
De Arabische Opstand (Arabisch: الثورة العربية, al-Thawra al-‘Arabiyya), ook bekend als de Grote Arabische Opstand, vond plaats tussen 1916 en 1918. Deze opstand werd geleid door de Hasjemitische familie uit de Hejaz-regio (het huidige westelijke Saoedi-Arabië) en was gericht tegen het Ottomaanse Rijk. Het conflict speelde zich af tijdens de Eerste Wereldoorlog en droeg bij aan de strategische verschuivingen in het Midden-Oosten.
Inhouds opgave
De Aanleiding: McMahon-Hussein Correspondentie
De opstand werd aangewakkerd door de McMahon-Hussein correspondentie, een reeks geheime brieven tussen de Britse gezant Henry McMahon en Hoessein bin Ali, de sharif van Mekka. In ruil voor militaire steun beloofde Groot-Brittannië ondersteuning bij de oprichting van een onafhankelijke Arabische staat. Dit leidde op 10 juni 1916 tot het begin van de opstand in Mekka, toen Arabische troepen de Ottomaanse garnizoenen aanvielen.
Doelstellingen van de Arabieren
De Arabische leiders streefden naar een onafhankelijk koninkrijk dat zich uitstrekte van Aleppo in het noorden tot Aden in het zuiden. Dit ambitieus plan werd echter uiteindelijk gedwarsboomd door geopolitieke complicaties en geheime overeenkomsten zoals het Sykes-Picotverdrag, dat de regio verdeelde tussen Britse en Franse invloedssferen.
De Militaire Campagnes van de Arabische Opstand
De militaire campagnes van de Arabische Opstand speelden zich voornamelijk af in de woestijngebieden van de Hejaz, Transjordanië en het zuidelijke deel van Syrië. De opstand ontwikkelde zich van kleinschalige aanvallen op Ottomaanse posities tot grotere, strategische overwinningen. Met de steun van Britse en Franse militaire missies werd een guerrillastrategie gevoerd die gericht was op het verstoren van Ottomaanse communicatie- en bevoorradingslijnen, vooral langs de Hejaz-spoorlijn.
De Vroege Fase: Aanvallen op Hejaz-steden (1916)
In juni 1916 begon de opstand met een aanval op de Ottomaanse garnizoenen in Mekka, geleid door Hoessein bin Ali en zijn zonen Faisal en Abdullah. Na hevige straatgevechten viel Mekka op 9 juli 1916. De Hasjemitische troepen kregen hierbij belangrijke ondersteuning van de Britse marine, die de Rode Zee veiligstelde en Ottomaanse schepen uitschakelde.
Ta’if, een strategische stad ten oosten van Mekka, werd na een langdurige belegering ingenomen in september 1916. De verovering van kuststeden zoals Jeddah en Yanbu gaf de Arabieren toegang tot aanvoerlijnen voor wapens en munitie via Britse marineschepen. Ondanks deze vroege successen bleef de Ottomaanse vesting Medina stevig in Turkse handen.
De Rol van T.E. Lawrence en Guerrillaoorlogvoering
Thomas Edward Lawrence, bekend als Lawrence van Arabië, speelde een cruciale rol in de coördinatie van de guerrilla-aanvallen van de Arabieren. In oktober 1916 arriveerde Lawrence in de Hejaz en werkte nauw samen met Faisal. Hij overtuigde de Arabische leiders om zich niet te concentreren op het heroveren van Medina, maar om de Ottomaanse bevoorradingslijnen aan te vallen, met name de strategische Hejaz-spoorlijn.
De tactiek van Lawrence bestond uit snelle, mobiele aanvallen die de Ottomaanse verdediging verzwakten. Kleine eenheden van Arabische strijders bliezen regelmatig bruggen op en vernietigden rails, wat leidde tot ernstige verstoringen in de bevoorrading van Ottomaanse troepen. Deze aanvallen vormden de ruggengraat van de Arabische strategie.
