HMS Queen Elizabeth was een Brits slagschip en het eerste vaartuig van de gelijknamige Queen Elizabeth-klasse, bestaande uit vijf dreadnought-slagschepen. Deze klasse, gebouwd voor de Royal Navy in de vroege jaren 1910, kenmerkte zich door een combinatie van snelheid, zware bewapening en verbeterde pantsering. De Queen Elizabeth-klasse werd ingevoerd in een periode van snelle technologische vooruitgang binnen de marines van de grote mogendheden. Deze ontwikkeling werd mede gedreven door de voorafgaande Anglo-Duitse vlootwedloop, waarbij de introductie van de HMS Dreadnought in 1906 al had geleid tot een ingrijpende herdefinitie van de standaard voor slagschepen.
Inhouds opgave
Stookolie ipv steenkool als brandstof
HMS Queen Elizabeth, voltooid in 1915, werd gekenmerkt door belangrijke innovaties. In tegenstelling tot eerdere generaties slagschepen, die op steenkool draaiden, werd zij aangedreven door stookolie. Dit zorgde voor een grotere energie-efficiëntie en een gunstigere verhouding tussen snelheid en bereik. Dit slagschip vervulde herhaaldelijk de rol van vlaggenschip binnen diverse operationele formaties van de Royal Navy. Tijdens de Eerste Wereldoorlog maakte het schip deel uit van de Grand Fleet in de Noordzee, hoewel zij, behoudens enkele beperkte confrontaties, voornamelijk werd ingezet bij routinematige patrouilles en training. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd HMS Queen Elizabeth wederom op meerdere maritieme fronten ingezet, alvorens uiteindelijk in 1948 uit dienst te worden genomen en verschroot.
Ontwerp en Technische Kenmerken
De Queen Elizabeth-klasse vormde een nieuwe standaard binnen de Britse marinearchitectuur. Deze schepen moesten sneller zijn dan voorgaande slagscheepstypen en tegelijk zwaar genoeg bewapend om het op te nemen tegen elk vijandig linieschip. De specifieke eisen aan snelheid, vuurkracht en pantsering waren direct gerelateerd aan de tactische doctrines van de Royal Navy aan het begin van de 20e eeuw. De nadruk lag op het vermogen om de vijandelijke linie in te halen, te flankeren en met superieure vuurkracht beslissende treffers te plaatsen.
Afmetingen en Vermogen
HMS Queen Elizabeth had een totale lengte van circa 195 meter, een breedte van ruim 27 meter en een diepgang van ongeveer 10 meter. Het standaard waterverplaatsingsvermogen bedroeg ruim 32.500 ton, oplopend tot ruim 33.000 ton bij volledige belading. Twee sets Parsons-stoomturbines, gevoed door 24 Babcock & Wilcox-ketels, leverden een vermogen van circa 75.000 shp (56.000 kW). Hiermee kon een maximale snelheid van ongeveer 24 tot 25 knopen worden bereikt, destijds aanzienlijk voor een slagschip. De keuze voor stookolie in plaats van steenkool maakte snellere acceleratie, efficiëntere bedrijfsvoering en een betere brandstofdistributie mogelijk.
Het bereik, circa 5.000 zeemijlen bij een kruissnelheid van 12 knopen, was voldoende om in het Noordzeegebied langdurige operaties uit te voeren. Dit was van strategisch belang, aangezien de Britse Grand Fleet vanuit basissen als Scapa Flow voortdurend gereed moest blijven om een eventuele Duitse poging tot doorbraak te kunnen verijdelen.
Bemanning en Operationele Capaciteit
Aan boord van HMS Queen Elizabeth dienden in vredestijd doorgaans meer dan 1.200 manschappen, bestaande uit officieren, onderofficieren en matrozen. Als vlaggenschip kon het aantal personeel afwijken door de aanwezigheid van extra stafleden. De bemanning hield zich bezig met uiteenlopende taken, variërend van het onderhoud van de machines en wapens, tot het verzorgen van navigatie, communicatie en dagelijkse logistiek.
