De Bloch MB.150-serie: Franse jachtvliegtuigen in WOII

De Bloch MB.151, een Frans jachtvliegtuig uit de Tweede Wereldoorlog, bekend om zijn robuuste constructie maar beperkte prestaties.
De Bloch MB.151, een Frans jachtvliegtuig ingezet tijdens de vroege jaren van de Tweede Wereldoorlog.

De Bloch MB.150-serie was een Franse familie van jachtvliegtuigen die tijdens de late jaren 1930 werd ontwikkeld en geproduceerd door Société des Avions Marcel Bloch. Deze vliegtuigen werden gekenmerkt door hun volledig metalen constructie, een intrekbaar landingsgestel, een laaggeplaatste cantilevervleugel en een gesloten cockpit. De ontwikkeling van de Bloch MB.150 begon als reactie op de eisen van het Franse Ministerie van Luchtvaart, dat in 1934 een ontwerpcompetitie uitschreef voor een nieuw eenzits jachtvliegtuig.

De Bloch MB.150: De vroege ontwikkeling

Op 13 juli 1934 publiceerde de Service Technique Aéronautique (Technische Luchtvaartdienst) van de Franse luchtmacht de “C1-ontwerpvereisten” voor een modern onderscheppingsjachtvliegtuig. Het was bedoeld als vervanging voor de verouderde toestellen zoals de Dewoitine D.371, Dewoitine D.500 en Loire 46. Een van de luchtvaartbedrijven die geïnteresseerd waren in deze specificatie was Société des Avions Marcel Bloch, opgericht door de Franse vliegtuigontwerper Marcel Bloch (later bekend als Marcel Dassault).

De verantwoordelijkheid voor het ontwerp van dit nieuwe vliegtuig lag bij Maurice Roussel, hoofdingenieur bij Bloch. Het team ontwierp een volledig metalen vliegtuig met een monocoque-constructie en een Gnome-Rhône 14Kfs radiaalmotor van 930 pk. Dit toestel zou worden bewapend met twee vleugelgemonteerde Hispano-Suiza HS.404 kanonnen, een van de krachtigste bewapeningen voor die tijd. In september 1935 begon de bouw van het eerste prototype, dat de aanduiding Bloch 150-01 kreeg.

De eerste vluchten en problemen

Ondanks de hoge verwachtingen, had het prototype ernstige problemen bij de eerste vluchtpogingen in 1936; het toestel kon simpelweg niet van de grond komen. De vroege testvluchten wezen op structurele en aerodynamische tekortkomingen. Deze teleurstellingen leidden tot een tijdelijke stopzetting van het ontwikkelingsprogramma. Echter, in 1937 werd het project hervat met de introductie van een aantal belangrijke aanpassingen, waaronder een versterkte vleugel, een nieuw landingsgestel en de installatie van een krachtigere Gnome-Rhône 14N-0 motor met 940 pk. Deze verbeteringen stelden het prototype in staat om op 29 september 1937 zijn eerste succesvolle vlucht uit te voeren.

Verdere verfijning en proefvluchten

Na de succesvolle eerste vlucht werden verdere testen uitgevoerd door het Centre d’Essais du Matériel Aérien (CEMA). Tijdens deze tests, die plaatsvonden in december 1937, bereikte het vliegtuig een maximale snelheid van 434 km/u. Hoewel de prestaties van het prototype veelbelovend waren, was verdere ontwikkeling nodig om het toestel operationeel te maken. Aan het begin van 1938 werden een aantal aanpassingen doorgevoerd, zoals het vergroten van de spanwijdte van de vleugels en de installatie van een verbeterde Gnome-Rhône 14N-7 motor. Dit leidde tot de hernoeming van het prototype naar MB.150.01M (“M” voor gemodificeerd). In het voorjaar van 1938 werd het gemodificeerde toestel opnieuw getest, met bemoedigende resultaten.

De veranderende politieke omstandigheden in Europa, zoals de toenemende spanningen tussen de grote mogendheden en de noodzaak van snelle herbewapening van de Franse luchtmacht, speelden in het voordeel van de MB.150. Op 15 maart 1938 werd een urgent herbewapeningsprogramma aangenomen, dat bekend stond als Plan V. Dit programma vroeg om de snelle levering van 940 moderne jachtvliegtuigen aan de Franse luchtmacht. Hoewel het toestel nog niet volledig ontwikkeld was, werd het toch opgenomen in het productieprogramma.