De Slag om Aqaba (1917)
Een van de meest indrukwekkende militaire successen van de opstand was de inname van de havenstad Aqaba op 6 juli 1917. Lawrence en de Arabische leider Auda Abu Tayi leidden een verrassingsaanval vanuit het binnenland, waarbij ze de Ottomaanse verdediging omzeilden. De overname van Aqaba was strategisch belangrijk, omdat het de Britse en Arabische troepen een toegangspoort bood voor verdere campagnes richting Damascus.
De opmars naar Aqaba werd door de Britse marine ondersteund met voedsel, wapens en logistieke middelen. De verovering van de stad versterkte de moraal van de Arabische strijders en opende nieuwe mogelijkheden voor aanvallen op Ottomaanse posities verder naar het noorden.
Latere Campagnes en de Opmars naar Damascus
Na de verovering van Aqaba breidde de Arabische Opstand zich uit naar het noorden. In 1918 speelden de Arabische troepen een ondersteunende rol in de Britse offensieven, met name onder leiding van generaal Edmund Allenby. De Hasjemitische troepen werkten samen met Britse, Franse en Egyptische eenheden en bleven Ottomaanse troepen langs de Hejaz-spoorlijn aanvallen, wat leidde tot een steeds grotere logistieke druk op de Ottomaanse verdediging.
Operatie Hedgehog en De Slag om Ma’an (1918)
In het voorjaar van 1918 werd de Hejaz-spoorlijn het primaire doelwit van operatie Hedgehog, een grootschalige campagne van sabotage en gerichte aanvallen. Dit leidde tot de vernietiging van tientallen bruggen, rails en stations, waardoor de Ottomaanse troepen steeds geïsoleerder raakten.
De Slag om Ma’an in april 1918 was een belangrijke confrontatie waarin de reguliere Arabische troepen (de Sharifische troepen) een frontale aanval uitvoerden op de zwaar versterkte Ottomaanse posities. Ondanks zware verliezen slaagden de Arabieren erin de Ottomaanse troepen af te snijden van essentiële bevoorrading en communicatie, waardoor Ma’an uiteindelijk werd geneutraliseerd.
De Eindfase: De Slag om Damascus (1918)
In september 1918, tijdens de Britse Megiddo-campagne, speelden de Arabische troepen een belangrijke rol bij het verzwakken van de Ottomaanse linies. Door strategische aanvallen op kleine garnizoenen, bevoorradingskonvooien en spoorwegbruggen dwongen ze de Ottomaanse troepen zich terug te trekken naar het noorden.
De Arabische cavalerie onder leiding van Sharif Naser en Nuri Sha’lan was de eerste eenheid die op 30 september 1918 Damascus bereikte. Ze werden al snel gevolgd door de Australische lichte cavalerie en de Arabische Noordelijke Leger onder leiding van Faisal. De inname van Damascus markeerde het symbolische einde van de Ottomaanse controle in de regio.
De Politieke Nasleep: Het Verraad van de Sykes-Picot Overeenkomst
Na de succesvolle opmars naar Damascus verwachtten de Arabische leiders dat Groot-Brittannië zich zou houden aan de beloften die in de McMahon-Hussein correspondentie waren gedaan. Echter, door de geheime Sykes-Picot-overeenkomst tussen Groot-Brittannië en Frankrijk werden de voormalige Ottomaanse gebieden opgedeeld in invloedssferen, wat leidde tot diepe teleurstelling en wrok bij de Arabische leiders.
De Sykes-Picot Overeenkomst en de Verdeling van het Midden-Oosten
- Britse Controle: Palestina, Transjordanië en delen van Irak kwamen onder Britse invloed.
- Franse Controle: Syrië en Libanon werden toegewezen aan Frankrijk.
Dit betekende dat de Arabieren, ondanks hun bijdrage aan de overwinning op de Ottomanen, geen controle kregen over de gebieden waarvoor ze hadden gevochten. Het leidde tot conflicten in de jaren daarna, waaronder de opkomst van verschillende onafhankelijkheidsbewegingen in de regio.
De Balfourverklaring (1917) en de Joodse Vestiging in Palestina
Naast het verraad van de Sykes-Picot-overeenkomst was de Balfourverklaring van 1917 een ander punt van conflict. In deze verklaring ondersteunde Groot-Brittannië de oprichting van een “nationaal tehuis” voor het Joodse volk in Palestina. Dit werd door de Arabieren gezien als een bedreiging voor hun aspiraties en legde de basis voor toekomstige conflicten in het gebied.
