De Hossbach Conferentie was een bijeenkomst in Berlijn op 5 november 1937, bijgewoond door de Duitse dictator Adolf Hitler en zijn militaire en buitenlandse politieke leiding, waarin Hitler zijn expansionistische beleid uiteenzette. De bijkomst is vastgelegd in het Hossbach-memorandum.
De bijeenkomst markeerde het begin van Hitlers buitenlandse politiek die radicaliseerde.
Volgens het memorandum wilde Hitler in 1939 geen oorlog met Groot-Brittannië en Frankrijk. In plaats daarvan gaf hij de voorkeur aan kleine plunderoorlogen om de worstelende economie van Duitsland te ondersteunen.
Hitlers militaire adjudant, kolonel Friedrich Hossbach, nam notulen van de vergadering. Ook aanwezig waren de Reichsminister van Buitenlandse Zaken, Baron Konstantin von Neurath; de Reichsoorlogsminister, veldmaarschalk Werner von Blomberg; de legercommandant, generaal Werner von Fritsch; de Kriegsmarine Commandant, Admiraal Erich Raeder; en de commandant van de Luftwaffe, Hermann Göring.
De conferentie van 5 november 1937 was bijeengeroepen naar aanleiding van klachten van admiraal Raeder dat de marine (Kriegsmarine) onvoldoende toewijzingen van staal en andere grondstoffen ontving en dat haar hele bouwprogramma dreigde in te storten. Noch de luchtmacht (Luftwaffe) noch het leger (Heer) was bereid haar staal toewijzingen te verminderen. Omdat de conferentie was bijeengeroepen als reactie om het geschil op te lossen, maakte Hitler van de gelegenheid gebruik om een samenvatting te geven van zijn beoordeling van de buitenlandse politiek.
Hij verklaarde dat als hij stierf, de inhoud van de conferentie moest worden beschouwd als zijn “politieke testament”. Volgens Hitler had de economie van nazi-Duitsland zo’n staat van crisis bereikt dat de enige manier om een drastische daling van de levensstandaard te stoppen, was om eerder vroeg dan laat een aanvalspolitiek te beginnen om Lebensraum te voorzien door Oostenrijk en Tsjechoslowakije in te nemen. Hitler kondigde ook aan dat het noodzakelijk was om in de komende vijf of zes jaar te handelen voordat “twee door haat geïnspireerde antagonisten”, Groot-Brittannië en Frankrijk, de kloof in de wapenwedloop dichtten waarin, merkte Hitler op, Duitsland al achterop raakte.
Een opvallende verandering die in het Hossbach-memorandum wordt opgemerkt, is Hitlers nieuwe evaluatie van Groot-Brittannië: van een potentiële bondgenoot in 1928 in de Zweites Buch tot een “door haat geïnspireerde antagonist” in 1937 die niet bereid en niet in staat was om een sterk Duitsland te accepteren. De verandering was een complete omkering van Hitlers kijk op Groot-Brittannië.
De Duitse historicus Klaus Hildebrand heeft betoogd dat het memorandum het begin markeerde van een “ambivalente koers” ten opzichte van Groot-Brittannië. Evenzo beweerde Andreas Hillgruber dat Hitler begon met expansie “zonder Groot-Brittannië”: bij voorkeur “met Groot-Brittannië” maar, indien nodig, “tegen Groot-Brittannië”