd aangewezen om deze doorbraak te forceren. Een belangrijke eenheid binnen deze formatie was Kampfgruppe Peiper, geleid door SS-Obersturmbannführer Joachim Peiper, een ervaren en fanatieke commandant. Zijn taak was om door de Amerikaanse linies te breken en via de secundaire wegen richting de Maas te trekken om de bruggen bij de stad Huy te veroveren.
De opmars van Kampfgruppe Peiper
De Duitse aanval en obstakels
De opmars van Kampfgruppe Peiper begon op de vroege ochtend van 16 december 1944, maar werd al snel gehinderd door diverse logistieke en infrastructurele problemen. De hoofdwegen waren gereserveerd voor andere eenheden van de 1e SS Pantserdivisie, waardoor Peiper’s eenheid genoodzaakt was gebruik te maken van secundaire wegen. Deze wegen waren niet bestand tegen het zware militaire materieel, zoals de zware Tiger II-tanks, wat de vooruitgang aanzienlijk vertraagde.
Peiper’s eenheid kwam in moeilijkheden door een vernielde brug bij Losheim, een strategisch punt dat eerder door de Duitse troepen zelf was opgeblazen om de geallieerde opmars te vertragen. Dit dwong de Kampfgruppe tot een omweg via de dorpen Lanzerath en Bucholz, wat verdere vertraging veroorzaakte.
Het verzet van de Amerikanen
Bij de dorpen Lanzerath en Honsfeld ondervond de Kampfgruppe onverwacht fel verzet van Amerikaanse verkenningseenheden. Een kleine Amerikaanse eenheid van 22 man wist de opmars van zo’n 500 Waffen-SS-soldaten voor bijna een hele dag te vertragen. Deze vertraging bleek cruciaal, omdat het de Amerikaanse troepen de tijd gaf om hun linies te versterken. Uiteindelijk werden de Amerikaanse troepen in Lanzerath omsingeld en gevangengenomen, maar niet zonder aanzienlijke tijdsverlies voor de Duitsers.
Na de strijd bij Lanzerath ging Peiper’s colonne verder en nam Honsfeld in. Hier werden diverse Amerikaanse krijgsgevangenen geëxecuteerd. Dit was een voorbode van de gruwelijkheden die enkele uren later zouden plaatsvinden bij Malmedy.
De Malmedy-moorden bij het Baugnez-kruispunt
De gebeurtenissen van 17 december 1944
Op 17 december 1944 bereikte Kampfgruppe Peiper het Baugnez-kruispunt, ongeveer drie kilometer ten zuidoosten van Malmedy. Op dat moment naderde een Amerikaanse colonne van de 285e Veldartillerie-waarnemingsbataljon het kruispunt, onderweg naar St. Vith om zich bij de 7e Pantserdivisie te voegen. De Duitse troepen zagen de Amerikaanse colonne en openden het vuur. Ze vernietigden de voorste en achterste voertuigen, waardoor de Amerikanen geen mogelijkheid tot ontsnapping hadden. Na een korte, hevige strijd gaven de overlevende Amerikaanse soldaten zich over en werden door de Duitsers naar een nabijgelegen veld geleid.
Het verloop van de executie
De Amerikaanse krijgsgevangenen werden verzameld in een veld naast het kruispunt. Zonder waarschuwing begonnen de Waffen-SS-soldaten met machinegeweren op de weerloze groep te vuren. Het schieten veroorzaakte paniek, waarbij enkele krijgsgevangenen probeerden te vluchten. De meesten werden echter ter plaatse neergeschoten. Enkele soldaten die de aanvankelijke schietpartij overleefden, werden later door de SS-soldaten met een genadeschot omgebracht toen zij door het veld liepen om gewonde overlevenden te doden.
Sommige krijgsgevangenen wisten zich dood te houden of konden zich verbergen en ontsnappen. Getuigenissen van overlevenden gaven een gedetailleerd verslag van de wreedheden die daar plaatsvonden, wat bijdroeg aan het wereldwijde besef van de ernst van de misdaden.