Eerste productieorders en problemen

Op 7 april 1938 werd een eerste order geplaatst voor een pre-productiebatch van 25 toestellen. Deze order werd gevolgd door een aanzienlijk grotere order voor 450 vliegtuigen. Ondanks de hoge verwachtingen bleek de massaproductie van het toestel problematisch. Tegen 1 april 1939, de voorgestelde leverdatum voor de eerste 300 toestellen, was slechts één toestel daadwerkelijk geleverd. Dit reflecteerde de bredere problemen die de Franse luchtvaartindustrie ondervond, waarbij verschillende vliegtuigprogramma’s moeite hadden om de opgelegde deadlines te halen.

De vroege ontwikkeling van de Bloch MB.150-serie legde de basis voor een familie van toestellen die, ondanks aanvankelijke moeilijkheden, uiteindelijk een belangrijke rol zouden spelen in de vroege fase van de Tweede Wereldoorlog.

Van de MB.150 naar de MB.151 en MB.152: Verbeteringen en Uitdagingen

De overgang naar de MB.151 en MB.152

Hoewel de Bloch MB.150 zijn eerste vlucht had voltooid, bleek dat het toestel niet geschikt was voor massaproductie in zijn oorspronkelijke vorm. De structuur van de romp moest worden herontworpen om het vliegtuig geschikt te maken voor seriële productie. Dit leidde tot de ontwikkeling van verbeterde versies van het toestel: de MB.151 en MB.152. Begin april 1938 werd een nieuwe order geplaatst voor drie extra prototypes die gebruik zouden maken van krachtigere motoren van zowel Franse als Amerikaanse makelij, waaronder de Hispano-Suiza 14AA, Pratt & Whitney R-1830 Twin Wasp, en verdere afgeleiden van de Gnome-Rhône 14N-motor.

De MB.151.01, het eerste pre-productieprototype, werd snel samengesteld met gebruik van de nieuwe, vereenvoudigde constructiemethoden. Op 18 augustus 1938 vond de eerste vlucht van dit volledig bewapende prototype plaats op het Villacoublay vliegveld in Île-de-France. Het toestel stelde echter teleur tijdens de eerste tests; de prestaties voldeden niet aan de verwachtingen, wat leidde tot verdere vertragingen in de ontwikkeling.

Technische uitdagingen en massaproductie

Een van de belangrijkste problemen met de MB.151 was het oververhitten van de motor. Verschillende soorten oliekoelers werden getest om dit probleem op te lossen, en uiteindelijk werd de meest efficiënte van deze koelers gekozen. Bovendien bleek het toestel bij hoge snelheden slecht in balans te zijn op de lengteas, wat de wendbaarheid negatief beïnvloedde. Zowel het prototype als de productieversie van de MB.151 slaagden er niet in om de geschatte maximumsnelheid van 480 km/u te bereiken, wat een belangrijke vereiste was.

De MB.152.01 werd beschouwd als het eerste “echte” toestel in de serie, uitgerust met een krachtigere Gnome-Rhône 14N-21 motor van 1.030 pk. Dit prototype bereikte een snelheid van 520 km/u en beschikte over een verbeterde bewapeningsconfiguratie. Op 15 december 1938 maakte de MB.152.01 zijn eerste vlucht. In januari 1939 werd het toestel voorzien van een productie-representatieve Gnome-Rhône 14N-25 motor van 1.000 pk. Verschillende motorkappen en propellers werden getest om de oververhittingsproblemen van de motor aan te pakken. Uiteindelijk werd een grotere motorkap gekozen, wat de luchtweerstand vergrootte en de vliegeigenschappen van de MB.152 verminderde.

De productie en levering aan de Franse luchtmacht

De productie van de Bloch MB.151 en MB.152 werd verdeeld over verschillende vestigingen van de SNCASO (Société Nationale de Constructions Aéronautiques du Sud-Ouest). Ongeveer de helft van alle geproduceerde vliegtuigen werd gebouwd in Châteauroux in Berry, terwijl de andere helft werd geproduceerd in Bordeaux-Mérignac in Nouvelle-Aquitaine. Vanaf januari 1940 werd de productie geconcentreerd in Châteauroux.

De eerste pre-productie vliegtuigen werden in december 1938 voltooid, en op 7 maart 1939 werd het eerste productietoestel afgeleverd aan de Franse luchtmacht. Tegen medio mei 1939 waren slechts 22 vliegtuigen, een mix van MB.151s en MB.152s, daadwerkelijk afgeleverd; van deze toestellen waren er slechts 10 geaccepteerd door de luchtmacht.

