HMS Duke of Edinburgh: Geschiedenis van een Pantserkruiser

HMS Duke of Edinburgh, pantserkruiser van de Royal Navy, afgebeeld in volledige uitrusting voor 1914.
HMS Duke of Edinburgh in volle zee, vastgelegd vóór haar militaire inzet tijdens de Eerste Wereldoorlog.

De HMS Duke of Edinburgh was het eerste schip van de gelijknamige klasse van pantserkruisers, gebouwd voor de Royal Navy in het begin van de 20e eeuw. Dit schip speelde een cruciale rol in de vroege 20e-eeuwse maritieme strategie van Groot-Brittannië en was getuige van enkele van de belangrijkste militaire gebeurtenissen tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Ontwerp en Specificaties

De HMS Duke of Edinburgh werd ontworpen als een krachtig pantserkruiser met een verplaatsing van 12.590 lange ton (12.790 ton) in standaardconfiguratie en tot 13.965 lange ton (14.189 ton) volledig beladen. Met een totale lengte van 505 voet 6 inch (154,1 meter), een breedte van 73 voet 6 inch (22,4 meter) en een diepgang van 27 voet (8,2 meter) bood het schip ruimte voor een bemanning van 789 officieren en manschappen.

Het schip werd aangedreven door twee viercilinder drievoudige-expansie-stoommachines, elk verbonden aan een afzonderlijke schroefas. De benodigde stoom werd geleverd door 20 Babcock & Wilcox-ketels en 6 cilindrische ketels. Dit krachtige aandrijfsysteem genereerde een indrukwekkend vermogen van 23.000 aangegeven paardenkracht (ihp), wat het schip een topsnelheid van 23 knopen (43 km/u) gaf.

Met een brandstofcapaciteit van 2.150 lange ton (2.180 ton) kolen en 600 lange ton (610 ton) stookolie had de Duke of Edinburgh een operationeel bereik van 8.130 nautische mijlen (15.060 km) bij een snelheid van 10 knopen (19 km/u).

Bewapening en Pantsering

Het schip was uitgerust met een krachtige hoofdbewapening van zes BL 9,2-inch (234 mm) Mk X-kanonnen, verdeeld over enkele torens. Daarnaast beschikte het over een secundaire bewapening van tien BL 6-inch (152 mm) Mk XI-kanonnen, twintig Vickers snelladende drie-ponders (47 mm) en drie onderwater torpedobuizen van 17,72 inch (450 mm).

De pantsering van de Duke of Edinburgh bood aanzienlijke bescherming, met een gordelpantser van 3 tot 6 inch (76–152 mm), barbettes van 3 tot 6 inch (76–152 mm) en een commandotoren met een pantser van 10 inch (254 mm). Deze kenmerken maakten het schip goed bestand tegen vijandelijke aanvallen en geschikt voor operaties in risicovolle wateren.

Bouw en Vroege Dienstjaren

De bouw van de HMS Duke of Edinburgh begon op 11 februari 1903 in de Pembroke Royal Dockyard, Wales. Ze werd te water gelaten op 14 juni 1904 en voltooid op 20 januari 1906 tegen een kostprijs van £1.193.414. Het schip werd vernoemd naar Alfred, de hertog van Edinburgh en een zoon van koningin Victoria.

Na de voltooiing werd het schip toegewezen aan het 5e Kruisersquadron en later overgeplaatst naar het 1e Kruisersquadron van de Kanaalvloot. Tijdens een reorganisatie in 1909 keerde de Duke of Edinburgh terug naar het 5e Kruisersquadron, nu onderdeel van de Atlantische Vloot.

In augustus 1910 liep het schip vast op de Atherfield Ledge bij het Isle of Wight. Hoewel het schip succesvol werd losgetrokken, leidde het incident tot een gerechtelijk onderzoek waarbij de kapitein en navigator streng werden berispt.

HMS Duke of Edinburgh: Rol in de Eerste Wereldoorlog

Met de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog in 1914 kreeg de HMS Duke of Edinburgh een prominente rol in de activiteiten van de Royal Navy. Het schip, dat op dat moment in de Middellandse Zee was gestationeerd, werd snel ingezet voor operaties die cruciaal waren voor de bescherming van Britse belangen en de ondersteuning van bondgenoten.

Middellandse Zee-operaties en de Achtervolging van SMS Goeben

Toen de oorlog in juli 1914 naderde, werd de Duke of Edinburgh klaargemaakt in Malta, waar ze een onderhoudsbeurt onderging. Deze refit werd abrupt afgebroken toen het schip zich bij haar eskader in de zuidelijke benadering van de Adriatische Zee moest voegen. Een van de eerste grote operaties waarbij het schip betrokken was, was de achtervolging van de Duitse slagkruiser SMS Goeben en de lichte kruiser SMS Breslau.

