David Cohen: Een leven in dienst van de Joodse gemeenschap

David Cohen was een Nederlands zionist, classicus en voorzitter van de Joodse Raad tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog.
David Cohen was een Nederlands zionist, classicus en voorzitter van de Joodse Raad tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog.

David Cohen (31 december 1882, Deventer; † 3 september 1967, Amsterdam) was een vooraanstaande Nederlandse zionist, classicus en papyroloog, die vooral bekend werd vanwege zijn rol als medevoorzitter van de Joodse Raad tijdens de Duitse bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Zijn leven en werk weerspiegelen de complexe en vaak tragische geschiedenis van het Europese jodendom in de eerste helft van de 20e eeuw. Cohen’s inzet voor de Joodse gemeenschap, zowel in Nederland als internationaal, maakte hem tot een controversiële maar invloedrijke figuur in deze donkere periode van de geschiedenis.

Vroege leven en academische carrière

David Cohen werd geboren op 31 december 1882 in Deventer, Nederland, in een tijd waarin de Joodse gemeenschap in Nederland een relatief rustige en welvarende periode doormaakte. Hij volgde zijn middelbare schoolopleiding aan het gymnasium in zijn geboortestad, waar hij uitblonk in klassieke talen. Na het behalen van zijn diploma vervolgde Cohen zijn studie in klassieke literatuur aan de universiteiten van Leiden, Leipzig en Göttingen. Zijn academische loopbaan nam een hoge vlucht toen hij in 1912 promoveerde en al snel een positie als leraar en later rector aan het Nederlandsch Lyceum in Den Haag verwierf.

Cohen’s academische interesse lag voornamelijk bij de oude geschiedenis en papyrologie, de studie van oude papieren documenten, vooral uit de Griekse en Romeinse tijd. Hij combineerde zijn academische werk met zijn rol als privaatdocent, waarbij hij in 1923 een invloedrijke lezing gaf in Groningen over de “Griekse Papyrologie en de Betekenis voor de Kennis van de Antieke Geschiedenis”. Zijn specialisatie in papyrologie, een relatief nieuw en gespecialiseerd vakgebied, maakte hem tot een toonaangevende expert in Nederland.

Professor en zionist

In 1924 werd Cohen benoemd tot hoogleraar in Leiden, waar hij zijn expertise op het gebied van de oude geschiedenis verder ontwikkelde. Hij bleef in deze functie tot 1926, waarna hij zijn loopbaan voortzette aan de Universiteit van Amsterdam als hoogleraar Oude Geschiedenis. Cohen’s academische carrière kende een onderbreking tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar na de oorlog hervatte hij zijn werk tot aan zijn emeritaat in 1953. Ondanks zijn toewijding aan de academische wereld, lag Cohen’s hart ook bij de zionistische beweging. Al vanaf 1904 was hij actief betrokken bij zionistische activiteiten, waar hij vooral jonge mensen stimuleerde om zich in te zetten voor de Joodse zaak. Hij was sponsor van zowel de Joodse jeugdbeweging als zionistische studentenverenigingen en zette zich in voor de ondersteuning van Joodse vluchtelingen, met name tijdens en na de Eerste Wereldoorlog.

Met de opkomst van Adolf Hitler in Duitsland, verschoof Cohen’s aandacht naar de dreiging die het nationaalsocialisme vormde voor de Joodse gemeenschap in Europa. Zijn bezorgdheid over de toenemende vervolging en discriminatie leidde in 1933 tot de oprichting van het Jewish Central Information Office (JCIO) in samenwerking met de Duitse Jood Alfred Wiener. Dit kantoor speelde een cruciale rol in het informeren van zowel Joodse gemeenschappen als de bredere internationale gemeenschap over de gevaren van het naziregime.

De oprichting van het Jewish Central Information Office

In 1933, in reactie op de toenemende dreiging van het nationaalsocialisme in Duitsland, nam David Cohen samen met de gevluchte Duitse Jood Alfred Wiener het initiatief om het Jewish Central Information Office (JCIO) op te richten. Het JCIO, gevestigd in Amsterdam, was bedoeld als een informatiecentrum dat gegevens verzamelde over de politieke en sociale ontwikkelingen in nazi-Duitsland, met speciale aandacht voor het antisemitische beleid van de regering onder Adolf Hitler.

De missie van het JCIO was tweeledig: enerzijds wilde het de Joodse gemeenschappen in Europa en daarbuiten waarschuwen voor de gevaren die hen te wachten stonden, anderzijds probeerde het internationale media, overheden en inlichtingendiensten te informeren en bewust te maken van de groeiende dreiging. Wiener, die eerder had gewerkt bij de Centralverein deutscher Staatsbürger jüdischen Glaubens (Centrale Vereniging van Duitse Staatsburgers van Joodse Geloof), fungeerde als directeur van het JCIO, terwijl Cohen de rol van voorzitter op zich nam.