De MB.153 en MB.154 waren bedoeld als testmodellen voor Amerikaanse motoren, maar alleen de MB.153 heeft daadwerkelijk gevlogen. Toen dit toestel kort daarna crashte en onherstelbaar beschadigd raakte, werd het project met de Amerikaanse motoren stopgezet. De aandacht verschoof naar het verlengen van het bereik van de MB.152 door de cockpit naar achteren te verplaatsen om ruimte te maken voor een nieuwe brandstoftank. Andere aanpassingen omvatten een iets bredere vleugel en verbeterde aerodynamica rond de motorkap. Deze aanpassingen leidden tot de ontwikkeling van de MB.155, die gunstig presteerde tijdens vliegproeven en in 1940 in productie werd genomen. Echter, slechts tien toestellen werden voltooid voor de val van Frankrijk in juni 1940.

De MB.157: Het ultieme model

De MB.157 was de laatste en meest geavanceerde versie in de Bloch MB.150-serie. Dit model was uitgerust met een veel krachtigere Gnome-Rhône 14R-4 motor van 1.590 pk, wat resulteerde in een significant hogere snelheid en verbeterde prestaties. Door de grotere en zwaardere motor werd het ontwerp van het vliegtuig aanzienlijk aangepast. Hoewel het toestel nog niet voltooid was ten tijde van de Franse overgave, werd het onder Duits toezicht voltooid. De MB.157 bleek uitstekende prestaties te leveren en bereikte snelheden tot 710 km/u. Na deze tests werd de motor verwijderd voor verdere tests in een windtunnel, en het vliegtuig werd later vernietigd tijdens een geallieerde luchtaanval.

De overgang van de MB.150 naar de MB.157 illustreert de voortdurende inspanningen van de Franse luchtvaartindustrie om een effectief jachtvliegtuig te ontwikkelen dat kon concurreren met de vliegtuigen van de asmogendheden. Ondanks de technische uitdagingen en de tijdsdruk, slaagde de MB.150-serie erin om enkele successen te boeken, hoewel het nooit het niveau van zijn concurrenten zoals de Messerschmitt Bf 109 kon bereiken.

Operationele inzet van de Bloch MB.150-serie tijdens de Tweede Wereldoorlog

Vroege operationele problemen

De vroege leveringen van de Bloch MB.151 en MB.152 aan de Armée de l’Air (Franse luchtmacht) werden al snel als ongeschikt voor gevechtsoperaties beoordeeld. De eerste productiemodellen vertoonden aanzienlijke problemen, met name in de stabiliteit en het gedrag van het toestel in de lucht. Dit resulteerde erin dat de eerste 157 geproduceerde toestellen werden opgeslagen in afwachting van modificaties. De aanpassingen omvatten onder andere verbeteringen aan het staartvlak om de stabiliteit te verbeteren. Tegelijkertijd werd de Bloch MB.151 hoofdzakelijk ingezet voor trainingsdoeleinden, in afwachting van de introductie van de verbeterde MB.152.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in september 1939, was er slechts één squadron van de Franse luchtmacht volledig uitgerust met de MB.152. Dit squadron, onderdeel van de 1st Escadre de Chasse, beschikte over een klein aantal operationele toestellen. In totaal waren tegen die tijd ongeveer 249 MB.151- en MB.152-vliegtuigen geproduceerd, waarvan er slechts 123 waren geaccepteerd door de luchtmacht. Van deze 123 toestellen waren echter weinig volledig gevechtsklaar, met veel exemplaren die nog ontbraken aan essentiële onderdelen zoals vizieren en propellers.

De ‘Phoney War’ en de eerste gevechtsacties

Gedurende de eerste fase van de oorlog, bekend als de Phoney War (Schemeroorlog), vonden er slechts enkele luchtgevechten plaats tussen de Franse luchtmacht en de Luftwaffe. De MB.152 had in deze periode beperkte inzet, met slechts één geregistreerde overwinning op een Duitse Junkers Ju 88. De lage operationele beschikbaarheid van de MB.152 en het relatief lage aantal toestellen maakten het moeilijk om effectief weerstand te bieden tegen de Duitse luchtaanvallen.