De Duitse schepen waren onderweg naar de Ottomaanse wateren en werden als een grote bedreiging gezien voor geallieerde maritieme operaties in de Middellandse Zee. Hoewel de Duke of Edinburgh en haar zusterschepen aanvankelijk achter de Duitse schepen aan gingen, kregen ze opdracht om geen aanval uit te voeren. Uiteindelijk wisten de Duitse schepen veilig de Ottomaanse wateren te bereiken, een strategische overwinning voor Duitsland en het Ottomaanse Rijk.

Verplaatsing naar de Rode Zee

Na het bereiken van Ottomanen door de Goeben en Breslau, werd de HMS Duke of Edinburgh in augustus 1914 naar de Rode Zee gestuurd. Hier kreeg ze de opdracht om troepentransporten van India naar Frankrijk te beschermen, een essentieel onderdeel van de Britse oorlogsinspanningen.

Tijdens deze patrouilles onderschepte het schip de Duitse koopvaarder Altair op 15 augustus 1914, een schip van 3.200 bruto registerton. Later, in november 1914, verleende de Duke of Edinburgh ondersteuning aan een landing van Britse troepen bij Cheikh Saïd, een fort aan de ingang van de Rode Zee. De troepen namen het fort in en een demolitie-eenheid van het schip vernietigde de positie volledig voordat de Duke of Edinburgh haar escorte taken hervatte.

Slag bij Jutland

In december 1914 werd de HMS Duke of Edinburgh overgeplaatst naar de Grand Fleet en werd zij onderdeel van het 1e Kruisersquadron. Een hoogtepunt in haar dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog was haar deelname aan de Slag bij Jutland, op 31 mei en 1 juni 1916.

Het 1e Kruisersquadron bevond zich aan de voorzijde van de Grand Fleet, rechts van de hoofdformatie. Tijdens de slag was de Duke of Edinburgh een van de weinige schepen van haar eskader die niet werd beschadigd. De andere schepen, waaronder de HMS Defence en HMS Warrior, werden vernietigd of ernstig beschadigd door Duitse slagschepen en kruisers.

De Duke of Edinburgh voerde tijdens de slag beperkte acties uit, waaronder het beschieten van de beschadigde Duitse lichte kruiser SMS Wiesbaden. Het schip rapporteerde ook vermeende onderzeeërwaarnemingen, hoewel later bleek dat er geen Duitse onderzeeërs in het gebied actief waren.

Convoyescorte en Latere Jaren van de Oorlog

Na de Slag bij Jutland werd de Duke of Edinburgh overgeplaatst naar het 2e Kruisersquadron en vervolgens in augustus 1917 naar de Noord-Amerikaanse en West-Indische station. Hier vervulde ze een belangrijke rol als escorte voor konvooien over de Atlantische Oceaan. Deze taak was van vitaal belang om handelsschepen en troepentransporten te beschermen tegen Duitse U-boten en andere bedreigingen.

Tijdens deze periode werd de bewapening van het schip aangepast om haar geschiktheid voor escortetaken te verbeteren. Zo werden extra 6-inch kanonnen geïnstalleerd en werd haar vuurleidingssysteem verbeterd door de toevoeging van een vuurleidingsdirector.

HMS Duke of Edinburgh: Latere Carrière en Ontmanteling

Na haar inzet tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef de HMS Duke of Edinburgh actief in verschillende maritieme operaties. Haar taken verschoof van directe militaire betrokkenheid naar ondersteunende rollen, zoals patrouilles en escortes. Deze periode markeerde het begin van het einde voor deze ooit indrukwekkende pantserkruiser, aangezien de veranderende maritieme technologie en tactieken haar uiteindelijk overbodig maakten.

Operaties na de Oorlog

Na de wapenstilstand van 1918 werd de HMS Duke of Edinburgh teruggehaald naar Groot-Brittannië en gestationeerd in de Humber. Dit was een strategische locatie, aangezien veel Britse schepen daar werden verzameld voor herpositionering of ontmanteling. Het schip speelde in deze periode voornamelijk een ondersteunende rol, waaronder het vervoer van troepen en goederen binnen het Britse rijk.

Technologische Achterstand

Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog maakte de maritieme technologie snelle ontwikkelingen door. Nieuwe klassen van schepen, zoals de slagschepen van de Queen Elizabeth-klasse en latere vliegdekschepen, maakten oudere ontwerpen zoals de Duke of Edinburgh steeds minder relevant. Haar bewapening en pantsering waren niet meer opgewassen tegen de geavanceerde wapensystemen en snelheid van nieuwere schepen.