Informatieverspreiding en internationale betrokkenheid

Tussen 1934 en 1939 slaagde het JCIO erin om ongeveer 1.200 persberichten en andere publicaties te verspreiden, waarin werd gerapporteerd over de toenemende discriminatie en vervolging van Joden in Duitsland. Deze publicaties omvatten gedetailleerde beschrijvingen van antisemitische incidenten, zoals de beruchte Kristallnacht van november 1938, waarbij Joodse winkels, synagogen en huizen in heel Duitsland werden aangevallen en vernield.

De invloed van het JCIO strekte zich uit tot ver buiten Nederland. Cohen en Wiener onderhielden nauwe contacten met Joodse organisaties, journalisten en overheidsfunctionarissen in andere landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Door deze internationale contacten hoopten zij de wereldwijde publieke opinie te beïnvloeden en politieke druk uit te oefenen op nazi-Duitsland om de vervolging van Joden te stoppen.

De inspanningen van het JCIO om de wereld te waarschuwen voor de gevaren van het nationaalsocialisme waren echter niet voldoende om de catastrofe die zou volgen te voorkomen. Ondanks hun gewaarschuw en de schokkende rapporten die het JCIO publiceerde, slaagden de nazi’s erin hun vernietigingsbeleid uit te voeren, wat uiteindelijk leidde tot de Holocaust.

Rol in de Tweede Wereldoorlog

Met de inval van nazi-Duitsland in Nederland in mei 1940 en de daaropvolgende bezetting, veranderde het leven van David Cohen drastisch. De Duitse bezetters zagen al snel de noodzaak in van een centrale organisatie die hen zou helpen om controle te houden over de Joodse bevolking in Nederland. Op 12 februari 1941 werd Cohen, samen met Abraham Asscher, door de Duitsers aangesteld als medevoorzitter van de Joodse Raad (Joodse Raad voor Amsterdam), een gedwongen organisatie die later verantwoordelijk werd voor de gehele Joodse bevolking in Nederland.

De Joodse Raad kreeg de opdracht om Joodse inwoners te registreren en hen te voorzien van transportdocumenten en vermogenserklaring voor de gedwongen “arbeidsinzet” in Duitsland. Cohen en Asscher stonden voor een duivels dilemma: enerzijds probeerden ze zoveel mogelijk Joden uit handen van de nazi’s te houden door vrijstellingen te regelen, anderzijds werden ze geconfronteerd met de onvermijdelijkheid van deportatie en vernietiging.

Het conflict en de tragiek van de Joodse Raad

De Joodse Raad, onder leiding van David Cohen en Abraham Asscher, stond voortdurend onder druk van de Duitse bezetters om mee te werken aan de uitvoering van hun beleid. In juni 1942 eiste de Zentralstelle für jüdische Auswanderung in Amsterdam, onder leiding van Ferdinand aus der Fünten, de medewerking van de Joodse Raad bij de organisatie van de deportatie van Joden naar de concentratie- en vernietigingskampen in Oost-Europa. De Raad moest zorgen voor de benodigde documenten en ervoor zorgen dat de betrokkenen zich verzamelden voor transport.

Cohen en Asscher verkeerden in een moreel en praktisch dilemma. Hoewel zij probeerden om de voorwaarden van de Duitsers te verzachten—bijvoorbeeld door te onderhandelen over leeftijdsgrenzen, uitzonderingen voor bepaalde beroepsgroepen, en de mogelijkheid voor families om bij elkaar te blijven—werden deze toezeggingen zelden of nooit nagekomen. Ondanks hun pogingen om het lot van de Nederlandse Joden te verzachten, werden zij al snel geconfronteerd met de harde realiteit dat zij, bewust of onbewust, medeplichtig werden gemaakt aan het uitvoeringsbeleid van de nazi’s.

De activiteiten van de Joodse Raad bleken uiteindelijk ineffectief in het voorkomen van de deportatie van Nederlandse Joden. Tussen juli 1942 en september 1943 werden tienduizenden Joden gedeporteerd naar Westerbork en vervolgens naar Auschwitz en Sobibor, waar de meesten werden vermoord. De rol van de Joodse Raad, en daarmee ook die van Cohen, werd na de oorlog onderwerp van intense discussie en controverse. Sommigen zagen hen als slachtoffers van een onmogelijke situatie, terwijl anderen hen beschuldigden van collaboratie met de nazi’s.

Deportatie en overleven

Op 23 september 1943 werd David Cohen, samen met andere leden van de Joodse Raad, gearresteerd en gedeporteerd naar het doorgangskamp Westerbork. Vanaf daar werd hij overgebracht naar het getto van Theresienstadt, waar hij samen met andere prominente Joden werd vastgehouden. In Theresienstadt werd Cohen in september 1944 lid van de Ältestenrat, een raad van Joodse ouderen die onder toezicht van de nazi’s toezicht hield op de interne aangelegenheden van het getto.

