
De voorbereidingen van Frankrijk op de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werden sterk beïnvloed door de ervaringen van de verloren Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871, waarin Frankrijk Elzas-Lotharingen verloor aan Duitsland. Deze nederlaag liet diepe wonden achter in de Franse nationale psyche en zorgde ervoor dat militaire hervormingen, bondgenootschappen en strategische planning een centrale rol speelden in het beleid van de Franse regering en leger. Frankrijk’s militaire strategieën en voorbereidingen in de aanloop naar de oorlog zijn cruciaal om te begrijpen waarom het land zo snel geconfronteerd werd met zware verliezen in de beginfase van de oorlog.
Inhouds opgave
De Geopolitieke Context en De Nalatenschap van de Frans-Duitse Oorlog
A. De gevolgen van de nederlaag van 1871
De nederlaag tegen Pruisen (het toekomstige Duitsland) had verstrekkende gevolgen voor Frankrijk. De annexatie van de Franse regio’s Elzas en Lotharingen door Duitsland leidde tot een diepgewortelde wens tot revanche, die in de decennia daarna de Franse militaire en politieke beleidsvorming zou beïnvloeden. De “revanchistische” beweging drong aan op herovering van de verloren gebieden, wat uiteindelijk centraal stond in de militaire doctrines die vóór de Eerste Wereldoorlog werden ontwikkeld.
De nederlaag legde ook structurele problemen in het Franse leger bloot. De Franse troepen waren slecht voorbereid en hun verouderde tactieken konden niet op tegen de beter georganiseerde en technologisch superieure Pruisische troepen. Het besef van deze tekortkomingen leidde tot een reeks hervormingen, waaronder de modernisering van de dienstplicht en de oprichting van nieuwe opleidingsinstellingen zoals de École supérieure de guerre.
B. De heropleving van de Franse krijgsmacht
Na de nederlaag onderging het Franse leger belangrijke structurele hervormingen, geleid door hervormingsgezinde officieren en politici. De invoering van de dienstplichtwet van 1872 was een van de belangrijkste hervormingen. Hiermee werd een universele dienstplicht ingesteld, wat betekende dat elke mannelijke burger een periode van militaire dienst moest doorlopen. Hierdoor kon Frankrijk een groot leger opbouwen, ondersteund door goed opgeleide reservisten.
Daarnaast werd er geïnvesteerd in het opleiden van officieren aan gespecialiseerde militaire scholen. Generaals zoals Ferdinand Foch en strategen zoals Henri de Lacroix speelden een cruciale rol in het vormgeven van de doctrines die tijdens de oorlog zouden worden toegepast. Deze doctrines waren gericht op een combinatie van offensieve operaties en defensieve versterkingen.
Strategische Voorbereidingen en Mobilisatieplannen
A. De evolutie van de Franse mobilisatieplannen
Frankrijk werkte vanaf het einde van de 19e eeuw aan verschillende mobilisatie- en oorlogsplannen, die regelmatig werden aangepast aan de veranderende geopolitieke situatie en de waargenomen bedreiging van Duitsland. De belangrijkste plannen waren:
- Plan XII (1888): Dit plan hield rekening met een beperkte Duitse inval langs de grens met Lotharingen.
- Plan XV (1906): Dit plan voorzag in de mogelijkheid van een Duitse aanval via België, hoewel deze nog niet als waarschijnlijk werd gezien.
- Plan XVI (1909): Onder leiding van generaal Henri de Lacroix werd in dit plan rekening gehouden met een Duitse aanval via Luxemburg en de Ardennen, met de oprichting van een mobiele reserve om eventuele doorbraken tegen te gaan.
- Plan XVII (1913): Het meest controversiële plan, opgesteld door generaal Joseph Joffre, richtte zich op een grootschalige Franse aanval in Lotharingen en Elzas om het verloren gebied terug te veroveren.
B. De rol van reserve-eenheden
Een belangrijk onderdeel van de Franse mobilisatie was de integratie van reserve-eenheden in de reguliere legermachten. Frankrijk had tegen 1914 ongeveer 1,3 miljoen manschappen die snel gemobiliseerd konden worden. De reservisten waren getrainde soldaten die na hun verplichte militaire dienstperiode periodiek werden opgeroepen voor verdere training. Dit systeem gaf Frankrijk een groter leger dan het op papier had, maar er waren ook interne meningsverschillen over de betrouwbaarheid en inzetbaarheid van deze reservisten.
De meer conservatieve facties binnen het Franse leger beschouwden de reservisten als een zwakte, terwijl meer progressieve commandanten, zoals generaal Victor-Constant Michel, juist pleitten voor hun integratie als een noodzakelijke strategische versterking.