Bewapening en Beheersing van het Vuur
De primaire bewapening van de Queen Elizabeth-klasse bestond uit acht 15-inch (381 mm) kanonnen, verdeeld over vier tweelingtorens. Deze zware geschutssystemen vormden de kern van de vuurkracht van het slagschip en konden granaten met grote nauwkeurigheid over aanzienlijke afstand afvuren. Daarnaast beschikte het schip over secundair geschut in de vorm van 6-inch (152 mm) kanonnen voor verdediging tegen kleinere oppervlakteschepen. De luchtdoelartillerie, aanvankelijk beperkt, werd naarmate de dreiging uit de lucht toenam, uitgebreid en gemoderniseerd. Torpedobuizen onder water vormden een aanvullend wapen, zij het met beperktere tactische waarde tegen goed gepantserde tegenstanders.
Om de effectiviteit van de bewapening te vergroten, werd het slagschip uitgerust met vuurleidingssystemen, rangefinders en speciale uitkijkposten. Deze systemen maakten een meer gecoördineerde en precieze inzet van het geschut mogelijk, zowel bij daglicht als onder beperktere zichtomstandigheden. De stuurinformatie vanuit de commandobrug en de op de masttoppen geplaatste afstandmeters stelde de commandant en zijn artillerieofficieren in staat sneller en nauwkeuriger de juiste schietgegevens te berekenen.
Pantsering en Bescherming
De pantsering was ontworpen om de vitale delen van het schip – machinekamers, munitieopslagplaatsen en besturingscentra – te beschermen tegen treffers van vijandelijk geschut. De hoofdpantsergordel langs de waterlijn was tot 13 inch (330 mm) dik, terwijl de geschuttorens en barbettes pantserdiktes tot 13 inch hadden om de belangrijkste batterijen veilig te stellen. Het dekpantser varieerde van 1 tot 3 inch (25–76 mm), afhankelijk van de sectie. Na de Zeeslag bij Jutland in 1916 werden aanvullingen en verbeteringen doorgevoerd, zoals extra dekpantser en maatregelen om het risico op munitie-explosies te verkleinen. Deze aanpassingen maakten het schip beter bestand tegen verticale beschieting en onderwaterexplosies.
Verdere Moderniseringen voor 1939
Tussen de beide wereldoorlogen onderging HMS Queen Elizabeth diverse moderniseringen, zoals verbeterde vuurleidingssystemen, vervanging van verouderde luchtdoelkanonnen en aanpassingen aan de opbouw. Ook de brug en mastconfiguraties werden herzien om de operationele effectiviteit en zeewaardigheid te verbeteren. Deze aanpassingen, doorgevoerd in verschillende fasen, versterkten de algehele veerkracht van het schip in een tijd waarin luchtmacht en onderzeebootbedreigingen steeds groter werden.
Oorlogsdienst in de Eerste Wereldoorlog (1915–1918)
HMS Queen Elizabeth werd begin 1915 voltooid en kwam meteen in actie tijdens de Eerste Wereldoorlog. Bij aankomst in de Middellandse Zee was zij betrokken bij de Dardanellenoperaties, een poging van de geallieerden om het Ottomaanse Rijk uit de oorlog te dwingen en een directe zeeroute naar Rusland te openen. Dit omvatte beschietingen op Ottomaanse kustbatterijen en steun aan landingen tijdens de mislukte campagne op het Gallipoli-schiereiland.
Dardanellen en Gallipoli (1915)
Tijdens de Dardanellenveldtocht, in februari en maart 1915, gaf HMS Queen Elizabeth vuursteun door de Ottomaanse verdedigingswerken en artillerieopstellingen te bestoken. Door haar zware 15-inch kanonnen kon zij, samen met andere zware eenheden, de forten rond de zeestraat onder druk zetten. Hoewel de artilleriebeschietingen gedeeltelijk succesvol waren in het neutraliseren van sommige vijandelijke stellingen, bleek het moeilijk om deze volledig uit te schakelen. Ondertussen werd duidelijk dat alleen artillerievuur onvoldoende was om de doorbraak te forceren.
Na verwoede pogingen strandde de campagne. HMS Queen Elizabeth had onder meer te maken met Ottomaanse tegenmaatregelen, zoals slim geplaatste mijnenvelden. Deze zeemijnen, zoals die in de baai van Eren Köy, vormden een forse bedreiging voor de geallieerde slagschepen. Ondanks het zware pantser liep het slagschip risico op ernstige schade, waardoor het optreden behoedzamer werd. Uiteindelijk droeg het slagschip, net als andere Britse eenheden, bij aan langdurige, maar niet doorslaggevende acties in de Dardanellen. Nadat in mei 1915 bleek dat de campagne niet snel zou slagen, werd HMS Queen Elizabeth teruggeroepen naar de Noordzee.
