
Charles Emmanuel Marie Mangin werd geboren op 6 juli 1866 in Sarrebourg, destijds een deel van het Duitse Keizerrijk. Na een eerste mislukte poging om toegelaten te worden tot de prestigieuze militaire academie Saint-Cyr, trad hij in 1885 toe tot het 77e Infanterieregiment. Een jaar later, in 1886, werd hij alsnog toegelaten tot Saint-Cyr. Hij behaalde in 1888 de rang van tweede luitenant en voegde zich bij het 1e Regiment Mariniers, gestationeerd in Cherbourg.
Inhouds opgave
Militaire campagnes in Afrika
Mangins vroege carrière werd sterk beïnvloed door zijn deelname aan militaire expedities in Afrika. Hij werd in 1889 naar Soedan gestuurd onder leiding van Jean-Baptiste Marchand. Hij verwierf extra ervaring in gebieden als Mali en Frans Noord-Afrika, waar hij de Bambara-taal leerde, een veelgebruikte taal in Mali. Tijdens deze campagnes raakte hij drie keer gewond, wat zijn veerkracht en toewijding benadrukte. In 1892 keerde hij terug naar Frankrijk. Zijn bijdrage aan de campagnes leverde hem in 1893 de titel Ridder in het Legioen van Eer op.
In 1898 sloot hij zich aan bij de expeditie van Marchand naar Fashoda. Deze missie markeerde een belangrijke periode in de koloniale geschiedenis en versterkte zijn reputatie als avontuurlijk en bekwaam officier. In 1900 werd hij benoemd tot Officier in het Legioen van Eer en kreeg hij het bevel over een bataljon in Tonkin (Vietnam) van 1901 tot 1904.
De Franse koloniale visie en La Force Noire
Een belangrijk onderdeel van Mangins loopbaan was zijn visie op de rol van koloniale troepen. In 1910 publiceerde hij zijn werk La Force Noire, waarin hij pleitte voor de grootschalige inzet van Afrikaanse koloniale troepen in een toekomstig Europees conflict. Hij zag in deze troepen een waardevolle aanvulling op het Franse leger, vooral vanwege hun fysieke uithoudingsvermogen en discipline, eigenschappen die volgens Mangin essentieel waren voor langdurige oorlogvoering.
Rol in Senegal en bevordering tot luitenant-kolonel
Tussen 1906 en 1908 diende Mangin in Senegal, waar hij werkte onder generaal Audéoud. Zijn tijd in Frans West-Afrika droeg bij aan zijn overtuiging dat Afrikaanse soldaten een cruciale rol konden spelen in de Franse oorlogsstrategie. In 1905 werd hij bevorderd tot luitenant-kolonel en later diende hij als bevelhebber van verschillende koloniale eenheden. Mangin bleef pleiten voor een sterke inzet van deze troepen, ondanks de weerstand die hij ondervond van politieke en militaire tegenstanders binnen Frankrijk.
De Eerste Wereldoorlog: Opkomst en tegenslagen
Begin van de oorlog en de slag bij Charleroi
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 nam Mangin snel verantwoordelijkheid over verschillende infanteriedivisies. Zijn eerste belangrijke inzet was tijdens de Slag bij Charleroi in augustus 1914, waar hij zijn eenheden leidde in felle gevechten tegen het Duitse leger. Hoewel de slag eindigde in een terugtrekking van de Franse troepen, gaf het Mangin de kans om zijn tactische inzicht en vastberadenheid te tonen.
In de daaropvolgende jaren van de oorlog bleef hij vooruitgang boeken. In 1916 werd hij ingezet bij de Slag om Verdun, een van de bloedigste gevechten van de oorlog. Verdun was een symbool van Franse vastberadenheid, en Mangins betrokkenheid hielp hem zijn reputatie te verstevigen als een generaal die bereid was risico’s te nemen.
Nivelle-offensief en ontslag
Een van de meest controversiële periodes in zijn carrière kwam in 1917 met het Nivelle-offensief. Het offensief, geleid door generaal Robert Nivelle, had tot doel de Duitse linies snel te doorbreken. Mangin, een van de voornaamste voorstanders van deze strategie, kreeg de leiding over het Zesde Leger dat de hoofdaanval uitvoerde. Het offensief bleek echter een catastrofe; de zware verliezen leidden tot politieke onrust in Frankrijk en een massale staking van soldaten aan het front. Als gevolg hiervan werd zowel Nivelle als Mangin uit hun functies ontheven.
Herstel en de Slag aan de Marne
Na het Nivelle-offensief werd Mangin in eerste instantie aan de kant geschoven. Zijn militaire carrière leek voorbij totdat Ferdinand Foch, als geallieerd opperbevelhebber, hem opnieuw een kans gaf. Mangin kreeg het bevel over het 11e Legerkorps en later over het Tiende Leger. Zijn rol tijdens de Tweede Slag aan de Marne in juli 1918 was van groot belang voor het Franse tegenoffensief. Mangins eenheden werkten nauw samen met Amerikaanse troepen en wisten het Duitse leger terug te dringen. Dit tegenoffensief was een van de belangrijkste momenten in de geallieerde overwinning aan het westfront.
Zijn visie dat oorlogvoering altijd gepaard gaat met grote verliezen kwam tot uitdrukking in zijn bekende uitspraak: “Quoi qu’on fasse, on perd beaucoup de monde” (“Wat je ook doet, je verliest veel mensen”). Dit onderstreepte zijn pragmatische, maar controversiële benadering van gevechtsstrategieën.