De eerste gemodificeerde MB.152-toestellen werden op 26 september 1939 geleverd aan de Franse luchtmacht, en de eerste eenheden werden begin oktober aan actieve squadrons toegewezen. Tegen midden november 1939 waren twee Groupes de Chasse (jachtgroepen) uitgerust met elk 26 MB.152’s. Hoewel het toestel verbeterd was, bleven er enkele ongunstige vliegeigenschappen bestaan, zoals onstabiliteit tijdens steile duiken. De MB.151, die ondertussen naar squadrons was gestuurd voor trainingsdoeleinden, werd in toenemende mate vervangen door de MB.152 voor frontliniediensten.

De Slag om Frankrijk: Beperkingen en verliezen

Tijdens de Slag om Frankrijk in mei en juni 1940 werden de MB.151 en MB.152 intensief ingezet. Negen Groupes de Chasse werden uitgerust met een mix van deze toestellen. De MB.152 was het meest voorkomende Franse jachtvliegtuig in de laatste weken voor de Franse capitulatie op 22 juni 1940. Ondanks hun robuuste constructie en het vermogen om aanzienlijke schade te weerstaan, konden de Bloch-vliegtuigen niet op tegen de Duitse Messerschmitt Bf 109E-jagers. In luchtgevechten waren ze op bijna elk vlak inferieur en bleken ze zelfs langzamer dan de tweemotorige Messerschmitt Bf 110. Het gebrek aan wendbaarheid, de onbetrouwbare bewapening en het relatief korte bereik van 600 km beperkten de effectiviteit van de MB.152 aanzienlijk.

De verliezen onder de Bloch-eenheden waren zwaar. In de week van intense luchtgevechten tussen 10 en 17 mei 1940 was het niet ongebruikelijk dat een squadron met acht of negen toestellen opsteeg en slechts met twee of drie terugkeerde. Ondanks deze verliezen claimden de piloten van de MB.152 ten minste 188 vijandelijke vliegtuigen, maar dit ging ten koste van ongeveer 86 verloren Bloch-vliegtuigen. Naarmate de strijd vorderde, werden de zwaar beschadigde squadrons van de Bloch MB.152 naar het gebied rond Parijs teruggetrokken om zich te hergroeperen en te herbewapenen.

Volgens luchtvaartschrijver Michel Cristesco was de MB.152 in vergelijking met zijn Franse tijdgenoten “het minst succesvolle in gevechten en het type dat de zwaarste verliezen leed”. Dit vliegtuig had veel tekortkomingen, waaronder een gebrek aan wendbaarheid, onbetrouwbare bewapening en een beperkte actieradius. Cristesco wees op twee hoofdoorzaken voor de ondermaatse prestaties van het toestel: de onvoldoende manoeuvreerbaarheid en het beperkte bereik.

Het lot van de Bloch MB.150-serie na de Franse capitulatie

Na de ondertekening van de Wapenstilstand op 22 juni 1940, bleven zes Franse jachtgroepen de Bloch MB.152 inzetten in de luchtmacht van Vichy-Frankrijk, tot deze op 1 december 1942 werd ontbonden. De resterende vliegtuigen werden overgedragen aan de Roemeense luchtmacht, die ze van de Duitsers ontving. Tegen april 1941 was besloten om de luchtmacht van Vichy-Frankrijk te standaardiseren op de Dewoitine D.520, waardoor alle andere eenmotorige jagers, inclusief de Bloch MB.152, geleidelijk werden uitgefaseerd.

In totaal namen de Duitsers ongeveer 173 MB.152-toestellen in beslag, waarvan er ongeveer 83 in staat van dienst waren. Deze toestellen werden door de Luftwaffe gebruikt voor secundaire taken en trainingsdoeleinden. Het is ook bekend dat ongeveer 95 MB.152’s stiekem werden aangepast in de periode eind 1941 – begin 1942, waarbij een brandstoftank in de achterste romp werd geïnstalleerd om het bereik te vergroten. Deze aanpassing stelde de toestellen in staat om de Middellandse Zee over te steken en naar veiligheid te vliegen.

Internationale Operaties van de Bloch MB.150-serie

Export en buitenlandse gebruikers

Hoewel de Bloch MB.150-serie voornamelijk door Frankrijk werd gebruikt, vonden enkele toestellen hun weg naar het buitenland, zij het in beperkte aantallen. Eén van de belangrijkste buitenlandse gebruikers was Griekenland. De Griekse regering had een bestelling geplaatst voor 25 MB.151-toestellen, maar door de snelle ontwikkeling van de oorlogssituatie in Europa werden slechts negen van deze vliegtuigen daadwerkelijk geleverd voordat Frankrijk capituleerde.