Dienst in de Noordzee
Na terugkeer in Groot-Brittannië werd HMS Queen Elizabeth ingedeeld bij de Grand Fleet, gestationeerd in Scapa Flow. Dit belangrijke ankerpunt diende als uitvalsbasis tegen de Duitse Keizerlijke Marine. Ondanks haar status als modern slagschip nam HMS Queen Elizabeth niet deel aan de Zeeslag bij Jutland in mei/juni 1916, omdat zij op dat moment voor onderhoud uit de vaart was. Het schip bleef echter een kernonderdeel van de vloot en vervulde voornamelijk patrouilletaken en oefende in samenspel met andere kapitale eenheden van de Royal Navy. Hiermee onderhield zij een permanente aanwezigheid om de Duitse Hochseeflotte in toom te houden.
Na de Wapenstilstand
Na de wapenstilstand van november 1918, waarbij vertegenwoordigers van het Duitse Rijk zich aan boord van de Queen Elizabeth meldden, verlegde het schip haar rol naar die van symbool voor de Britse zeemacht. Met het einde van de oorlog was haar kerntaak als kapitaalschip onverminderd belangrijk. De maritieme superioriteit van de Royal Navy werd na 1918 internationaal erkend, en de Queen Elizabeth droeg daaraan bij als een van de modernste en krachtigste slagschepen van haar tijd. Na de oorlog volgde een periode van aanpassingen en revisies, waardoor de operationele levensduur werd verlengd en zij kon inspelen op de veranderende tactische en strategische eisen in het interbellum.
Interbellum (1919–1939)
Na de Eerste Wereldoorlog volgde voor HMS Queen Elizabeth een periode van ingrijpende moderniseringen en herinrichtingen die haar inzetbaarheid in de veranderende geopolitieke omstandigheden waarborgden. Het schip, kort ingezet als vlaggenschip bij vredesonderhandelingen, onderging diverse verbouwingen om de technologische en operationele achterstand die tijdens en vlak na de oorlog was ontstaan, weg te werken. Niet alleen haar vuurleiding en luchtafweer werden verbeterd, ook de opbouw, masten en radar- en radioapparatuur kregen aanpassingen om het overzicht op het slagveld te vergroten en coördinatie met andere eenheden te verbeteren.
Moderniseringen en Technische Aanpassingen
In de jaren 1920 en 1930 werd de Queen Elizabeth uitgerust met nieuwe vuurleidingssystemen, geavanceerdere afstandsmeters, en werd haar luchtdoelbewapening uitgebreid om beter weerstand te kunnen bieden aan de zich ontwikkelende dreiging uit de lucht. De oorspronkelijke 3-inch luchtdoelkanonnen werden vervangen door effectievere 4-inch varianten en later, tijdens uitgebreide verbouwingen eind jaren 1930, werd een modern torenbrugontwerp toegepast. Hierdoor nam het observatie- en coördinatievermogen van de bevelhebbers aanzienlijk toe.
Tevens werd de machinesectie aangepakt, waarbij oude ketels en turbines door nieuwere exemplaren werden vervangen, om het rendement en de betrouwbaarheid van de voortstuwing te verhogen. Het dekpantser werd versterkt om het schip beter te wapenen tegen bominslagen vanuit de lucht, een groeiende bedreiging sinds de opkomst van sterkere luchtmachten. Verder werden lanceerplatforms voor verkenningsvliegtuigen geplaatst en later weer verwijderd, naarmate tactische inzichten evolueerden.
Sensoren, Vuurleiding en Centrale Controle
Tijdens haar dienstjaren werd HMS Queen Elizabeth voorzien van diverse sensoren en vuurleidingssystemen om de slagkracht en precisie van haar artillerie te verbeteren. In de loop der decennia, met name tussen de beide wereldoorlogen en tijdens de Tweede Wereldoorlog, onderging zij meerdere upgrades op het gebied van detectie, richtapparatuur en centrale coördinatie van wapensystemen.
High Angle Control System (HACS)
Een belangrijk onderdeel van de luchtafweerverbeteringen was de introductie en verdere ontwikkeling van het High Angle Control System (HACS) in 1931. Dit systeem bood een gecentraliseerde vuurleiding voor de snelvuur-luchtdoelartillerie, waardoor doelen op grotere hoogte en met variabele snelheid beter konden worden gevolgd. HACS omvatte optische afstandsmeters, gyro-stabilisatie en wiskundige berekeningen om koers en snelheid van vijandelijke vliegtuigen te compenseren. Het resultaat was een aanzienlijk verbeterde trefkans, wat essentieel was in een periode waarin luchtaanvallen steeds frequenter en nauwkeuriger werden.
