Hitoshi Imamura (今村 均, Imamura Hitoshi, 28 juni 1886 – 4 oktober 1968) was een Japanse generaal die diende in het Keizerlijke Japanse Leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog werd hij veroordeeld voor oorlogsmisdaden. Na zijn vrijlating koos Imamura ervoor om in een nagebouwde gevangenis in afzondering te leven, wat zijn verantwoordelijkheid benadrukte voor de daden van zijn ondergeschikten.
Inhouds opgave
Vroege Loopbaan
Hitoshi Imamura werd geboren in Sendai, Miyagi-prefectuur, als zoon van een rechter. Hij begon zijn militaire carrière met een opleiding aan de Keizerlijke Militaire Academie, waar hij in 1907 afstudeerde. Na zijn benoeming tot tweede luitenant in de infanterie zette hij zijn loopbaan voort en werd hij in 1910 gepromoveerd tot luitenant. In 1915 behaalde hij zijn diploma aan de Hogere Krijgsschool, een belangrijke mijlpaal in zijn militaire opleiding.
In 1917 werd Imamura tot kapitein bevorderd en een jaar later als militair attaché naar Engeland gestuurd. Hij vervolgde zijn carrière met promoties tot majoor in 1922 en luitenant-kolonel in 1926. In 1927 werd hij benoemd tot militair attaché in Brits-Indië, wat zijn strategische inzichten verder aanscherpte. Zijn jongere broer, Imamura Hosaku, diende als officier in het Kwantung-leger en was actief in de Chinese Burgeroorlog als huursoldaat voor de Kwomintang.
Oorlogen in China
Tijdens het zogenaamde “28 januari-incident” in 1932 kreeg Imamura het bevel over het 57e Infanterieregiment van het Keizerlijke Japanse Leger. Dit markeerde het begin van zijn actieve rol in militaire operaties in China. Na zijn terugkeer naar Japan diende hij van 1932 tot 1935 als commandant van de Narashino Legerschool, waar hij verantwoordelijk was voor de opleiding van troepen in moderne oorlogstactieken.
In 1935 werd Imamura gepromoveerd tot brigadegeneraal en kreeg hij het bevel over de 40e Infanteriebrigade. Het jaar daarop werd hij plaatsvervangend stafchef van het Kwantung-leger in het door Japan gecontroleerde Mantsjoekwo. In 1937 keerde hij terug naar Japan om commandant te worden van de Toyama Infanterieschool, waar hij soldaten opleidde voor de aanhoudende gevechten in China. In 1938 werd hij bevorderd tot luitenant-generaal en kreeg hij het bevel over de 5e Divisie, die actief was in de Tweede Chinees-Japanse Oorlog.
Pacific War
In november 1941 werd Imamura aangesteld als commandant van het Zestiende Leger. Zijn belangrijkste opdracht was het leiden van de invasie van Nederlands-Indië, een cruciale operatie voor de Japanse oorlogsinspanningen. Tijdens deze campagne verloor Imamura zijn transportschip, de Shinshu Maru, door een torpedo, vermoedelijk door eigen vuur. Hij overleefde het incident door naar de kust te zwemmen.
Tijdens de bezetting van Nederlands-Indië koos Imamura voor een relatief milde benadering. In tegenstelling tot veel andere Japanse militaire bevelhebbers werkte hij samen met de lokale bevolking, vooral op Java, waar hij gevestigd was. Hoewel dit enige steun opleverde, bleef de bezetting zwaar voor de Indonesische bevolking.
In 1942 werd Imamura benoemd tot commandant van het Achtste Gebiedsleger, dat verantwoordelijk was voor operaties op de Salomonseilanden en Nieuw-Guinea. Vanuit zijn hoofdkwartier in Rabaul coördineerde hij de campagnes van het Zeventiende en Achttiende Leger. Ondanks zijn promotie tot generaal in 1943, had Imamura te maken met toenemende tegenslagen, vooral door de sterke tegenaanvallen van de geallieerden in het zuidwestelijke deel van de Stille Oceaan.
Proces en Straf
Na de overgave van Japan in september 1945 gaf Imamura zich over aan de Australische troepen. Hij en zijn ondergeschikten werden beschuldigd van oorlogsmisdaden, waaronder de executie van geallieerde krijgsgevangenen. Een van de meest beruchte incidenten was het “varkensmandincident,” waarbij gevangenen werden vervoerd in bamboemanden, oorspronkelijk bedoeld voor het transport van vee.
Imamura drong zelf aan op een snelle berechting om de vervolging van lagere officieren onder zijn bevel te versnellen. Tijdens zijn proces in Rabaul in mei 1947 werd hij schuldig bevonden aan het niet voorkomen van wreedheden door zijn troepen. Hij kreeg een gevangenisstraf van tien jaar, die hij uitzat in Sugamo-gevangenis in Tokio. Na zijn vrijlating in 1954 trok Imamura zich terug in afzondering. Hij bouwde een replica van zijn gevangeniscel in zijn tuin en bracht de rest van zijn leven daar door tot zijn dood in 1968.
Conclusie
Hitoshi Imamura speelde een belangrijke rol in de militaire campagnes van het Japanse Keizerlijke Leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn beleid in Nederlands-Indië, dat in sommige gevallen samenwerking met de lokale bevolking bevorderde, stond in contrast met de oorlogsmisdaden die onder zijn bevel plaatsvonden. Imamura’s zelfopgelegde afzondering na zijn vrijlating uit gevangenschap toont een poging tot verantwoording voor de daden van zijn ondergeschikten.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding: Post-Work: W.Wolny, Public domain, via Wikimedia Commons
- Gailey, Harry A. (1991). Bougainville, 1943–1945: The Forgotten Campaign. Lexington, Kentucky: University Press of Kentucky. ISBN 978-0-8131-9047-4.
- Van Reybrouck, David (2020). Revolusi. Amsterdam: De Bezige Bij. ISBN 978-94-0318-440-1.
- Post, Peter (2010). The Encyclopedia of Indonesia in the Pacific War. Leiden, Boston: Brill. ISBN 978-90-04-16866-4.
- Bronnen Mei1940