Hoewel de Duke of Edinburgh een vuurleidingsdirector en extra bewapening had gekregen tijdens de oorlog, bleef ze achter bij de technische eisen van de moderne oorlogsvoering. Haar drievoudige-expansiemotoren waren minder efficiënt dan de moderne turbines, en haar snelheid en manoeuvreerbaarheid voldeden niet meer aan de eisen van de Royal Navy.

Ontmanteling en Sloop

De HMS Duke of Edinburgh werd in april 1920 uit dienst genomen. Ze werd verkocht voor sloop en overgebracht naar Blyth in Northumberland, waar ze werd ontmanteld. Het schip werd volledig uit elkaar gehaald, en de materialen werden gerecycled of gebruikt voor andere doeleinden.

Met haar ontmanteling kwam er een einde aan de carrière van een schip dat gedurende bijna twee decennia een belangrijk onderdeel was geweest van de Royal Navy. Hoewel ze nooit de faam bereikte van modernere of meer geavanceerde schepen, speelde de Duke of Edinburgh een waardevolle rol in het veiligstellen van Britse belangen op zee tijdens een cruciale periode in de geschiedenis.

Conclusie

De HMS Duke of Edinburgh vertegenwoordigde een tijdperk van maritieme innovatie en militaire dominantie voor het Britse Rijk. Als het eerste schip van haar klasse diende ze als een brug tussen de traditionele marineschepen van de 19e eeuw en de technologische vooruitgang die de 20e eeuw kenmerkte.

Tijdens haar actieve dienst was ze getuige van enkele van de meest turbulente perioden in de moderne geschiedenis, waaronder de Eerste Wereldoorlog. Van haar deelname aan de achtervolging van de SMS Goeben en SMS Breslau tot haar betrokkenheid bij de Slag bij Jutland, speelde de Duke of Edinburgh een belangrijke rol in de bescherming van Britse belangen en de ondersteuning van bondgenoten.

 Bronnen en meer informatie

  1. Afbeelding: Symonds & Co, Public domain, via Wikimedia Commons
  2. Campbell, John (1998). Jutland: An Analysis of the Fighting. London: Conway Maritime Press. ISBN 1-55821-759-2.
  3. Chesneau, Roger; Kolesnik, Eugene M., eds. (1979). Conway’s All the World’s Fighting Ships 1860–1905. Greenwich: Conway Maritime Press. ISBN 0-8317-0302-4.
  4. Corbett, Julian (March 1997). Naval Operations to the Battle of the Falklands. History of the Great War: Based on Official Documents. Vol. I (2nd, reprint of the 1938 ed.). London and Nashville, TN: Imperial War Museum and Battery Press. ISBN 0-89839-256-X.
  5. Corbett, Julian (1997). Naval Operations. History of the Great War: Based on Official Documents. Vol. II (reprint of the 1929 second ed.). London and Nashville, TN: Imperial War Museum in association with the Battery Press. ISBN 1-870423-74-7.
  6. Eger, Christopher L. (2012). “Hudson-Fulton Naval Celebration, Part I”. Warship International. XLIX (2): 123–151. ISSN 0043-0374.
  7. Marder, Arthur J. (1978). From the Dreadnought to Scapa Flow, The Royal Navy in the Fisher Era, 1904–1919. Vol. III: Jutland and After, May 1916 – December 1916 (Second ed.). London: Oxford University Press. ISBN 0-19-215841-4.
  8. Newbolt, Henry (1996). Naval Operations. History of the Great War Based on Official Documents. Vol. IV (reprint of the 1928 ed.). Nashville, TN: Battery Press. ISBN 0-89839-253-5.
  9. Newbolt, Henry (1997). Naval Operations. History of the Great War: Based on Official Documents. Vol. V (reprint of the 1931 ed.). London and Nashville, TN: Imperial War Museum and Battery Press. ISBN 1-870423-72-0.
  10. Parkes, Oscar (1990). British Battleships (reprint of the 1957 ed.). Annapolis, MD: Naval Institute Press. ISBN 1-55750-075-4.
  11. Preston, Antony (1985). “Great Britain and Empire Forces”. In Gardiner, Robert & Gray, Randal (eds.). Conway’s All the World’s Fighting Ships 1906–1921. Annapolis, Maryland: Naval Institute Press. pp. 1–104. ISBN 0-85177-245-5.
  12. Silverstone, Paul H. (1984). Directory of the World’s Capital Ships. New York: Hippocrene Books. ISBN 0-88254-979-0.
  13. Bronnen Mei1940