Radar en Elektronische Sensoren
Met de opkomst van radar nam het detectievermogen van oppervlakteschepen zoals HMS Queen Elizabeth sterk toe. Aanvankelijk werden eenvoudige radarsets toegevoegd voor oppervlaktewaarneming en luchtverkenning, waarmee men vijandelijke schepen, onderzeeërs en vliegtuigen eerder kon lokaliseren, ook bij slecht zicht of nachtelijke omstandigheden. Naarmate de oorlog vorderde, kreeg zij geavanceerdere radarapparatuur voor zowel doelaanduiding als vuurleiding, inclusief systemen voor het meten van afstand en richting van inkomende doelen. Hierdoor konden kanonnen sneller en nauwkeuriger worden gericht zonder uitsluitend afhankelijk te zijn van optische waarneming.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd HMS Queen Elizabeth geleidelijk uitgerust met diverse radarinstallaties die elk een specifieke taak vervulden. Hoewel exacte installatiedata en samenstellingen in de loop van de oorlog konden variëren, waren de volgende Britse marineradartypen kenmerkend voor haar modernisering en inzet:
- Type 281: Een luchtwaarschuwingsradar voor het vroegtijdig detecteren van inkomende vliegtuigen. Hiermee konden bemanning en luchtafweer zich beter voorbereiden op een luchtaanval.
- Type 273: Een oppervlaktesearchradar voor het opsporen van schepen, vooral bij slecht zicht of ’s nachts. Hiermee kon de brug nauwkeurige informatie krijgen over de positie en koers van vijandelijke eenheden op zee.
- Type 284: Een vuurleidingsradar voor het hoofdbatterijgeschut (15-inch kanonnen). Deze radar leverde gegevens voor nauwkeurige doelaanwijzing en afstandsberekening, ter aanvulling op of vervanging van optische afstandsmeters.
- Type 285: Een vuurleidingsradar voor de secundaire en hooghoekbatterijen (bijvoorbeeld de 4,5-inch luchtafweergeschutten). Deze verhoogde de trefkans tegen snelle, hoog- en laagvliegende doelen.
In sommige gevallen konden ook andere typen, zoals Type 282 of Type 283, worden toegepast voor de fijnregeling van specifieke luchtafweergeschutssystemen, zoals de “pom-pom” kanonnen. In combinatie met het High Angle Control System (HACS) en de centrale plottingrooms werd zo een geïntegreerd netwerk van waarneming, coördinatie en vuurleiding gecreëerd.
Vuurleiding en Commandocentra (Plotting Rooms)
Om de gegevens van HACS, radar, optische afstandsmeters en andere sensoren te integreren, beschikte HMS Queen Elizabeth over speciale commandocentra. In de zogenoemde “plotting rooms” werden alle meetgegevens van sensoren, waarnemingsposten en luchtverkenningsrapporten samengebracht. Getrainde operators en officieren verwerkten deze input tot bruikbare schietgegevens voor de artillerie-officieren. De informatie werd via interne communicatielijnen en vuurleidingstabellen omgezet in nauwkeurige richtinformatie voor de hoofd- en secundaire batterijen. Ook werd in deze ruimten de tactische situatie in kaart gebracht, zodat de kapitein en zijn staf weloverwogen beslissingen konden nemen over positie, koers, snelheid en inzet van de beschikbare wapens.
Deze combinatie van geavanceerde sensoren, radar, mechanische rekenapparaten en centrale vuurleiding leidde tot een effectiever gebruik van alle wapens aan boord. Hierdoor kon HMS Queen Elizabeth zich beter weren tegen moderne dreigingen en opereren in complexe gevechtssituaties, zowel op zee als in kustgebieden.
Politiek-militaire Taak in het Interbellum
In deze periode fungeerde HMS Queen Elizabeth als vlaggenschip in verschillende flottieljes, veelal in de Middellandse Zee. Dit gebied was belangrijk voor Groot-Brittannië vanwege strategische zeeroutes, koloniale belangen en diplomatieke balans in Europa en het Midden-Oosten. Als aanwezigheidssymbool hielp zij om stabiliteit te handhaven. In het bijzonder speelde het slagschip een rol tijdens crisissituaties en toonde de Royal Navy met haar aanwezigheid dat het Britse Rijk nog altijd een maritieme grootmacht was.
Tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936–1939) nam HMS Queen Elizabeth niet direct deel aan gevechten, maar leverde zij indirect een bijdrage aan de handhaving van de non-interventieblokkade. Vanuit deze rol hield zij scheepvaartverkeer in de gaten om wapenleveranties aan strijdende partijen te beperken, wat paste in de bredere internationale pogingen om escalatie in Europa te voorkomen. De oplopende spanningen in Europa en Azië zorgden er echter voor dat haar rol aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog wederom werd herzien en benadrukt.
Inzet tijdens de Tweede Wereldoorlog (1939–1945)
Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd HMS Queen Elizabeth opnieuw een actief onderdeel van grootschalige maritieme operaties. Aanvankelijk viel zij, na een periode van intensieve verbouwingen, onder de Home Fleet ter bescherming van Britse wateren. Later, toen de Middellandse Zee en de Indische Oceaan brandhaarden werden, verschoof haar inzet naar deze gebieden. Zij begeleidde konvooien, bood vuursteun bij landingen en droeg bij aan het onderdrukken van vijandelijke marines en koopvaardijroutes.
Mediterrane Operaties en Schade te Alexandria (1941)
Een cruciale fase in haar loopbaan vond plaats in de Middellandse Zee. Hier was HMS Queen Elizabeth betrokken bij de konvooibegeleiding naar Malta, de evacuatie van geallieerde troepen uit Kreta, en het bieden van ondersteuning aan militaire operaties in Noord-Afrika. Deze taken vereisten een sterk, betrouwbaar en flexibel slagschip, want de Duitse Luftwaffe en de Italiaanse Regia Marina vormden een voortdurende bedreiging. Ondanks tegenmaatregelen werd het schip op 19 december 1941 ernstig beschadigd door Italiaanse marineduikers die onderwaterspringladingen aanbrachten in de haven van Alexandrië. Hoewel de Queen Elizabeth zware schade opliep, bleef zij door een Britse misleidingstactiek op papier “operationeel” om de tegenstander te misleiden. In werkelijkheid kostte het maandenlang intensief reparatiewerk om haar weer in bedrijfsklare staat te brengen.
Herstel, Latere Operaties en Einde Carrière (1942–1948)
Na de ernstige beschadigingen in Alexandrië werd HMS Queen Elizabeth tijdelijk onttrokken aan actieve inzet. Ze werd overgebracht naar droogdokken in onder meer de Verenigde Staten (Norfolk Navy Yard) voor omvangrijke herstelwerkzaamheden van september 1942 tot juni 1943. Deze reparaties omvatten structurele versterkingen, herstel van de machinekamers, en verdere verbeteringen aan luchtafweer- en vuurleidingssystemen. Het schip werd daarna opnieuw in dienst gesteld bij de Home Fleet, maar de strategische situatie verlegde haar inzetgebied al snel opnieuw.
In de tweede helft van de oorlog werd HMS Queen Elizabeth ingezet in de Indische Oceaan, waar zij deel uitmaakte van de Eastern Fleet en vervolgens de British Pacific Fleet. Hier nam zij deel aan bombardementen op vijandelijke posities in Zuidoost-Azië, ondersteunde zij geallieerde operaties rond onder meer Sabang en Nicobaren, en droeg zo bij aan de algehele druk op Japanse en bezette gebieden in het Verre Oosten. De Britse zeemacht gebruikte haar vermogen tot kustbombardementen en dekking van amfibische operaties in ondersteuning van landingen en het terugdringen van vijandelijke garnizoenen.
Met het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 verviel de operationele noodzaak voor grote aantallen slagschepen. Technologische ontwikkelingen, waaronder de opkomst van luchtmacht en vliegdekschepen, hadden de rol van traditionele slagschepen drastisch ingeperkt. HMS Queen Elizabeth, ooit vooraanstaand symbool van Britse maritieme macht, werd in de nasleep van de oorlog voor korte tijd ingezet als accommodatieschip, waarna zij in 1948 definitief werd uitgefaseerd en verkocht om te worden gesloopt.