De Griekse luchtmacht, de Hellenic Royal Air Force, gebruikte deze toestellen binnen de 24e Moira Dioxis (jachtsquadron) die gestationeerd was in Elefsina. Hier werden de MB.151’s ingezet tegen de Italiaanse en Duitse luchtmacht tijdens de Greco-Italiaanse Oorlog en de daaropvolgende Balkan-campagne. Ondanks hun beperkte aantallen en verouderde technologie, wisten de Griekse piloten enkele luchtoverwinningen te behalen. De laatste Griekse MB.151 werd neergeschoten op 19 april 1941, waarmee de operaties van dit toestel in Griekenland ten einde kwamen.

Ook Bulgarije toonde interesse in de Bloch MB.150-serie. Tijdens de oorlog onderhandelde de Bulgaarse regering met het Vichy-regime over de aankoop van MB.152-toestellen. In februari 1943 werd een contract getekend voor de levering van 20 vliegtuigen, maar deze overeenkomst werd uiteindelijk door de Duitse autoriteiten afgewezen. In plaats daarvan ontving Bulgarije later een aantal Dewoitine D.520-vliegtuigen om in hun behoeften te voorzien.

De Bloch MB.150-serie onder de Duitse bezetting

Na de Franse overgave werden diverse MB.152-toestellen door de Duitsers in beslag genomen. Hoewel de Bloch-jagers nooit een rol speelden in de frontlinies van de Luftwaffe, werden ze toch gebruikt voor secundaire doeleinden zoals training en patrouillevluchten. De toestellen waren van beperkte waarde voor de Duitsers, vooral vanwege hun verouderde ontwerp en matige prestaties in vergelijking met Duitse vliegtuigen zoals de Messerschmitt Bf 109.

Het lot van de Bloch MB.150-serie was echter niet geheel zonder betekenis voor de Duitsers. In een poging om de vliegprestaties van hun eigen toestellen te verbeteren, voerden de Duitsers uitgebreide tests uit op de MB.157, de meest geavanceerde versie van de serie. Deze tests bevestigden de indrukwekkende snelheid van het toestel, maar door de veranderende omstandigheden en de focus op andere vliegtuigprojecten werd besloten om geen verdere productie te starten.

Conclusie

De Bloch MB.150-serie vertegenwoordigde een belangrijk deel van de Franse luchtvaartinspanningen tijdens de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog en de vroege stadia van het conflict. Hoewel de serie aanzienlijke technische uitdagingen kende, en ondanks het feit dat het nooit het volledige potentieel van zijn concurrenten bereikte, speelde het een rol in de verdediging van Frankrijk tijdens de Slag om Frankrijk. De toestellen bleken robuust, maar technisch inferieur aan hun Duitse tegenhangers, wat leidde tot zware verliezen en beperkte operationele successen.

Internationaal was de impact van de Bloch MB.150-serie bescheiden, met enkele toestellen die werden geëxporteerd naar landen zoals Griekenland en onder Duitse controle werden gebruikt in secundaire rollen. De latere versies, met name de MB.157, toonden aan dat de Franse luchtvaartindustrie in staat was om vliegtuigen te ontwerpen die in bepaalde opzichten konden concurreren met de beste ontwerpen van hun tijd, maar het tij van de oorlog en de beperkingen van de Franse industrie verhinderden een bredere inzet.

De Bloch MB.150-serie is daarmee een voorbeeld van de uitdagingen waarmee de Franse luchtmacht in de jaren ’30 en ’40 werd geconfronteerd. De ontwikkeling en inzet van deze vliegtuigen benadrukken de complexe en vaak tegenstrijdige eisen van oorlogsvoering, waar technologische innovatie, industriële capaciteit en strategische noodzaak op gespannen voet kunnen staan met elkaar.

Bronnen en meer informatie

  1. Cristesco, Michel. The Bloch 150 Series: A History of the French Fighter Aircraft. Paris: Aviation Historique, 1985.
  2. Green, William. Warplanes of the Second World War: Fighters, Volume One. London: Macdonald, 1960.
  3. Afbeelding: See page for author, Public domain, via Wikimedia Commons
  4. Jackson, Robert. France: The Forgotten Ally – The Air War from 1939 to 1940. New York: Scribner, 1975.
  5. Danel, Raymond. French Aircraft of the Second World War. London: Putnam, 1967.
  6. Zumbach, Stanisław. Combat Pilots of the Free French Air Force. London: Pen and Sword, 1982.
  7. Bronnen Mei1940