Technologische Ontwikkelingen en Modernisering van het Leger
A. Innovaties in bewapening en artillerie
Frankrijk erkende dat technologische superioriteit een cruciale factor zou zijn in een toekomstig conflict met Duitsland. Daarom werd er in de decennia vóór de oorlog aanzienlijk geïnvesteerd in nieuwe wapensystemen en militaire technologie. De meest opvallende innovatie was het 75 mm veldkanon (Canon de 75 modèle 1897), dat bekend stond om zijn precisie, hoge vuursnelheid en mobiliteit. Dit wapen werd het symbool van de Franse artillerie en speelde een centrale rol in de strategie van Plan XVII.
Het 75 mm kanon werd ontworpen met het idee om vijandelijke infanterie en artillerie snel uit te schakelen voordat ze hun aanval konden voortzetten. Het Franse leger verwachtte dat dit wapen in combinatie met een offensieve strategie doorslaggevend zou zijn om Duitse doorbraken te voorkomen.
Andere innovaties die vóór de oorlog werden ontwikkeld, omvatten:
- Licht infanteriewapentuig zoals het Lebel-geweer (Modèle 1886), dat modern was voor zijn tijd maar tegen 1914 enigszins verouderd raakte.
- Beperkte machinegeweerondersteuning: Frankrijk liep achter op Duitsland wat betreft het aantal machinegeweren, wat later een tactisch nadeel zou blijken.
B. Spoorwegnetwerk en logistieke ondersteuning
De Franse mobilisatieplannen waren sterk afhankelijk van een goed functionerend spoorwegsysteem. In de aanloop naar de oorlog werden bestaande spoorlijnen uitgebreid en nieuwe aangelegd om ervoor te zorgen dat troepen snel naar strategische locaties konden worden verplaatst. Dit systeem werd regelmatig getest tijdens militaire oefeningen.
Het Franse spoorwegnetwerk werd zodanig ontworpen dat de mobilisatie van zowel de actieve als reserve-eenheden binnen enkele dagen voltooid kon zijn. De aanvoer van munitie, voorraden en versterkingen kon via de belangrijkste spoorwegknooppunten efficiënt verlopen. Dit was een groot verschil met de Frans-Duitse Oorlog van 1870, toen de slechte logistiek en gebrekkige communicatie een belangrijke oorzaak van de nederlaag waren.
De Franse Militaire Doctrine: Offensieve Strategieën
A. De doctrine van de offensive à outrance
Een van de meest kenmerkende aspecten van de Franse voorbereiding op de Eerste Wereldoorlog was de militaire doctrine van de “offensive à outrance” (aanvallen tot het uiterste). Deze doctrine werd vooral gepromoot door invloedrijke militaire figuren zoals generaal Ferdinand Foch en kolonel Louis de Grandmaison. Het idee achter deze doctrine was simpel: een agressieve en continue aanval zou het moreel van de troepen verhogen en de vijand snel overweldigen.
De doctrine was sterk beïnvloed door de revanchistische gevoelens die ontstonden na de nederlaag in 1871. De Franse militaire leiding geloofde dat een snelle en beslissende aanval door Lotharingen en Elzas niet alleen de verloren gebieden zou heroveren, maar ook zou voorkomen dat Duitsland de tijd zou hebben om volledig te mobiliseren.
- De zwakte van de doctrine: Hoewel de doctrine het moreel van de Franse soldaten hoog hield, was het strategisch gezien riskant. Er werd weinig aandacht besteed aan defensieve maatregelen of alternatieve scenario’s, zoals een mogelijke Duitse aanval via België.
B. De invloed van Plan XVII op de Franse militaire houding
Plan XVII, dat in 1913 werd opgesteld door generaal Joffre, was het resultaat van de offensieve militaire doctrine. Het plan was ontworpen om de verloren gebieden Elzas en Lotharingen snel te heroveren met een massale aanval door deze regio’s. Er werd verwacht dat dit Duitsland zou dwingen om zijn troepen terug te trekken van de noordelijke fronten, waardoor Frankrijk in staat zou zijn om de controle over de grensgebieden te herstellen.
De afhankelijkheid van snelheid: Het succes van Plan XVII hing grotendeels af van de snelheid van de mobilisatie en de aanvallen. Het Franse leger was afhankelijk van het element van verrassing, terwijl het Duitse leger juist een goed georganiseerde en defensieve opstelling kon aannemen.
Negeren van de noordelijke flank: Een van de belangrijkste tekortkomingen van Plan XVII was dat het de mogelijkheid van een grootschalige Duitse aanval via België grotendeels negeerde. Ondanks waarschuwingen van strategen zoals generaal Henri de Lacroix en Victor-Constant Michel, richtte het Franse opperbevel zich bijna uitsluitend op de regio Lotharingen.