Conclusie
HMS Queen Elizabeth vertegenwoordigde een belangrijke fase in de ontwikkeling van het Britse slagschipontwerp, gekenmerkt door overstap naar olieverbranding, verhoogde snelheid en zware artillerie. Hoewel zij in de Eerste Wereldoorlog een relatief beperkte rol speelde in daadwerkelijke zeeslagen, was haar aanwezigheid in de Dardanellen en daarna in de Noordzee van operationeel en symbolisch belang. In het interbellum en de Tweede Wereldoorlog onderging de Queen Elizabeth grootschalige moderniseringen om relevant te blijven in een snel veranderend oorlogstheater. Haar inzet in de Middellandse Zee, de Indische Oceaan en latere Pacific-activiteiten illustreerden haar aanpassingsvermogen. Na een loopbaan van ruim drie decennia, belichaamde haar uiteindelijke uitdienstneming de afnemende betekenis van het slagschip als kern van de zeemacht.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding: Royal Navy official photographer, Beadell, S J (Lt), Public domain, via Wikimedia Commons
- Admiralty Historical Section (2002). The Royal Navy and the Mediterranean. Whitehall Histories: Naval Staff Histories. Vol. II: November 1940–December 1941. London: Whitehall History in association with Frank Cass. ISBN 0-7146-5205-9.
- Brooks, John (2005). Dreadnought Gunnery and the Battle of Jutland. London: Routledge. ISBN 978-0-7146-5702-8.
- Burt, R. A. (2012a). British Battleships, 1919–1945 (2nd ed.). Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 978-1-59114-052-8.
- Burt, R. A. (2012b). British Battleships of World War One (2nd ed.). Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 978-0-87021-863-7.
- Campbell, John (1972). Queen Elizabeth Class. Warship Monographs. Vol. 2. London: Conway Maritime Press. ISBN 0-85177-052-5.
- Campbell, N. J. M. (1980). “Great Britain”. In Chesneau, Roger (ed.). Conway’s All the World’s Fighting Ships 1922–1946. New York: Mayflower Books. ISBN 0-8317-0303-2.
- Campbell, N. J. M. (1986). Jutland: An Analysis of the Fighting. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 0-87021-324-5.
- Corbett, J. S. (2003) [1921]. Naval Operations. Vol. II (2nd ed.). London: Longmans, Green & Co. ISBN 978-1-84342-490-1.
- Gordon, Andrew (2012). The Rules of the Game: Jutland and British Naval Command. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 978-1-59114-336-9.
- Jellicoe, John (1919). The Grand Fleet, 1914–1916: Its Creation, Development, and Work. New York: George H. Doran Company. OCLC 13614571.
- Lyon, Hugh; Moore, John E (1978). The Encyclopedia of the World’s Warships. London: Salamander Books. ISBN 0-517-22478-X.
- Massie, Robert K. (2003). Castles of Steel: Britain, Germany, and the Winning of the Great War at Sea. New York: Random House. ISBN 0-679-45671-6.
- Parkes, Oscar (1990) [1966]. British Battleships, Warrior 1860 to Vanguard 1950: A History of Design, Construction, and Armament (New & rev. ed.). Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 1-55750-075-4.
- Preston, Antony (1981). Battleships. London: Hamlyn. ISBN 978-0-600-34942-6.
- Preston, Antony (1985). “Great Britain and Empire Forces”. In Gray, Randal (ed.). Conway’s All the World’s Fighting Ships 1906–1921. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 0-85177-245-5.
- Raven, Alan & Roberts, John (1976). British Battleships of World War Two: The Development and Technical History of the Royal Navy’s Battleship and Battlecruisers from 1911 to 1946. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 0-87021-817-4.
- Rohwer, Jürgen (2005). Chronology of the War at Sea 1939–1945: The Naval History of World War Two (Third Revised ed.). Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 1-59114-119-2.
- Shores, Christopher; Cull, Brian & Malizia, Nicola (1987). Air War for Yugoslavia, Greece, and Crete. London: Grub Street. ISBN 0-948817-07-0.
- Silverstone, Paul H. (1984). Directory of the World’s Capital Ships. New York: Hippocrene Books. ISBN 0-88254-979-0.
- Tarrant, V. E. (1999) [1995]. Jutland: The German Perspective: A New View of the Great Battle, 31 May 1916. London: Brockhampton Press. ISBN 1-86019-917-8.
- Whitley, M. J. (1999). Battleships of World War Two: An International Encyclopedia. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. ISBN 1-55750-184-X.
- Bronnen Mei1940