Cohen overleefde de oorlog in Theresienstadt en werd in mei 1945 door de geallieerden bevrijd. Zijn ervaringen tijdens de bezetting en zijn rol in de Joodse Raad hadden hem echter diep getekend. Na de bevrijding keerde hij terug naar Nederland, waar hij onmiddellijk werd gearresteerd op beschuldiging van collaboratie met de Duitse bezetters. Hoewel het strafrechtelijk onderzoek tegen hem uiteindelijk werd stopgezet, bleef zijn naam verbonden aan de controversiële rol van de Joodse Raad.

In 1947 werd Cohen door een joods religieus gerechtshof veroordeeld voor collaboratie, en hem werd verboden om nog langer functies binnen de Joodse gemeenschap te bekleden. Dit oordeel werd in 1950 geannuleerd, maar Cohen trok zich desondanks terug uit het openbare leven en uit de Joodse gemeenschap. In 1955 publiceerde hij zijn memoires, “Flüchtling und Vagabund”, waarin hij zijn handelingen tijdens de bezetting probeerde te rechtvaardigen en zijn kijk op de gebeurtenissen uiteenzette.

Nalatenschap en controverse

David Cohen’s leven en werk blijven tot op de dag van vandaag onderwerp van discussie. Zijn rol in de Joodse Raad tijdens de Duitse bezetting van Nederland wordt door sommigen gezien als een noodlottige poging om het onmogelijke te bereiken: het redden van levens binnen een systeem dat gericht was op vernietiging. Anderen beschuldigen hem echter van collaboratie, waarbij ze wijzen op de morele dilemma’s waarmee hij en andere leden van de Joodse Raad werden geconfronteerd. Cohen’s verdediging was dat hij, binnen de beperkingen die hem werden opgelegd, alles in het werk stelde om zoveel mogelijk Joodse levens te redden. Toch kon hij niet voorkomen dat tienduizenden Nederlandse Joden werden gedeporteerd en vermoord.

Na zijn terugkeer naar Nederland en de daaropvolgende vrijspraak in het strafrechtelijk onderzoek, hernam Cohen zijn academische carrière aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij bleef werken tot zijn pensioen in 1953. Hoewel hij zich terugtrok uit het publieke Joodse leven, bleef hij actief op het gebied van klassieke studies en de geschiedenis van het Hellenisme. Zijn publicatie van zijn memoires in 1955 was een poging om zijn rol tijdens de oorlog te verantwoorden en zijn perspectief op de gebeurtenissen vast te leggen. Het boek “Flüchtling und Vagabund” geeft een inkijk in de complexe keuzes en morele dilemma’s waarmee Cohen werd geconfronteerd tijdens de bezetting.

Conclusie

David Cohen was een man die, ondanks zijn diepe toewijding aan de Joodse gemeenschap en zijn aanzienlijke intellectuele bijdragen aan de academische wereld, zijn leven zag overschaduwd door de tragische gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. Zijn rol in de Joodse Raad blijft controversieel, waarbij zijn acties zowel worden verdedigd als bekritiseerd. Wat echter niet kan worden betwist, is zijn inzet om het Joodse volk te dienen, zowel in zijn academische werk als in zijn leiderschap tijdens een van de donkerste periodes in de Europese geschiedenis.

Cohen’s nalatenschap is er een van complexiteit en tragiek, waarin zijn wetenschappelijke bijdragen en zijn pogingen om zijn gemeenschap te beschermen, naast de schaduw van collaboratie staan. Zijn leven illustreert de morele uitdagingen en de onmogelijke keuzes die veel Joodse leiders tijdens de Holocaust moesten maken. Zijn werk en leven blijven een belangrijk onderwerp van studie en reflectie voor historici en iedereen die geïnteresseerd is in de geschiedenis van het Europese jodendom.

Bronnen en meer informatie

  1. Hagen, Piet. De Joodse Raad: De Ondraaglijke Last van Leiderschap in Oorlogstijd. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2007.
  2. Cohen, David. Flüchtling und Vagabund. Amsterdam: Querido, 1955.
  3. Wiener, Alfred. My Opposition: The Diary of Friedrich Kellner – A German against the Third Reich. Cambridge: Cambridge University Press, 2001.
  4. Presser, Jacques. Ondergang: De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945. Den Haag: Staatsuitgeverij, 1965.
  5. Bronnen Mei1940
  6. Afbeelding: Unknown photographer (N.V. Vereenigde Fotobureaux / Rijksuniversiteit Leiden), Public domain, via Wikimedia Commons