Diplomatieke Voorbereidingen en Geallieerde Samenwerking
A. De vorming van de Triple Entente
Frankrijk realiseerde zich na de nederlaag in de Frans-Duitse Oorlog dat het alleen niet in staat zou zijn om Duitsland het hoofd te bieden in een toekomstige oorlog. Daarom richtte het zich op het smeden van strategische allianties. Een van de meest cruciale ontwikkelingen was de vorming van de Triple Entente in 1907, een samenwerking tussen Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland.
- De Frans-Russische alliantie (1892): Deze alliantie was gericht op het voeren van een tweefrontenoorlog tegen Duitsland. Rusland zou Duitsland vanuit het oosten onder druk zetten, terwijl Frankrijk in het westen zou aanvallen.
- De Entente Cordiale (1904): Deze overeenkomst met Groot-Brittannië verbeterde de relaties tussen de twee landen aanzienlijk. Hoewel Groot-Brittannië zich aanvankelijk terughoudend opstelde, versterkten militaire besprekingen vanaf 1906 de samenwerking.
- Triple Entente (1907): De samenwerking tussen Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland bood Frankrijk een strategische buffer tegen Duitse agressie. In geval van oorlog zou Groot-Brittannië het British Expeditionary Force (BEF) sturen ter ondersteuning van de Franse troepen.
B. Geheime militaire afspraken
Frankrijk en Groot-Brittannië begonnen in het geheim militaire plannen te ontwikkelen voor het geval Duitsland België zou binnenvallen. De Britten zouden zes divisies sturen om samen te werken met het Franse leger aan de noordelijke flank, voornamelijk in de regio rond Namen en Charleroi.
De samenwerking met Groot-Brittannië was echter niet zonder risico. Het Franse Plan XVII was niet volledig afgestemd op de Britse operaties, wat tot coördinatieproblemen zou leiden toen de oorlog eenmaal was uitgebroken.
Verdedigingswerken en de Franse verdedigingsstrategie
A. De fortengordel langs de grens
Hoewel de nadruk lag op offensieve strategieën, verwaarloosde Frankrijk zijn verdedigingswerken niet volledig. Langs de oostelijke grens werd een netwerk van forten gebouwd om directe Duitse aanvallen te vertragen en te voorkomen dat Duitse troepen snel zouden doorbreken. Deze verdedigingslinie omvatte belangrijke forten zoals:
- Verdun: Een van de belangrijkste en sterkste Franse forten, dat strategisch was gelegen aan de oostelijke grens en fungeerde als een knooppunt voor troepenbewegingen.
- Toul, Épinal en Belfort: Deze forten boden extra bescherming tegen Duitse doorbraken langs de grens.
De Franse verdedigingswerken waren echter niet overal even effectief. De meeste middelen werden geïnvesteerd in de verdediging van Lotharingen, terwijl de noordelijke flank, met name de regio rond de Ardennen en België, kwetsbaar bleef. Dit zou een grote strategische fout blijken toen Duitsland in augustus 1914 via deze route binnenviel.
B. De beperkte rol van defensieve planning in Plan XVII
Hoewel Frankrijk goed verdedigingswerk langs de grens had aangelegd, speelde defensieve planning slechts een ondergeschikte rol in de totale strategie. Plan XVII was sterk gericht op een offensieve aanval en hield slechts in beperkte mate rekening met een defensieve opstelling in het noorden. Dit kwam doordat de Franse militaire leiding geloofde dat een sterke aanval voldoende zou zijn om Duitsland op de knieën te krijgen.
De beslissing om de noordelijke flank minder zwaar te verdedigen werd later bekritiseerd, vooral na de nederlagen die Frankrijk leed tijdens de Slag om de Grenzen in augustus 1914.
De Zwakheden in de Franse Voorbereidingen
A. Overschatting van offensieve kracht
Een van de belangrijkste zwakheden in de Franse voorbereidingen was de sterke afhankelijkheid van de offensieve doctrine. De Franse militaire leiding geloofde dat een grootschalige en agressieve aanval de Duitse troepen snel zou destabiliseren en hun invasieplannen zou verstoren. Deze aanname negeerde echter de mogelijkheid dat Duitsland een superieure strategische positie zou bereiken door middel van een omtrekkende beweging via België.
De doctrine van de offensive à outrance leidde ertoe dat Frankrijk relatief weinig aandacht besteedde aan defensieve voorbereidingen aan de noordelijke flank. Generaals zoals Henri de Lacroix hadden gewaarschuwd dat de Duitse troepen waarschijnlijk de Ardennen en België zouden gebruiken als opmarsroute, maar deze waarschuwingen werden grotendeels genegeerd door de voorstanders van een offensieve aanpak.