Nasleep en Amerikaanse reacties
In de namiddag van 17 december 1944 werden 43 overlevenden van de massamoord gevonden door Amerikaanse patrouilles van het 291e Gevechtsgenie-bataljon. Deze ontdekking leidde tot wijdverspreide verontwaardiging onder de Amerikaanse troepen en droeg bij aan een roep om vergelding. Onofficiële orders om geen gevangenen te maken verspreidden zich binnen de Amerikaanse linies. Dit leidde tot incidenten zoals de Chenogne-moorden op 1 januari 1945, waarbij Amerikaanse troepen ongeveer 80 Duitse krijgsgevangenen executeerden als vergelding.
Onderzoek en Forensische Bevindingen
Ontdekking en eerste onderzoek
Op 14 januari 1945, na de herovering van het gebied door de geallieerden, bereikte het Amerikaanse leger het Baugnez-kruispunt en trof daar de lichamen van de 84 geëxecuteerde krijgsgevangenen aan. Het terrein, bedekt met sneeuw, onthulde duidelijk de verschrikkingen die zich daar hadden afgespeeld. Militair forensisch onderzoek werd onmiddellijk uitgevoerd om bewijs te verzamelen voor het vervolgen van de verantwoordelijken. De slachtoffers vertoonden machinegeweerschoten, en veel lichamen hadden hoofdwonden die duidden op een genadeschot, een teken dat overlevenden doelbewust waren geëxecuteerd.
Forensische analyse
Het onderzoek toonde aan dat twintig lichamen sporen van kruitverbranding rond de hoofdwonden hadden, wat bevestigde dat zij van dichtbij waren doodgeschoten. Andere lichamen vertoonden hoofdwonden zonder kruitresten, en bij sommige slachtoffers werd fatale stomptrauma geconstateerd door slagen met geweerkolven. Deze resultaten gaven aan dat de slachtoffers op een georganiseerde manier waren gedood en dat het gebruik van machinegeweren erop wees dat de krijgsgevangenen waren samengebracht om systematisch te worden geëxecuteerd.
Getuigenverklaringen
Overlevenden van de moordpartij speelden een cruciale rol in het onderzoek. Zij vertelden hoe de Duitse soldaten, na de initiële machinegeweersalvo’s, tussen de lichamen doorliepen en gewonde soldaten executeerden met schoten op korte afstand. Enkele getuigen beschreven ook hoe soldaten probeerden te ontsnappen of zich dood hielden om de aanval te overleven. Deze getuigenissen versterkten het bewijs dat de moorden niet het gevolg waren van een chaotische situatie, maar van een bewuste actie van de Waffen-SS.
Gevolgen voor de strijd
Het nieuws over de Malmedy-moorden verspreidde zich snel onder de geallieerde troepen en zorgde voor een toename van de vastberadenheid om de vijand te bestrijden. De verhalen van de overlevenden en de bevindingen van het onderzoek versterkten het beeld van de wreedheid van de Waffen-SS en droegen bij aan de motivatie van de geallieerde troepen om geen genade te tonen in de strijd tegen deze eenheden.
Juridische Nasleep: Het Malmedy-proces
Verantwoording en processen
Na het einde van de oorlog begon het Amerikaanse leger met het vervolgen van degenen die verantwoordelijk waren voor de oorlogsmisdaden in Malmedy en andere gerelateerde incidenten. Dit leidde tot het Malmedy-proces, gehouden van mei tot juli 1946 als onderdeel van de Dachau-processen. De processen vonden plaats in het voormalige concentratiekamp Dachau, dat was omgevormd tot een locatie voor gerechtelijke procedures tegen oorlogsmisdadigers.