Gevolgen voor de Hasjemitische Dynastie
Hoewel de Arabische Opstand uiteindelijk niet leidde tot de oprichting van een verenigde Arabische staat, kregen de Hasjemieten wel belangrijke posities. Faisal werd in 1920 kort koning van Syrië en later koning van Irak. Abdullah werd koning van Transjordanië (het latere Jordanië). Desondanks bleef de wrok over het verraad door de Britten en Fransen bestaan en speelde deze een belangrijke rol in de politieke ontwikkelingen van het Midden-Oosten in de 20e eeuw.
Conclusie: De Invloed van de Arabische Opstand
De Arabische Opstand van 1916-1918 had verregaande gevolgen voor het Midden-Oosten en de wereldgeschiedenis. Hoewel de militaire operaties van de opstand, vooral de aanvallen op de Hejaz-spoorlijn en de Slag om Aqaba, een strategische bijdrage leverden aan de nederlaag van het Ottomaanse Rijk, bleef de politieke beloning voor de Arabieren uit. De geheime afspraken tussen Groot-Brittannië en Frankrijk in de Sykes-Picot-overeenkomst zorgden ervoor dat de onafhankelijkheidsdromen van de Arabische nationalisten werden gefrustreerd.
De Hasjemitische dynastie kreeg weliswaar koninklijke posities in Irak en Transjordanië, maar de verdeeldheid en de opkomst van nieuwe grootmachten in de regio voorkwamen de vorming van een groot Arabisch rijk. De wrok over de Britse en Franse beloftes heeft sindsdien bijgedragen aan de politieke instabiliteit in het Midden-Oosten. De Arabische Opstand wordt vaak gezien als de geboorte van het moderne Arabisch nationalisme en blijft een belangrijk historisch symbool in de Arabische wereld.
Hoofdpunten van de Opstand
- Aanleiding: De opstand werd aangewakkerd door de McMahon-Hussein correspondentie, waarin de Britten steun beloofden voor Arabische onafhankelijkheid.
- Militaire successen: De verovering van strategische steden zoals Mekka, Ta’if en Aqaba, en de verstoringen van de Hejaz-spoorlijn verzwakten de Ottomaanse verdediging aanzienlijk.
- Rol van buitenlandse mogendheden: De Britten en Fransen ondersteunden de opstand zowel militair als financieel, maar hun geheime afspraken leidden tot het verraad aan de Arabische zaak.
- Gevolgen: De opstand droeg bij aan de opdeling van de voormalige Ottomaanse gebieden en de vorming van nieuwe staten, maar ook aan politieke instabiliteit en langdurige conflicten in de regio.
Betekenis voor het Arabisch Nationalisme
De opstand legde de basis voor de Arabische onafhankelijkheidsbewegingen die in de jaren daarna zouden opkomen. Hoewel veel van de ambities van de opstand niet direct werden gerealiseerd, blijft het een belangrijk referentiepunt voor de moderne geschiedenis van het Midden-Oosten.
Bronnen en meer informatie
- Afbeelding: Paul Castelnau , Public domain, via Wikimedia Commons
- Murphy, David (2008). The Arab Revolt 1916-18: Lawrence Sets Arabia Ablaze. London: Osprey Publishing. ISBN 978-1-84603-339-1.
- Antonius, George (1939). The Arab Awakening: The Story of the Arab National Movement. Philadelphia: J.B. Lippincott. JSTOR 45197139.
- Korda, Michael (2010). Hero: The Life and Legend of Lawrence of Arabia. New York: HarperCollins. ISBN 978-0-06-171261-6.
- Khalidi, Rashid (1991). The Origins of Arab Nationalism. New York: Columbia University Press. ISBN 978-0-231-07435-3.
- Erickson, Edward J. (2001). Ordered to Die: A History of the Ottoman Army in the First World War. Westport, CT: Greenwood Press. ISBN 978-0-313-31516-9.
- Bronnen Mei1940