Ferdinand Hugo Aus der Fünten (Mülheim an der Ruhr, 17 december 1909 – Duisburg, 19 april 1989) was een Duitse oorlogsmisdadiger.
Aus der Fünten sloot zich in 1932 bij de NSDAP aan en trad in 1935 tot de SS toe. In laatste hoedanigheid was hij tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland betrokken bij de deportatie van Joden naar de concentratie- en vernietigingskampen in Duitsland en Polen doordat hij in 1941 als Hauptsturmführer (een soort kapiteinsrang binnen de SS) de informele leiding over het bureau kreeg dat deze deportatie moest uitvoeren, de Zentralstelle für jüdische Auswanderung (vertaald: Centraal bureau voor Joodse emigratie). Dit bureau fungeerde van voorjaar 1941 tot najaar 1943.
Na afloop van de oorlog werd Aus der Fünten opgepakt en tot levenslang veroordeeld. In cassatie kreeg hij echter de doodstraf maar omdat koningin Juliana gratie verleende, werd dit toch weer omgezet in een levenslange gevangenisstraf.
Aus der Fünten moest zijn straf in de koepelgevangenis van Breda uitzitten. Daar zaten ook drie andere zware oorlogsmisdadigers, te weten Franz Fischer, Joseph Kotälla en Willy Lages, in de wandelgangen aangeduid als de Vier van Breda. Nadat Lages in 1966 was vrijgelaten, sprak men van de Drie van Breda. In de jaren zeventig wilde toenmalig minister van Justitie Dries van Agt hen vrijlaten maar dit stuitte op zoveel weerstand dat hij daarvan afzag. Nadat in 1979 Kotälla was overleden, sprak men nog van de Twee van Breda. Uiteindelijk werden Fischer en Aus der Fünten toch in vrijheid gesteld en wel op 27 januari 1989. Een paar maanden daarna overleed Ferdinand aus der Fünten op 79-jarige leeftijd.