Het einde van de oorlog en bezetting van de Rijn
Na de wapenstilstand van november 1918 kreeg Mangin de opdracht om de Rijnstreek te bezetten met zijn Tienmiljoenste Leger, inclusief Senegalese Tirailleurs die hij specifiek had opgevraagd. Zijn aanwezigheid in de regio was niet alleen militair, maar ook politiek beladen. Mangin hoopte de oprichting van een pro-Franse Rijnrepubliek te bevorderen om te voorkomen dat Duitsland het westelijke Rijnoevergebied zou heroveren. Dit beleid stuitte op weerstand van zowel Duitse als internationale politici.
Het ‘Zwarte Schrikbeeld’ op de Rijn
Een belangrijk punt van controverse was de aanwezigheid van Afrikaanse soldaten in het bezettingsleger. In Duitsland ontstond het gerucht dat Mangin met opzet Senegalese soldaten had ingezet om de Duitse bevolking te vernederen. Dit leidde tot wat bekend werd als het ‘Zwarte Schrikbeeld op de Rijn’, een morele paniek die werd aangewakkerd door propaganda en racistische vooroordelen. Hoewel veel van de beschuldigingen overdreven of onjuist waren, bleef Mangin een symbool van deze spanningen.
Overlijden en nalatenschap
Mangin keerde terug naar Frankrijk waar hij werd benoemd tot lid van de Opperste Militaire Raad en inspecteur-generaal van de koloniale troepen. Zijn carrière werd abrupt beëindigd toen hij op 9 mei 1925 ernstig ziek werd in zijn huis in Parijs. Na enkele dagen van verlammingsverschijnselen en pijn overleed hij op 12 mei 1925. Er werd gespeculeerd dat hij mogelijk vergiftigd was, maar de officiële doodsoorzaak werd vastgesteld als een combinatie van een beroerte en blindedarmontsteking.
Zijn stoffelijk overschot werd in 1932 bijgezet in de monumentale crypte van Les Invalides in Parijs, een eer die alleen aan vooraanstaande militaire leiders wordt toegekend.
Vernietiging en heroprichting van zijn standbeeld
In 1928 werd er ter ere van Mangin een bronzen standbeeld geplaatst op de Place Denys-Cochin in Parijs, vervaardigd door beeldhouwer Maxime Real del Sarte. Na de Duitse bezetting van Parijs in juni 1940 gaf Adolf Hitler persoonlijk opdracht om het standbeeld te vernietigen vanwege Mangins betrokkenheid bij de bezetting van de Rijn. Het beeld werd door een Duits sloopteam opgeblazen, en het brons werd deels omgesmolten.
In 1957 werd een nieuw standbeeld onthuld aan de nabijgelegen Avenue de Breteuil, als erkenning voor zijn bijdrage aan de Franse geschiedenis.
Gezinsleven
Charles Mangin trouwde tweemaal. Zijn eerste huwelijk met Madeleine Jagerschmidt eindigde tragisch in 1901 toen zij overleed tijdens de bevalling van een doodgeboren kind. Drie jaar lang verkeerde Mangin in een emotionele crisis totdat hij Antoinette Cavaignac ontmoette. Zij was de dochter van de voormalige minister Godefroy Cavaignac. Het paar trouwde in 1905 en kreeg acht kinderen. Een van zijn zonen, Stanislas Mangin, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog een lid van het Franse verzet.
Decoraties en onderscheidingen
Mangin ontving talrijke onderscheidingen, zowel uit Frankrijk als uit andere landen, waaronder:
- Légion d’honneur: Grootkruis (1919)
- Médaille militaire (1925)
- Croix de guerre 1914–1918
- Distinguished Service Medal (VS)
- Companion of the Order of the Bath (VK)
Zijn decoraties weerspiegelden de erkenning van zijn militaire verdiensten in zowel Frankrijk als internationaal.
Publicaties
Mangin was ook een productief schrijver. Zijn werken weerspiegelen zijn militaire inzichten en zijn overtuigingen over de inzet van koloniale troepen. Enkele van zijn belangrijkste werken zijn:
- La Force Noire (1910), waarin hij pleitte voor de inzet van Afrikaanse soldaten in Europese conflicten.
- Comment finit la guerre (1920), waarin hij terugblikte op de Eerste Wereldoorlog en zijn visie op een naoorlogse Franse dominantie uiteenzette.
- Souvenirs d’Afrique (1936), gebaseerd op zijn ervaringen in de koloniale legers.
Conclusie
Charles Mangin was een van de meest invloedrijke, maar ook omstreden Franse generaals van de Eerste Wereldoorlog. Zijn strategische visie, met name zijn inzet van koloniale troepen, heeft een blijvende impact gehad op de Franse militaire geschiedenis. Zijn carrière werd gekenmerkt door zowel militaire overwinningen als controverse, en zijn rol in de bezetting van de Rijnstreek bleef lang onderwerp van debat. Hoewel hij tijdens zijn leven zowel bewonderd als bekritiseerd werd, is zijn plaats in de Franse militaire geschiedenis onmiskenbaar.
Bronnen
- Afbeelding: National Archives and Records Administration , Public domain, via Wikimedia Commons
- Keegan, John (1998). The First World War. London: Hutchinson. ISBN 978-0-375-70045-3.
- Krause, Jonathan; Philpott, William (2023). French Generals of the Great War: Leading the Way. Barnsley: Pen & Sword Books. ISBN 978-1781592526.
- Evans, M. M. (2004). Battles of World War I. Select Editions. ISBN 1-84193-226-4.
- Heywood, Chester D. (1928). Negro combat troops in the world war. JSTOR 10.2307/2282253 (DOI).
- Nelson, Keith (1970). “The Black Horror on the Rhine: Race as a Factor in Post-World War I Diplomacy.” The Journal of Modern History, 42(4), 611. DOI: 10.1086/244041. S2CID 144070894.
- Bronnen Mei1940