De hoofdbeklaagden waren onder meer SS-Obersturmbannführer Joachim Peiper, de bevelhebber van Kampfgruppe Peiper, en SS-Generaal Sepp Dietrich, die het bevel voerde over het 6e SS Pantserleger. Peiper werd aangeklaagd voor het leiding geven aan de eenheid die de moord op de Amerikaanse krijgsgevangenen had uitgevoerd, terwijl Dietrich commandoverantwoordelijkheid droeg voor de acties van zijn ondergeschikten. SS-Sturmbannführer Werner Poetschke, commandant van het 1e Pantserbataljon, werd ook geïdentificeerd als een sleutelfiguur die betrokken was bij het initiëren van de moorden.
Uitkomst van het proces
Tijdens het proces legden getuigen en overlevenden van de Malmedy-moorden belastende verklaringen af. De aanklacht stelde dat de systematische executie van krijgsgevangenen in strijd was met het oorlogsrecht en de Conventies van Genève. Bewijsstukken, waaronder forensische rapporten en ooggetuigenverklaringen, versterkten de zaak tegen de aangeklaagden. Het Malmedy-proces resulteerde in 43 doodvonnissen en 22 levenslange gevangenisstraffen, met verschillende kortere gevangenisstraffen voor andere betrokkenen.
Echter, geen van de doodvonnissen werd uiteindelijk uitgevoerd. Door controversiële verhoren en beschuldigingen van onrechtmatige dwangmethoden tijdens de processen werden veel straffen herzien. In 1955 en 1956 werden zowel Joachim Peiper als Sepp Dietrich vrijgelaten, samen met verschillende andere veroordeelden.
Conclusie en blijvende impact
De Malmedy-moorden werden een symbool van de gruweldaden gepleegd door de Waffen-SS en onderstreepten de noodzaak om verantwoordelijken voor oorlogsmisdaden ter verantwoording te roepen. De gebeurtenissen en het daaropvolgende proces lieten zien hoe kwetsbaar de grenzen van menselijke waardigheid en oorlogsrecht kunnen zijn in tijden van conflict. De moorden droegen bij aan de collectieve herinnering aan de wreedheden van de Tweede Wereldoorlog en benadrukten het belang van het handhaven van humane praktijken, zelfs in tijden van oorlog.
De juridische nasleep van het proces en de bevindingen zijn nog steeds onderwerp van discussie onder historici, met name vanwege de methoden die werden gebruikt om getuigenissen te verkrijgen en de manier waarop de straffen werden gematigd. Toch blijft het Malmedy-proces een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, dat de wreedheden van de oorlog blootlegde en bijdroeg aan het vormen van latere benaderingen van internationale gerechtigheid.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding: Malmedy-moorden Public Domain via Wiki commens
- Glass, Maj. Scott T. “Mortuary Affairs Operations at Malmedy — Lessons Learned from a Historic Tragedy“.
- MacDonald, Charles (1984). A Time For Trumpets: The Untold Story of the Battle of the Bulge. Bantam Books. ISBN 0-553-34226-6.
- Cole, Hugh M. (1965). “Chapter V: The Sixth Panzer Army Attack”. The Ardennes. United States Army in World War II, The European Theater of Operations. Washington, D.C.: Office of the Chief of Military History. Archived from the original on 7 August 2010. Retrieved 12 July 2010.
- Engels, Émile, ed. (1994). Ardennes 1944–1945, Guide du champ de bataille (in het Frans). Racine, Bruxelles.
- Kershaw, Alex (2005). The Longest Winter: The Battle of the Bulge and the Epic Story of World War II’s Most Decorated Platoon. Da Capo Press. p. 330. ISBN 0-306-81440-4.
- Cavanagh, William (2005). The Battle East of Elsenborn. Pen & Sword Books. ISBN 1-84415-126-3.
- Reynolds, Michael (2003). Massacre At Malmédy During the Battle of the Bulge. Archived from the original on 7 March 2007.
- Review and Recommendation of the Deputy Judge Advocate for War Crimes (20 October 1947). pp. 4–22.
- Bronnen Mei1940