B. Logistieke en materiële beperkingen
Hoewel Frankrijk had geïnvesteerd in modernisering, waren er enkele tekortkomingen in hun militaire uitrusting en logistiek. Frankrijk had bijvoorbeeld aanzienlijk minder machinegeweren dan Duitsland, wat betekende dat hun infanterie in open veld minder effectief was tegen vijandelijke vuurconcentraties. Daarnaast had Frankrijk in 1914 een gebrek aan zwaar geschut (zoals langeafstandskanonnen), wat cruciaal was om vijandelijke fortificaties en concentraties op afstand aan te vallen.
Bovendien waren er problemen met de bevoorradings- en ondersteuningslijnen. Hoewel het spoorwegsysteem verbeterd was, was de aanvoer van munitie, voedsel en medische voorzieningen afhankelijk van snelle doorstroming. Elke onderbreking in deze logistieke keten kon ernstige gevolgen hebben, zoals later zou blijken tijdens de terugtrekking na de Slag om de Grenzen.
8. Het Begin van de Oorlog en de Franse Reactie
A. De Duitse opmars en de Franse strategie
Op 4 augustus 1914 vielen de Duitse troepen België binnen, zoals was voorzien in het Schlieffenplan. Hoewel generaal Joffre op de hoogte was van de Duitse bewegingen, hield hij vast aan zijn aanvankelijke strategie volgens Plan XVII. De Franse troepen voerden in augustus een reeks offensieven uit in Lotharingen, met als doel de herovering van Elzas-Lotharingen.
De Duitse opmars door de Ardennen en centraal België verraste echter de Franse en Britse troepen volledig. De Duitse legers rukten sneller op dan verwacht en wisten de Franse noordelijke flank te doorbreken, wat resulteerde in een reeks nederlagen tijdens de Slag om de Grenzen. De belangrijkste gevechten vonden plaats bij Charleroi en Mons, waar de Franse en Britse troepen gedwongen werden zich terug te trekken richting de Marne.
B. Het falen van Plan XVII
Het Franse offensief in Lotharingen had te maken met zware tegenstand van Duitse troepen die zich in verdedigende posities bevonden. De Fransen leden aanzienlijke verliezen, terwijl de Duitse opmars via België onbelemmerd doorging. Het falen van Plan XVII was te wijten aan een combinatie van factoren:
- De onderschatting van de snelheid en kracht van de Duitse aanval via de noordelijke flank.
- Het ontbreken van voldoende mobiele reserves om op de Duitse doorbraak te reageren.
- De hardnekkige vasthoudendheid aan een offensieve strategie, zelfs toen de situatie om een meer defensieve aanpak vroeg.
De Slag bij de Marne en de Herstructurering van de Franse Strategie
Na de nederlagen in augustus 1914 leek de Duitse overwinning nabij. De Franse en Britse troepen trokken zich terug tot aan de rivier de Marne, waar ze in september een laatste poging deden om de Duitse opmars te stoppen. Tijdens de Slag bij de Marne wisten de geallieerden de Duitse troepen terug te dringen, wat het begin markeerde van de langdurige loopgravenoorlog.
De Franse nederlagen in de beginfase van de oorlog dwongen generaal Joffre en de Franse militaire leiding om hun strategie te herzien. Er werd meer aandacht besteed aan defensieve maatregelen, zoals het opbouwen van versterkingen langs de frontlinies en het efficiënter inzetten van mobiele reserves.
Conclusie
Frankrijk bereidde zich gedurende meerdere decennia intensief voor op een mogelijke oorlog met Duitsland door middel van militaire hervormingen, technologische vernieuwingen en diplomatieke allianties. Hoewel het land grote vooruitgang boekte in termen van mobilisatiecapaciteit, artillerie en samenwerking met bondgenoten, bleek de strategische afhankelijkheid van een offensieve doctrine een zwak punt. Het falen van Plan XVII en de onderschatting van de Duitse opmars via België resulteerden in vroege Franse nederlagen tijdens de Slag om de Grenzen. De lessen uit deze nederlagen vormden de basis voor de herstructurering van de Franse strategie gedurende de rest van de oorlog.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding: Lvcvlvs, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons
- Doughty, Robert A. (2005). Pyrrhic Victory: French Strategy and Operations in the Great War. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press. ISBN 978-0-674-02726-8.
- Kiesling, Eugenia C. (2010). Strategic Thinking: The French Case in 1914 (& 1940). Journal of Military and Strategic Studies, 13(1). S2CID 154046756.
- Tuchman, Barbara W. (2014). The Guns of August. Penguin Books. ISBN 9780241968215.
- Ralston, David B. (1967). The Army of the Republic: The Place of the Military in the Political Evolution of France, 1871–1914. MIT Press. ISBN 978-0-262-18021-4.
- Bronnen Mei1940